Resultaat 37–48 van de 590 resultaten wordt getoond
B. Emmerig, M.W. Hesselink
De redactie betoogt in deze bijdrage dat de aansprakelijkheidsbeperking door architecten ongefundeerd is. Zij menen dan ook dat het tijd wordt dat architecten met een nieuwe SR komen waarin zij de verantwoordelijkheid voor de door hen geleverde (wan)prestatie ten volle aanvaarden.
Opinie | Redactioneeloktober 1989AA19890824
T. van der Linden
Sinds 1992 kent het Burgerlijk Wetboek met artikel 6:212 BW een gecodificeerde algemene verrijkingsactie. In mijn proefschrift komt de vraag aan de orde wat de functie van de algemene verrijkingsactie in het systeem van het Nederlandse vermogensrecht is en wat deze functie meebrengt voor de wijze waarop de toepassingsvoorwaarden moeten worden uitgelegd. Rode draad van het boek is dat de algemene verrijkingsactie een aanvullende functie heeft en dat de vereisten voor verrijkingsaansprakelijkheid in dat licht moeten worden begrepen.
Literatuur | Proefschriftbijdragejanuari 2020AA20200109
S.C.J.J. Kortmann
Hoge Raad 14 mei 1993, nr. 14978, ECLI:NL:HR:1993:ZC0960, NJ 1993, 658, nt. WMK (ABN Amro NV/Ontvanger) Arrest en noot waarin de noodzaak voor een onderscheid tussen roerende en onroerende zaken weer eens duidelijk wordt. De casus, die nog speelt onder het oude recht, gaat om het verschil van inzicht tussen de bank en de fiscus over het al dan niet roerend zijn van onderdelen van een fabriek die tot zekerheid zijn overgedragen aan de bank. Dit alles moet gezien worden in het licht van het bodembeslag dat de fiscus ingevolge de Invorderingswet 1990 kan leggen. In de noot gaat prof. mr. S.C.J.J. Kortmann in op de regeling van hulpzaken in het nieuwe recht.
Annotaties en wetgeving | Annotatiefebruari 1994AA19940104
M.J.G.C. Raaijmakers
Hoge Raad 2 december 1994, nr. 15488, ECLI:NL:HR:1994:ZC1562, RvdW 1994, 263 (ABN AMRO Bank NV/Vereniging tot Behartiging van de belangen van Houders van Obligaties Coopag Finance BV) In het arrest van de Hoge Raad en de bijbehorende noot komt de aansprakelijkheid aan de orde van een bank die betrokken is bij de uitgifte van aandelen waarvoor een prospectus is uitgegeven. Deze prospectus was echter niet compleet en heeft de aandeelnemers misleid. Het feit dat gedeelte van de informatie al eerder door het concern dat de aandelenemissie doet, openbaar zijn gemaakt doet niets af aan de openbaarmaking van de bank. Ook had de bank meer onderzoek moeten doen naar de gegevens opgenomen in het prospectus. De zaak is gestart door een vereniging die de belangen van de gedupeerde aandeelhouders behartigt.
Annotaties en wetgeving | Annotatiemaart 1995AA19950219
S.E. Bartels
Hoge Raad 22 juni 2007, nr. C06/067HR, ECLI:NL:HR:2007:BA2511, LJN: BA2511, NJ 2007, 520, m.nt. PvS (ING/Verdonk q.q.) In deze noot bij dit arrest wordt ingegaan op de problematiek rondom de inning van stil verpande vorderingen tijdens faillissement. In dit arrest wordt voortgeborduurd op het bekende Mulder q.q./CLBN (Hoge Raad 17 februari 1995, NJ 1996, 471).
Annotaties en wetgeving | Annotatiedecember 2007AA20070972
J.B. Spath
Dit artikel behandelt de juridisch verhouding tussen afscheiding, splitsing, natrekking en zaaksvorming.
