onrechtmatige daad

Resultaat 13–24 van de 114 resultaten wordt getoond

Beantwoording rechtsvraag (282) vennootschapsrecht

M. Verhorst, H.J. Vetter

Aan de hand van een vennootschapsrechtelijke casus zijn enkele vragen gesteld, waarna de lezers van dit blad werden opgeroepen hun antwoorden in te sturen, hier zijn de antwoorden op de gestelde vragen gegeven.

Perspectief | Rechtsvraag
februari 2000
AA20000122

Benckiser-arrest

Rode draad

J.M. van Dunné

Hoge Raad 14 april 1989, nr. 13475, ECLI:NL:HR:1989:AC3549 (Benckiser/Staat) Bespreking van het Benckiser-arrest in het licht van de rode draad 'Milieurecht'. In dit kader staat de aansprakelijkheid voor milieuschade centraal waarbij met name de relativiteitsleer speelt.

Annotaties en wetgeving | Annotatie | Overig | Rode draad | Milieurecht
juli 1990
AA19900469

Betrokkenheid van banken bbj sterfhuisconstructies

R. van den Bosch

Bij het op stapel zetten en uitvoeren van sterfhuisconstructies spelen de banken een essentiële en onmisbare rol. Niet zelden krijgt deze nadrukkelijke betrokkenheid een dubieus stempel opgedrukt, al is het alleen maar vanwege het feit dat de banken zich dikwijls reeds aan alle kanten hebben ingedekt, op het moment dat 'de reorganisatieplannen' aan de openbaarheid worden prijsgegeven. Het is de vraag of het hierdoor veroorzaakte gevoel van onvrede zich laat vertalen in een juridische aanvechtbaarheid. In het nu volgende betoog zal de positie van (door de constructie benadeelde) schuldeisers van de in het sterfhuis achterblijvende werkmaatschappijen centraal staan, waarbij in het bijzonder aandacht besteed zal worden aan de vraag in hoeverre de handelwijze van de bank jegens hen als paulianeus of (anderszins) onrechtmatig kan worden aangemerkt.

Overig | Rode draad | Financiële markten en instellingen
december 1988
AA19880828

Burgerinitiatieven en aansprakelijkheid(skwesties)

E.M.M.A. Driessen

Post thumbnail Burgerparticipatie is booming business. Toch lopen initiatiefnemers tegen de nodige (juridische) obstakels aan. Initiatiefnemers stellen dat het aansprakelijkheidsrecht hen belemmert, terwijl juristen het tegenovergestelde beweren. In dit artikel wordt onderzocht hoe in de praktijk wordt omgegaan met burgerinitiatieven en aansprakelijkheid en wordt nagegaan in hoeverre beide beweringen overeenkomen met de praktijk.

Verdieping | Verdiepend artikel
november 2020
AA20201023

Causaliteitsproblemen bij toxische schadeveroorzaking

De onbepaalbaarheid van daders en gelaedeerden

J.M. Auping

In geval van schade veroorzaakt door een onrechtmatige daad, dient voor het civielrechtelijke recht op vergoeding daarvan onder andere voldaan te zijn aan het vereiste dat er causaal verband is tussen de onrechtmatige daad en de geleden schade. In het NBW wordt voor het aantonen van causaal verband de bewijslast omgedraaid als sprake is van schade die het gevolg kan zijn van twee of meer gebeurtenissen en waarvan vaststaat dat deze door ten minste één van die gebeurtenissen is ontstaan, terwijl niet vaststaat door welke. Een omkering van de bewijslast kan echter ook bepleit worden als sprake is van een gebeurtenis die een verhoogde kans op schade voor een groep personen tot gevolg heeft, doch waarbij niet vaststaat wie uit die groep door die gebeurtenis schade heeft geleden. Dergelijke bewijsnood manifesteert zich vooral wanneer schade wordt veroorzaakt door toxische middelen, de zogeheten toxische schadeveroorzaking.Het specifieke karakter van deze schadesoort vestigt de aandacht op de problemen die kunnen ontstaan bij het aantonen van het causale verband. Deze hebben te maken met de onbepaalbaarheid van enerzijds de daders en ander¬zijds de gelaedeerden.Aan de hand van twee casus uit het Ameri¬kaanse recht wordt in dit artikel de problematiek voor het Nederlandse recht behandeld. De casus van Sindell v. Abbott Laboratories toont de bewijsproblemen wanneer de daders moei¬lijk te bepalen zijn.

Verdieping | Studentartikel
december 1990
AA19900929

De ‘Zutphense Juffrouw’ geeft na 100 jaar haar geheimen prijs!

E. von Bóné

Post thumbnail In dit artikel wordt ingegaan op de uitspraak van de feitenrechter in de bekende zaak van de 'Zutphense Juffrouw'. In dit artikel wordt de uitspraak van de kantonrechter uit Zutphen die de zaak in eerste aanleg behandelde integraal weergegeven. Met dit arrest is een belangrijke invulling gegeven aan het onrechtmatige daadsbegrip.

