Rechtsgeschiedenis

Mensenrechten bij Cicero

R.R. Brouwer

Post thumbnail

In de ontstaansgeschiedenis van het begrip mensenrechten in de Grieks-Romeinse traditie neemt Cicero een bijzondere plaats in. Mede onder invloed van Antiochus van Ascalon paste Cicero de natuurrechtstheorie van de Stoa zo aan dat we in Over de Wetten, maar ook in Over de taken van een impliciet gebruik van het begrip kunnen spreken.

Overig | Rode draad | Historische wortels van het recht
december 2013
AA20130965

Montesquieu en de rechter

Een commentaar

H.G.F.M. de Kok

Boogaard en Uzman geven in hun bijdrage van januari 2015 een uiteenzetting van de rechtsvormende taak van de rechter en van de sterke ontwikkeling die deze taak de laatste jaren heeft ondergaan. Ter aanduiding van het contrast met deze rechtsvormende taak openen zij hun bijdrage met een schets van de beperkte taak die volgens hen door Montesquieu aan de rechter werd gelaten, namelijk het strikt volgen van de wet: ‘le juge est la bouche de la loi’. Deze aan Montesquieu toegedichte mechanische taakopvatting is vaak verkondigd en door veel elkaar opvolgende generaties nageschreven. Zo ook door Boogaard en Uzman. Zij is echter ten onrechte aan Montesquieu toegedicht. Daar zijn ook te weinig bewijzen voor, terwijl er wel aanwijzingen zijn voor een ruimere taakopvatting.

Opinie | Reactie/nawoord
april 2015
AA20150294

Nawoord bij bovenstaande reactie

(Montesquieu en de rechter)

G. Boogaard, J. Uzman

Nawoord bij de reactie van Harry de Kok op de bijdrage ‘Tussen Montesquieu en Judge Dredd. Over rechter. politiek en rechtsvorming’ uit het januarinummer 2015 van Ars Aequi.

Opinie | Reactie/nawoord
april 2015
AA20150295

Non bis in idem of de schoonheid van de rechtsgeschiedenis

W.F. van Hattum

Post thumbnail

De afgelopen jaren deed ik onderzoek naar de achtergronden van artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Dit artikel formuleert de voorwaarden waaronder een tweede vervolging wegens hetzelfde feit niet wordt toegestaan: non bis in idem. Aanleiding om mij in dit onderwerp te verdiepen vormden enkele arresten van de Hoge Raad. De Hoge Raad beriep zich voor zijn standpunt of er wel of geen sprake was van een tweede vervolging wegens hetzelfde feit op ‘de strekking van art. 68’ en ‘het beginsel van het artikel’. De vraag was: op welk beginsel beriep hij zich? Waar stond het? Waar kwam het vandaan? De antwoorden die ik in de geschiedenis vond, boden een verrassende blik op de gebeurtenissen, de taal, de ontwikkelingen, en de personen rond dit onderwerp. Zij ontsloten onder meer de bron van de woorden non bis in idem en de betekenis die zij in de loop der eeuwen kregen. Mijn bijdrage gaat over deze twee historische aspecten van de regel.

Overig | Rode draad | Historische wortels van het recht
april 2013
AA20130314

Non orare sed laborare Of: het Godsbesef in staatsrechtelijk verband

F. van Vugt

Nederland wordt wel een land van dominees en pastoors genoemd. Hoewel zo'n kenschets al weer achterhaald lijkt, geeft deze terecht aan dat religie en kerk een belangrijke plaats in de geschiedenis van ons land ingenomen hebben. Kerk en staat zijn vanaf de vroege Middeleeuwen sterk met elkaar verbonden geweest, en hoewel christenen uit Romeinen 13 konden afleiden dat alle gezag van God kwam, hebben geestelijke en wereldlijke autoriteiten elkaars heerschappij dikwijls bestreden. De tendens was overigens merkbaar dat de invloed van de staat op de kerk groter werd dan omgekeerd: er was eerder sprake van een staatskerk, dat wil zeggen ‘die vorm van samenwerking, waarin de Kerk zich tot een werktuig der staatsbelangen laat maken, in ruil voor macht en voordeel’ dan een kerkstaat ‘... waarin de Kerk zich met geweld aan de mensen en verho11dingen oplegt en de overheid als haar werktuig hanteert’. Overheidsorganen benoemden geestelijke gezagsdragers, deden leerstellige uitspraken, censureerden theologische boeken, enzovoort. Daar stond tegenover dat op voorspraak van de kerk ketters werden vervolgd door de overheid, burgers verplicht werden zich bij een kerkgenootschap in te laten schrijven, alleen kerkelijke huwelijken werden toegestaan, er financiële steun gegeven werd bij de bouw van kerken of in de vorm van tractementen aan geestelijken. Toen na de Franse revolutie zich een cultureel secularisatieproces verder ontwikkelde verminderde ook de stevige band tussen kerk en staat: privileges voor de kerkgenootschappen verdwenen allengs, en de invloed van de overheid op de kerkelijke instituten begon te tanen. Bovendien werd de vrijheid van godsdienst in meerdere grondwetten erkend. Het motto ‘een vrije kerk in een vrije staat’ deed opgeld. En in socialistische kring de leuze  godsdienst is een privézaak’. Clericalisme kon op steeds meer verzet rekenen. Zo betoogde ten onzent in de vorige eeuw minister Van der Brugghen dat de staat niet een positieve bijdrage voor geloofsverkondiging zou mogen leveren, maar een negatieve, dat wil zeggen dat de overheid de kerk in haar functioneren geen strobreed in de weg mocht leggen. De staat kon geen christelijke staat zijn, maar behoorde een neutraal karakter te hebben. Zo voltrok zich de scheiding tussen kerk en staat. Toch lijkt de conclusie niet gewettigd dat deze scheiding volstrekt is. Enkele archaïsch-religieuze elementen blijken nog aanwezig in ons staatsbestel, zij het dat deze niet geheel substantieel van karakter zijn, maar eerder op een ritueel duiden. Ik acht dit nochtans belangrijk genoeg om er aandacht aan te schenken, omdat de verhouding kerk-staat doorwerkt in de vraag naar het wezen van de overheid en het functioneren van onze democratie, en omdat de vrijheid van godsdienst en geweten in het geding is. In dit artikel zal nader ingegaan worden op enkele van deze religieuze restanten.

