Strafprocesrecht
Resultaat 361–372 van de 402 resultaten wordt getoond
Uitlokking door burgers en de (on)bruikbaarheid van het daardoor verkregen bewijsmateriaal
M. Lochs
Naar aanleiding van het verschijnsel van zogenaamde pedojagers rijst de vraag of in het strafproces gebruik kan worden gemaakt van bewijs dat is verkregen door middel van uitlokking door burgers. In dit artikel wordt onderzocht wat het in de strafrechtspraak ontwikkelde toetsingskader van uitlokking betekent voor de omgang met dergelijk bewijs. Daarbij wordt tevens aandacht besteed aan het in Engeland geldende leerstuk van private entrapment.
Als Officier van Justitie heb je de regie over het opsporingsonderzoek, bijv. bij grote drugszaken in de haven van Rotterdam. Welke methode pas jij toe?
Bij een terminal op de Maasvlakte houdt de politie 3 jongens aan. Ze zijn geronseld om drugs op te halen bij een container in de haven. De vangst: 1000 kilo coke. Maar dan begint het pas. Een van hen heeft een telefoon bij zich. Het tappen levert direct al volgende aanknopingspunten op. Wie spoor je allemaal op? Lees meer >>
Verdieping | Verdiepend artikel
maart 2022
AA20220177
Van een goede buur tot een verre vriend: wie mag er over het slachtoffer spreken?
A.K. Bosma
Slachtoffers van ernstige misdrijven kunnen spreekrecht uitoefenen ter terechtzitting. Wanneer het slachtoffer door het misdrijf is overleden, mogen nabestaanden het woord voeren. Met de term ‘nabestaande’ wordt een familielid bedoeld. De Wet uitbreiding slachtofferrechten verruimt deze term door inclusie van stieffamilie. Is de keuze voor verwantschap als maatstaf voor spreekgerechtigdheid de juiste?
Advertorial
PAO cursus Actuele ontwikkelingen in het straf(proces)recht
Opinie | Opiniërend artikel
december 2021
AA20211074
Resultaat 361–372 van de 402 resultaten wordt getoond





Actueler dan ooit! Een klassieker op het gebied van valse aangiften en waarheidsvinding. Een eyeopener voor eenieder die met zedenzaken te maken heeft of zich erin wil verdiepen. 
In welke mate hebben de verordeningen van de wetgever het strafrecht daadwerkelijk gereguleerd. Werden de wettelijke strafbepalingen ook toegepast door de strafrechter? En welke rechtsregels werden door hem gehanteerd in gevallen waarvoor de wetgever geen bepalingen had opgesteld, dan wel bepalingen die in de ogen van de rechter niet voldeden?
Het wetsvoorstel dat in dit artikel wordt besproken, beoogt een nieuwe grond voor voorlopige hechtenis te introduceren in het Wetboek van Strafvordering. De voorgenomen toepassing van het snelrecht moet bij verdenking van specifieke misdrijven gepleegd tijdens evenementen en in het uitgaansleven grond worden voor de toepassing van voorlopige hechtenis. Het wetsvoorstel is juridisch niet houdbaar, aangezien het in strijd is met het Nederlandse wettelijke stelsel van voorlopige hechtenis en met artikel 5 EVRM. Zo wordt de rechter de bevoegdheid onthouden om een belangenafweging te maken voorafgaand aan zijn beslissing tot inbewaringstelling. Nu het enige doel van de voorgestelde grond voor voorlopige hechtenis lijkt te zijn om te zorgen dat een verdachte vastzit tot aan de snelrechtzitting, is het voorstel in strijd met de onschuldpresumptie.