Verdieping | Studentartikel
september 2009
AA20090546

De begrippen overeenkomst, partij en derde in het civiele recht

A.L.H. Ernes, A.H. Lamers

Post thumbnail In deze bijdrage zal aandacht worden besteed aan de vraag wie kan worden gezien als partij bij een overeenkomst, en aansluitend hierop: wie zijn derden? Sluiten de begrippen ‘partij’ en ‘derde’ elkaar uit, of bestaan er overlappingen? Daarnaast zal worden gekeken naar de problematiek van de samenhangende overeenkomsten, waarbij de vraag kan worden gesteld of degene die partij is bij de ene overeenkomst, ook contractuele rechten kan ontlenen aan de overeenkomsten die met deze eerste overeenkomst samenhang vertonen. Tot slot zal worden onderzocht op welke wijze contractencomplexen, waarvan de samenhang zo sterk is dat kan worden gesproken van een contractengroep, kunnen worden afgebakend in die zin dat kan worden vastgesteld welke contractanten in dat complex, ondanks het feit dat ze geen directe bilaterale contractuele band met elkaar hebben, elkaar toch kunnen aanspreken op grond van contractuele rechten.

Verdieping
januari 2012
AA20120026

De Erin Schulte

R. Zwitser

De uitspraak inzake de Erin Schulte laat zien hoe de organisatie van de internationale stroom van grondstoffen juridisch gestalte krijgt. Het toont hoe complex deze organisatie is en waar het fout kan gaan. Opvallend zijn de verschillen tussen het Engels en het Nederlandse recht met betrekking tot de betalingsverplichting van de bank bij documentair krediet en de afleveringsverplichting van de zeevervoerder aan de houder van het cognossement. Dat geeft een onrustig gevoel. Het handelsrecht heeft harmonisatie nodig en het Engels recht geeft de toon aan. Hier ligt nog een mooie taak voor de rechtswetenschap.
 

Perspectief | Perspectiefartikel
maart 2015
AA20150238

De Jong/Carnifour

A.I.M. van Mierlo

Hoge Raad 30 november 2001, nr. C00/041HR, ECLI:NL:HR:2001:AD3953, RvdW 2001, 196 (De Jong/Carnifour) Derdenbeslag. Verklaring van derde-beslagene op de voet van artikel 476a Rv. Staat het de derde beslagene vrij zijn verklaring, zo die onjuist is, te herroepen of te wijzigen? Onrechtmatige daad; rechtsverwerking. Geen analoge toepassing artikel 3:35 en 3:36 BW.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
april 2002
AA20020276

De lex Aquilia en de moderne onrechtmatige daad

C.J.H. Jansen

Het ontstaan van de onrechtmatige daadsproblematiek wordt doorlopen, te beginnen met de lex Aquilia uit de Romeinse tijd tot het huidige artikel 6:162 BW.

Overig | Rode draad | Digesten
februari 2006
AA20060091

De rechten van de blaffende hond

E.H. Hondius

Column waarin wordt ingegaan op de vrijheid van dieren aan de hand van een casus uit Italië waarin het aan hond vrijstond, en dus ook diens baas om dit te gedogen, dat deze uren bleef blaffen. In Nederland geldt geen vrijheid voor dieren om zicht te ontplooien.

Opinie | Column
oktober 2009
AA20090633

De rechtseconomische analyse van het verbintenissenrecht

C.E. du Perron

Het uitgangspunt van dit artikel is dat rechtseconomische analyse kan bijdragen aan een beter begrip van het recht. Doch de beperkingen van de rechtseconomische methode moeten goed in het oog worden gehouden. Dit geldt des te meer, nu rechtseconomen er soms van uitgaan dat met hun instrumenten en begrippen het recht geheel kan worden verklaard. In de normatieve rechtseconomische benadering moet het recht daarbij aan de uitkomsten van de analyse worden aangepast. In dit artikel wordt de rechtseconomische methode geschetst aan de hand van de driedeling van de bronnen van verbintenissen in overeenkomst (paragraaf 2), onrechtmatige daad (paragraaf 3) en rechtmatige daad (paragraaf 4). De nadruk ligt daarbij op het contractenrecht. In de aan dit rechtsgebied gewijde paragraaf 2 wordt na een algemene inleiding ingegaan op het beginsel van de partijautonomie en op het recht op wanprestatie. Vervolgens wordt in paragraaf 5 aandacht besteed aan de inzichten die rechtseconomische analyse kan bieden bij het vraagstuk van de derdenwerking van overeenkomsten. Paragraaf 6 bevat een slotbeschouwing.

Bijzonder nummer | Rechtseconomie
oktober 1990
AA19900770

Resultaat 13–24 van de 114 resultaten wordt getoond