juli 1981
AA19810319

Nut of noodzaak

Over rechtshistorisch onderzoek en zaakwaarneming

H. van Gennep

Post thumbnail Veel van de vragen die juristen nu stellen, zijn ook al gesteld door juristen die eeuwen geleden leefden. De rechtsgeschiedenis dient als inspiratie voor ‘nieuwe’ rechtsvragen. Hans van Gennep laat in deze amuse zien wat het nut van rechtsgeschiedenis voor juristen is.

Opinie | Amuse
oktober 2023
AA20230726

Om te doen ophouden de menigvuldige twistgedingen (Digitaal boek)

Opmerkingen omtrent de historische achtergrond van de onrechtmatige daad

G.E. van Maanen

Post thumbnail Soms gaat achter één woord een hele geschiedenis schuil. In dit cahier worden de historische wortels van de onrechtmatige daad bloot gelegd.

9789069161914 - 01-01-1995

Onderwijs AIO-studentencongres ‘Van Papyrologie tot NBW’

R.J.Q. Klomp, C.E. du Perron

Verslag van een congres georganiseerd door historisch juridische disputen in november 1988 op een kasteel in Vught. Het was een rechtshistorisch congres speciaal voor aio´s. In het artikel komt onder meer aan de orde wie er hebben gesproken en met welke onderwerpen.

Perspectief | Perspectiefartikel
juni 1989
AA19890562

Ongerechtvaardigde verrijking

E.J.H. Schrage

Vanaf de dagen van het Romeinse recht zijn het contract en de onrechtmatige daad niet de enige bronnen van verbintenissen. Er zijn er nog een paar meer. Daaronder speelt de ongerechtvaardigde verrijking een belangrijke rol. Iedereen is tegen ongerechtvaardigde verrijking: vanaf de Romeinse jurist Pomponius, via de middeleeuwse jurist Martinus Gosia, tot de Hollandse natuurrechtsleraar Hugo de Groot. Desondanks heeft de vormgeving van een goede regeling veel voeten in de aarde. We volgen de ontwikkeling van een belangwekkend leerstuk vanaf de 2e eeuw na Chr. tot in het Nieuw BW.

Overig | Rode draad | Digesten
oktober 2005
AA20050815

Onterven en passeren in het Byzantijnse recht

De nieuwe regeling van Novelle 115.3 en 4 (a.542)

H. de Jong

Post thumbnail Novelle 115, met name de capita 3 en 4, afgekondigd door keizer Justinianus (482-565) in 542, bevatte belangrijke nuanceringen en een nadere invulling van de toen bestaande regels betreffende het onterven en passeren van naaste verwanten. De Novelle had een doorwerking in het Byzantijnse recht van de Basilica en de Peira. Soms werden oude regels uit het Corpus iuris vanwege de introductie van Novelle 115 weggelaten of gewijzigd, soms ook opnieuw geïnterpreteerd zodat zij naast Novelle 115 hun gelding konden behouden.

Verdieping | Verdiepend artikel
oktober 2024
AA20240857

Ouderdoding als centraal en ultiem delict

F.A.M.M. Koenraadt

In dit artikel wordt het proefschrift beschreven dat ouderdoding en daarop van toepassing zijnde straffen in Europese landen onderzocht.

Literatuur | Proefschriftbijdrage
september 1997
AA19970651

Over de erfelijkheid van bezit, goede en kwade trouw

Kan de bona fide erfgenaam van de mala fide erflater een verkrijgende verjaring beginnen?

J.E. Jansen

Post thumbnail

Wat gebeurt er als een bona fide erfgenaam een goed verkrijgt van een mala fide erflater? Naar het voorbeeld van het Romeinse en Franse recht bepaalt ons burgerlijk wetboek dat de kennis en wetenschap van de erfgenaam niet ter zake doen: hij volgt op in het mala fide bezit van de erflater en begint dus geen verkrijgende verjaring ex artikel 3:99 BW. Naar Duits recht is de erfgenaam beter af: bij bona fide verkrijging van het bezit door erfopvolging begint hij verkrijgend te verjaren. Aan de hand van een rechtshistorische en rechtvergelijkende analyse wordt in dit artikel onderzocht of de Nederlandse wetgever dit Duitse voorbeeld zou moeten volgen.

Overig | Rode draad | Historische wortels van het recht
juni 2013
AA20130501