Burgerlijk recht

Rechtsvraag (253) rechtsvergelijking inzake borgtocht

H.C.F. Schoordijk

In deze rechtsvraag komt na een casus aan de orde hoe iemand onder een aansprakelijkheidsstelling uit borgtocht uit kan komen. De vraag dient beantwoord te worden naar Nederlands én Engels recht.

Perspectief | Rechtsvraag
juni 1996
AA19960467

(Dis)harmonie op het gebied van de intellectuele eigendom

D.W.F. Verkade

De intellectuele eigendom (auteurs-, merken-, octrooirecht, en nog een stuk of vijf rechten; hierna: i.e.) levert een prototype op van een rechtsgebied dat het bij harmonisatie 'nooit goed kan doen'. In de afgelopen 25 jaar is de intellectuele eigendom (die volgens het Nieuw BW niet eens meer 'eigendom' zou mogen heten) per deelgebied dermate internationaal vastgepind, dat aan een nationaal harmoniserend Boek 9 NBW zoals Meijers zich dat voorstelde, niet meer valt te denken. Op typische (algemeen)vermogensrechtelijke en rechtshandhavingsonderdelen valt er zonder strijd met internationale regels in nationale context nog wel iets te harmoniseren, als de i.e.-lobby daarbij niet te zeer dwars ligt. Daarmee kan een bij de invoering van het NBW in 1992 gemiste kans nog worden gerepareerd.

Bijzonder nummer | Rechtsharmonie - Wetsharmonie
mei 1996
AA19960339

Boek 1 BW in het gareel

S.F.M. Wortmann

Bij een samenleving die zich onder andere kenmerkt door voortdurende verandering, past een familierecht dat zich bedient van open normen. Voor dit onderdeel van het recht zijn dergelijke open normen 'het recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven' en de mogelijke beperkingen op de uitoefening van dat recht in verband met de rechten en belangen van anderen, vooral het kind. Voortdurende maatschappelijke veranderingen zullen tot voortdurende aanpassingen van het familierecht leiden. In Nederland vervult daarbij de rechter een speciale rol door de directe werking van artikel 8 EVRM. Hoewel rechterlijk activisme niet wordt toegejuicht, zal dit waarschijnlijk niet te vermijden zijn. Ook een degelijk wettelijk systeem zal daarom steeds op aanpassing (verfijning) door de rechter kunnen rekenen. Grotere rechtsonzekerheid en geringere voorspelbaarheid van het familierecht zijn daaraan inherent.

Bijzonder nummer | Rechtsharmonie - Wetsharmonie
mei 1996
AA19960301

Boek 8 en het internationale uniforme vervoerrecht

R. Cleton

Nederland is partij bij een groot aantal verdragen op het gebied van het vervoerrecht. De inhoud van de meeste verdragen is in Boek 8 BW verwerkt. Dit artikel gaat in op de wijze waarop de verdragsregels in Boek 8 zijn geïncorporeerd en de kritiek die is geleverd op de door de wetgever gevolgde methode. Tevens wordt stilgestaan bij het bekende Portalon-arrest van de Hoge Raad en het antwoord daarop van de wetgever. Hoewel men een vraagteken kan zetten bij de wenselijkheid van de incorporatie van rechtstreeks werkende verdragsbepalingen in Boek 8, zijn er argumenten die pleiten ten gunste van deze methode van implementatie van verdragen.

Bijzonder nummer | Rechtsharmonie - Wetsharmonie
mei 1996
AA19960332

De besloten vennootschap in Boek 2 BW

F.G.H. Kristen

De BV is naar aanleiding van de Eerste Richtlijn in ons rechtsstelsel geïntroduceerd. Deze vennootschapsvorm is een kopie van de NV; beide worden opgevat als een instituut. Is de besloten vennootschap harmonieus geregeld zowel wat betreft de inpassing in Boek 2 BW (wetsharmonie), als wat betreft de behoeften in de praktijk (rechtsharmonie)? Deze twee vragen staan in dit artikel centraal.

Bijzonder nummer | Rechtsharmonie - Wetsharmonie
mei 1996
AA19960315

Produktenaansprakelijkheid: de voordelen van een dualistische rechtsorde

E.H. Hondius

Aan de hand van de produktenaansprakelijkheid wordt in deze bijdrage bekeken in hoeverre Europese Richtlijnen een disharmoniërende invloed hebben op het functioneren van het Nederlandse recht. Voorzover deze disharmonie bestaat, wordt zij nog vergroot door het samenbrengen van regelgeving van ver¬schillende herkomst in één wetboek, hoewel de voordelen hiervan de nadelen ruimschoots compenseren. Betoogd wordt dat een dualistisch rechtsstelsel een heilzaam effect kan hebben op de rechtsontwikkeling.

Bijzonder nummer | Rechtsharmonie - Wetsharmonie
mei 1996
AA19960324

Veelheid van rechtsbronnen: één IPR?

