Resultaat 793–804 van de 3021 resultaten wordt getoond
L.C.A. Verstappen
Beantwoording van een rechtsvraag op erfrechtelijk gebied.
Perspectief | Rechtsvraagseptember 2003AA20030715
A.G. Castermans, J.A. van der Weide
Kan een Nederlandse rechtspersoon in rechte verantwoordelijk worden gehouden voor de betrokkenheid van een dochterbedrijf bij mensenrechtenschendingen in het buitenland? Alex Geert Castermans en Jeroen van der Weide behandelen deze vraag in hun artikel ‘Een tramlijn door Jeruzalem’ aan de hand van een rechtszaak in Frankrijk, aangespannen door de Association France Palestine Solidarité tegen Alstom en Veolia, omdat die twee ondernemingen hun medewerking verlenen aan een project dat volgens de eisers bijdraagt aan de instandhouding van een situatie die in strijd is met het internationaal recht.
Verdieping | Verdiepend artikeljuni 2010AA20100404
M. Kuijer
In het contractenrecht kunnen zich onbillijke situaties voordoen. Een van die situaties is die waarin het niet redelijk is een partij aan zijn verplichtingen te houden omdat de omstandigheden waaronder het con¬tract gesloten is, al dan niet fundamenteel, gewijzigd zijn. Zowel de UNIDROIT-principles als ons hui¬dige wetboek bevatten een regeling om, onder omstandigheden, onbillijke clausules uit een contract aan te tasten. Een vergelijking.
Verdieping | Studentartikeljanuari 1996AA19960016
F.C. van Spengler
Het is nogal wat om iemand te verplichten een openbaar bod op alle aandelen van een vennootschap uit te brengen. Toch stelt de Europese Commissie voor om deze verplichting op te leggen aan (rechts)personen die wel een flink deel maar niet alle aandelen van een vennootschap in hun bezit krijgen. Een bepaling daartoe is opgenomen in een ontwerp EG-richtlijn inzake het openbaar bod op aandelen. Op welke rechtsgrond steunt de bepaling en hoe is die door de Commissie uitgewerkt? Dat zijn de belangrijkste vragen die in dit artikel aan de orde komen.
Verdieping | Studentartikeljanuari 1992AA19920020
H.N. Schelhaas
Hoge Raad 3 februari 2017, nr. 15/05174, ECLI:NL:HR:2017:142, NJ 2017/78 (Tamacht/Hodenius); Hoge Raad 3 februari 2017, nr. 15/03855, ECLI:NL:HR:2017:143, RvdW 2017/260 (Aventura); Hoge Raad 3 februari 2017, nr. 15/05400, ECLI:NL:HR:2017:144, NJ 2017/79 (Van der Vrande/Van de Laar); Hoge Raad 3 februari 2017, nr. 15/05423, ECLI:NL:HR:2017:150, NJ 2017/80 (J/K)
Annotaties en wetgeving | Annotatiejuni 2017AA20170508
A.A.H. van Hoek
Annotaties en wetgeving | Annotatiedecember 2016AA20160957
S.E. Bartels, V. Tweehuysen
Academisch onderwijs is niet alleen het overbrengen van kennis die de docent al heeft en die de student nog moet vergaren. Docenten moeten studenten aan het denken zetten, vragen stellen zonder meteen het antwoord te geven en vragen durven stellen waarop zij zelf het antwoord niet weten. Geregeld komt het voor dat tijdens het (voorbereiden van het) onderwijs een vraag rijst waarover de bij het vak betrokken docenten nog niet eerder nadachten. Zo verging het ons bij het onderwijs over derdenbescherming in het kader van het derdejaarsvak Burgerlijk Recht I (goederenrecht). De vraag die aan de orde was: wat is een ‘ongeldige vroegere overdracht’ in de zin van artikel 3:88 BW? We bespreken deze vraag aan de hand van twee casus, waarvan wij ons afvragen of zij tot toepasselijkheid van artikel 3:88 BW zouden kunnen leiden.
Opinie | Opiniërend artikelmei 2011AA20110367
L. Postma, J. Verhagen
De zogenaamde ‘homogenezingstherapie’, ook wel conversietherapie, is een fenomeen dat de gemoederen bezighoudt. Van verschillende kanten uit de samenleving wordt voor een juridische aanpak voor het voorkomen en tegengaan van conversietherapie gepleit. Maar is een wettelijk verbod aangewezen? En is daar een afzonderlijke bepaling voor nodig? In deze bijdrage bezien de auteurs of het strafrecht en gezondheidsrecht reeds voldoende mogelijkheden bieden om conversietherapie aan te pakken.
Verdieping | Verdiepend artikelfebruari 2022AA20220098
UCERF 17 - Actuele ontwikkelingen in het familierecht
H.N. Stelma-Roorda
Gelet op de sterk vergrijzende maatschappij is het geen overbodige luxe om aan levenstestamenten aandacht aan te besteden. Daarbij spelen spannende vragen een rol: hoever reikt de autonomie van een burger om over zijn toekomstige leven te beschikken? Hoe moet de door hem benoemde vertegenwoordiger zijn taken verrichten en hoe zit het met toezicht? Stelma-Roorda […]
J.H. Nieuwenhuis
Friedrich Carl von Savigny (1779-1861) is de ontwerper van het Bolletje/Bolletje-model van de rechtshandeling: een op rechtsgevolg gerichte wil (‘Ik wil Bolletje’) die zich door een verklaring (‘Ik wil Bolletje’) heeft geopenbaard. Een opstel van Meijers uit 1921, De grondslag der aansprakelijkheid bij contractueele verplichtingen, bevat het bestek van de ‘wilsvertrouwensleer’ die ten grondslag ligt aan de artikelen 3:33 en 3:35 BW. Een andere visie verdient de voorkeur: ‘Ik wil Bolletje’ niet opgevat als wilsverklaring, maar als normatieve taaldaad.
Bijzonder nummer | Duits rechtjuli 2014AA20140545
R.M. Wibier
Hoge Raad 13 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1785 (UTB Holding/Glencore)
Annotaties en wetgeving | Annotatiemaart 2021AA20210279
J.H.L. Beckers
Met de implementatie van de dertiende Europese vennootschapsrichtlijn is in Nederland het verplicht bod geïntroduceerd. Dit cahier biedt inzicht in de complexe materie van acting in concert.
9789069168937 - 16-03-2009