Verdieping | Studentartikelfebruari 2004AA20040091
W.H. van Boom
Hoge Raad 12 februari 2016, nr. 15/03359, ECLI:NL:HR:2016:236, RvdW 2016/279 (Lindorff BV/Nazier)
Annotaties en wetgeving | Annotatiemei 2016AA20160363
R.R.M. de Moor
De auteur gaat in op een eerder gepubliceerd artikel in Ars Aequi over het gebruik van algemene voorwaarden door nutsbedrijven. De auteur gaat in op de wijze waarop de consument ermee te maken heeft.
Opinie | Reactie/nawoordseptember 1993AA19930626
R. Tan
De laatste jaren groeit hier te lande de belangstelling voor de alternatieve causaliteit, zowel in deliteratuur als in de rechtspraak. Wat te doen als er niet één maar meerdere mogelijke oorzaken zijnvan schade, en niet te bepalen valt wat de werkelijke oorzaak is? Krijgt het slachtoffer geen, een beetje of volledige schadevergoeding? De ontwikkeling is gaande, maar een definitieve oplossing blijft uit. In een dergelijk klimaat kan een frisse blik geen kwaad. Daarom hierbij een kijkje in de keuken van onze eilandburen.
Verdieping | Studentartikeldecember 2007AA20070933
Hoge Raad 13 september 2013, nr. 12/00395, ECLI:NL:HR:2013:691, TvC 2013/6, p. 262 (Heesakkers/Voets)
Annotaties en wetgeving | Annotatiemei 2014AA20140358
C.A.M. van de Paverd
Op 1 november 1990 is in Nederland de wet Productaansprakelijkheid in werking getreden. Deze wet heeft als doel de bescherming van de burger tegen schade die opgetreden is ten gevolge van een gebrek in een product. Op grond van deze wet kan een producent van een gebrekkig product risico-aansprakelijk gesteld worden. Schuld (indien de producent het gebrek had kunnen kennen of voorkomen) doet niet ter zake. De ontwikkeling van schuld- naar risico-aansprakelijkheid ten aanzien van gebrekkige producten heeft in de Verenigde Staten al veel eerder plaatsgevonden. Reeds in 1944 werd gepleit voor risico-aansprakelijkheid voor een ontploft cola-flesje. In dit artikel zal een schets gegeven worden van het Amerikaanse productenaansprakelijkheidsrecht ten aanzien van geneesmiddelen waarbij zowel schuld- als risico-aansprakelijkheid aan de orde zullen komen. Deze producten nemen in het Amerikaanse recht een bijzondere plaats in, mede omdat in sommige gevallen de betekenis van risico-aansprakelijkheid in dit kader afwijkt van die in het geval van andere gebrekkige producten.
Verdieping | Studentartikelseptember 1991AA19910617
J. Hijma
Hoge Raad 24 december 1993, nr. 15132, ECLI:NL:HR:1993:ZC1196, RvdW 1994, 11 (Sikes/Kellenaers) Arrest van de Hoge Raad en daarbij behorende noot over verkeersaansprakelijkheid bij een ongeval waarbij een motorvoertuig en een kind ouder dan 18 jaar is betrokken. Uit het oordeel van de Hoge Raad komt naar voren dat voor de afwering van vestiging van aansprakelijkheid een overmachtsverweer opgaat als aan de automobilist geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Voor de omvang van de schadevergoeding gaat de Hoge Raad in op het eigen schuld verweer van de automobilist. De Hoge Raad overweegt in dat in eerdere rechtspraak van de Hoge Raad is bepaald dat de 100%-regel geldt voor kinderen die nog geen 14 jaar zijn en dat deze regel een harde is. I.c. moet de rechter dus de regel van 14-18 jarigen toepassen welke zegt dat op grond van art. 6:101 BW en art. 31 WVW (oud)/ art. 185 WVW 1994 in ieder geval 50% van de schade van de niet-automobilist moet worden vergoed. In het kader van de billijkheidscorrectie uit art. 6:101 BW kan het zo zijn dat de benadeelde voor nog meer schadevergoeding in aanmerking komt.
Annotaties en wetgeving | Annotatiejuni 1994AA19940445