A.V.M. Struycken

Het recht verdraagt geen wanorde. Wanordelijk recht schiet tekort in het doen ontstaan en voortbestaan van gerechtigheid in de maatschappelijke verhoudingen. De redactiecommissie van dit Bijzonder nummer ziet een probleem ontstaan; zij vindt het althans van belang zich de vraag te stellen of de harmonie in het recht heden ten dage kan worden behouden bij de veelheid en de betekenis van de niet-Nederlandse rechtsbronnen. In het onderstaande wordt gepoogd enige gedachten te ontwikkelen over de wijze waarop de wetgever bij voorkeur te werk zou moeten gaan in de sector internationaal privaatrecht (IPR). Eerst wordt ingegaan op de vraag waar de Nederlandse wetgever de wettelijke voorschriften van IPR bij voorkeur zou moeten onderbrengen (I). Vervolgens komt aan de orde de vraag hoe verdragsregels en EG-voorschriften zouden moeten worden ingepast (II).

Bijzonder nummer | Rechtsharmonie - Wetsharmonie
mei 1996
AA19960347

Wat hebben de Europese Richtlijnen in ons vennootschapsrecht aangericht?

L. Timmerman

In deze bijdrage wordt de vraag besproken of de Europese Richtlijnen inzake het vennootschapsrecht afbreuk hebben gedaan aan de systematiek van het Nederlandse vennootschapsrecht. Het antwoord op deze vraag dient naar mijn inzicht te zijn dat de systematiek van het Nederlandse vennootschapsrecht als gevolg van de impuls van de Europese Richtlijnen op een aantal punten verbeterd is. Het Nederlandse vennootschapsrecht heeft in het algemeen een heilzame invloed van de Europese Richtlijnen ondergaan. Hiervan geef ik een aantal voorbeelden in paragraaf 2. Op een beperkt aantal punten lijken de Richtlijnen aan de Nederlandse wetgever oplossingen te hebben opgedrongen die niet goed in het Nederlandse privaat- en vennootschapsrecht passen. Deze gevallen komen aan de orde in paragraaf 3.

Bijzonder nummer | Rechtsharmonie - Wetsharmonie
mei 1996
AA19960309

Beantwoording rechtsvraag (248) voor eerstejaars

Wrongful life

A.M. Hol

Beantwoording van een rechtsvraag rondom de 'wrongful life'-problematiek. De vraag is in hoeverre en op welke grond een arts aansprakelijk is voor schade jegens de moeder van een gehandicapt kind dat door de arts verkeerd is voorgelicht en het kind zelf.

Perspectief | Rechtsvraag
april 1996
AA19960273

De algemene exceptieclausule in het internationaal privaatrecht

B. Hooimeijer

In het internationale privaatrecht wijst het conflictenrecht het recht aan dat op een internationale rechtsverhouding van toepassing is. Een algemene exceptieclausule biedt de rechter de mogelijkheid om het door de conflictregel aangewezen recht buiten toepassing te laten en hiervoor in de plaats een ander recht toe te passen waarmee de rechtsverhouding 'nauwer verbonden' is. Is het zinvol om de rechter in de vorm van een wettelijke algemene exceptieclausule de mogelijkheid te bieden van het aangewezen recht af te wijken? Zo ja, hoe zou een algemene exceptieclausule eruit moeten zien? Deze vragen zijn het onderwerp van dit artikel.

Verdieping | Studentartikel
april 1996
AA19960227

Rechtsvraag (252) onrechtmatige daad in de sport

C.J.J.M. Stolker

In deze rechtsvraag wordt de vraag gesteld wanneer er in de setting van een sportwedstrijd sprake is van een onrechtmatige daad. In de sport gelden andere zorgvuldigheidsnormen en mensen worden geacht zich te conformeren aan de risico's.

Perspectief | Rechtsvraag
april 1996
AA19960277

‘Het beginsel van de rechtseenvoud’

Interview met prof.mr. A.F.M. Brenninkmeijer

J.H. van Breda, P. Kreijger

Alex Brenninkmeijer (1951) studeert in 1976 af in Groningen, waarna een lange tocht langs diverse universiteiten volgt. In 1987 promoveert Brenninkmeijer bij Hirsch Ballin. Zijn proefschrift heeft als onderwerp het recht op toegang tot de rechter. In 1993 aanvaardt hij het ambt van hoogleraar in het burgerlijk procesrecht aan de Universiteit van Amsterdam. Vanaf 1 februari 1996 is Brenninkmeijer hoogleraar in het Staats- en bestuursrecht te Leiden. Naast een academische carrière is Brenninkmeijer ook actief in de rechtspraktijk. Begonnen als plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Beroep in Arnhem is hij inmiddels vice-president van de Centrale Raad van Beroep. In de juridische pers, waaronder in het Nederlands Juristenblad waarvan Brenninkmeijer redacteur is, zijn veel bijdragen van zijn hand terug te vinden. Met name op het terrein van de rechtspleging en de rol van de rechter in het staatsbestel heeft hij aan de meningsvorming op prominente wijze bijgedragen. Wij spraken met hem over de grens van het burgerlijk en administratieve procesrecht.

Verdieping | Interview
april 1996
AA19960245