Burgerlijk recht

Sport en sponsoring: verenigings- en verbintenissenrechtelijke aspecten in n team?

S.G.M. Buys

Sportieve activiteiten worden op amateurniveau in Nederland veelal in verenigingsverband uitgeoefend. In deze bijdrage wordt nader ingegaan op de verenigingsstructuur. Daarbij komen onder andere aan de orde de aard van de lidmaatschapsverhouding en de besluitvorming in de algemene ledenvergadering. Vervolgens wordt de bevoegdheid beschreven van de vereniging om haar leden te binden c.q. verplichtingen op te leggen zowel in verenigingsverband als ten opzichte van derden, bijvoorbeeld een sportbond of een sponsor. Tevens komt het geschil tussen de Koninklijke Nederlandsche Schaatsenrijders Bond en schaatser Rintje Ritsma aan de orde, waarbij aandacht wordt besteed aan de vraag in hoeverre een vereniging trainers/coaches en leden verplichtingen kan opleggen.

Overig | Rode draad | Sport en recht
maart 1996
AA19960147

Over het behoud van het spoedeisende karakter van het kort geding in hoger beroep

M.E. Bruning

Het kort geding voorziet in een grote maatschappelijke behoefte aan snel-rechtspraak in zaken met een spoedeisend karakter. Wanneer tegen het in eerste aanleg met voortvarendheid uitgesproken vonnis hoger beroep wordt aangetekend, volgt in de praktijk veelal een meer of minder tijdrovende rechtsgang die weinig verschilt van de gewone bodemprocedure. Aangetoond zal worden dat deze gang van zaken onverenigbaar is met de aard van het kort geding. Voorts zal een voorstel worden geformuleerd om te bereiken dat het hoger beroep in kort geding eveneens vlot wordt afgedaan.

Verdieping | Studentartikel
februari 1996
AA19960094

Spaarbank Rivierenland-Mr. Gispen q.q.

S.C.J.J. Kortmann

Hoge Raad 14 oktober 1994, nr. 15587, ECLI:NL:HR:1994:ZC1488, NJ 1995, 447, m.nt. WMK (Spaarbank Rivierenland/Mr. Gispen q.q.) In dit arrest en de daarbij behorende noot komt aan de orde in hoeverre er voldaan is aan art. 3:239 BW waarin geëist wordt dat stille pandrechten voldoende omschreven zijn. De Hoge Raad oordeelt dat het verwijzen naar pandlijsten voldoende is. Een stil pandrecht komt tot stand op het moment dat het bij het registratiekantoor, de belastingdienst, wordt aangeboden.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
februari 1996
AA19960115

Zomercursus Internationaal Privaatrecht

M. Hoekstra, E. van Kranenburg, M. Wesselink

In dit artikel wordt een beschrijving gegeven van de zomercursus internationaal privaatrecht die al sinds 1923 in Den Haag gegeven wordt.

Perspectief | Perspectiefartikel
februari 1996
AA19960113

Beantwoording rechtsvraag (246) Burgerlijk recht

De verdwenen hertog van Alcantara

J.B. Huizink

Beantwoording van een rechtsvraag op het gebied van het goederenrecht waarbij aan de orde komt de verjaring van een vordering tot revindicatie van een gestolen goed, schatvinding, eigendomsverkrijging en houderschap.

Perspectief | Rechtsvraag
januari 1996
AA19960072

Causa-begrippen in het klassieke (en Justiniaanse) zakenrecht

E.H. Pool

Proefschrift waarin het titelbegrip als leverings-, bezits-, verjaringsvereiste vanuit het Nederlands recht met het Romeins recht wordt vergeleken.

Literatuur | Proefschriftbijdrage
januari 1996
AA19960077

De verhouding tussen sportregel en rechtsregel

C. Boon

In deze eerste bijdrage aan de Rode draad wordt ingegaan op het karakter van sport, de verschillen tussen rechts- en sportregels en wordt civielrechtelijke jurisprudentie besproken die ziet op de aansprakelijkheid bij schade ontstaan in sportsituaties.

Overig | Rode draad | Sport en recht
januari 1996
AA19960023

Marloes de Vos (Klaverblad-IZA)

J. Hijma

Hoge Raad 2 juni 1995, nr. 15665, ECLI:NL:HR:1995:ZC1740, RvdW 1995, 118 C (Klaverblad/IZA) In het verkeersaansprakelijkheidsrecht heersen verschillende aansprakelijkheden onder andere afhankelijk van de leeftijd van het slachtoffer indien dit een fietser of voetganger is. In dit arrest is aan de orde in hoeverre een verzekeraar dezelfde voordelen kent die de Hoge Raad aan de directe slachtoffers heeft toegekend. De Hoge Raad ziet geen verschil tussen de 50% en 100%-regel.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
januari 1996
AA19960035

Een vergelijking van ‘hardship’ uit de UNIDROIT-regeling met de onvoorziene omstandigheden uit artikel 6:258 van het BW

M. Kuijer

In het contractenrecht kunnen zich onbillijke situaties voordoen. Een van die situaties is die waarin het niet redelijk is een partij aan zijn verplichtingen te houden omdat de omstandigheden waaronder het con¬tract gesloten is, al dan niet fundamenteel, gewijzigd zijn. Zowel de UNIDROIT-principles als ons hui¬dige wetboek bevatten een regeling om, onder omstandigheden, onbillijke clausules uit een contract aan te tasten. Een vergelijking.

Verdieping | Studentartikel
januari 1996
AA19960016

Ideal-Standard

H. Cohen Jehoram

Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJ EG) 22 juni 1994, ECLI:EU:C:1994:261, zaak C-9/93, Jur. 1994, 1-2789 (Ideal/Standard) In geval van nationale opsplitsing binnen de EG door overdracht van een merkrecht dat oorspronkelijk aan één concern heeft toebehoord, moet vervolgens de merkgerechtigde in de ene Lid-Staat waar het merk hem toebehoort zich kunnen verzetten tegen import van de producten van de andere merkhouder uit de andere Lid-Staat. Het Hof trekt de lijn door van het HAG II-arrest.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
januari 1996
AA19960062

december 1995

Katern 57: Burgerlijk procesrecht

R.J.C. Flach

december 1995

Katern 57: Burgerlijk recht

J.A.J. Peter, L. Reurich