Burgerlijk recht

‘Hadden wij dan iets afgesproken? Ik ken u niet?’

Rechtsbeginselen en de derdenwerking van overeenkomsten

C.E. du Perron

Het belangrijkste beginsel van derdenwerking is het 'geen-derdenwerkingsbeginsel': overeenkomsten zijn alleen van kracht tussen de handelende partijen en kunnen aan derden nadeel noch voordeel brengen. Toch wordt derdenwerking van overeenkomsten in sommige gevallen aanvaard. In deze bijdrage behandel ik kort oorsprong en strekking van het geen-derdenwerkingsbeginsel. Naar aanleiding van een aantal gevallen waarin derdenwerking is aanvaard, ga ik vervolgens in op de vraag met behulp van welke rechtsbeginselen eventueel een rechtvaardiging van derdenwerking kan worden gegeven. Ter inleiding wordt enige aandacht besteed aan de aard van rechtsbeginselen in het algemeen.

Bijzonder nummer | Rechtsbeginselen
oktober 1991
AA19910848

september 1991

Katern 40: Burgerlijk procesrecht

R.J.C. Flach

september 1991

Katern 40: Burgerlijk recht

G.H. Lankhorst, B.E. Reinhartz, J.M. Smits

september 1991

Katern 40: Consumentenrecht

E.H. Hondius

september 1991

Katern 40: Gezondheidsrecht

G.A. van Eikema Hommes

september 1991

Katern 40: Huurrecht

F.T. Oldenhuis, H.J. Rossel

september 1991

Katern 40: Jeugdrecht

J.H. de Graaf

‘Openbaar belang’ en ‘belanghebbenden’ bij de jaarrekening van rechtspersonen

M.J.G.C. Raaijmakers

Hoge Raad 5 september 1990, nr. 28, ECLI:NL:HR:1990:AB9154, RvdW 1990, 154 en NJ 1991, 62 m.n. Maeijer; TVVS 1991, pp. 137-139 m.n. Bak/Boukema (PG Hof Amsterdam/Koninklijke Nedlloyd Groep NV) In deze uitspraak van de Hoge Raad is aan de orde in hoeverre de Procureur-Generaal (P-G) bevoegd is om op de voet van art. 999 Rv (oud) verandering van de jaarrekening te vorderen. De P-G stoelt haar vordering op het openbaar belang. De Hoge Raad oordeelt dat de P-G daarvoor een specifiek openbaar belang moet hebben en dat het feit dat een jaarrekening openbaar dient te worden gemaakt niet meteen meebrengt dat daarin een openbaar belang bestaat. Ook het feit dat er rechtsonzekerheid bestaat op het gebied van het jaarrekeningenrecht, is voor de Hoge Raad nog geen reden om een openbaar belang waarop de vordering is gestoeld aan te nemen. In de noot wordt hier dieper op in gegaan.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
september 1991
AA19910667

Amerikaanse produktenaansprakelijkheid voor geneesmiddelen

C.A.M. van de Paverd

Op 1 november 1990 is in Nederland de wet Productaansprakelijkheid in werking getreden. Deze wet heeft als doel de bescherming van de burger tegen schade die opgetreden is ten gevolge van een gebrek in een product. Op grond van deze wet kan een producent van een gebrekkig product risico-aansprakelijk gesteld worden. Schuld (indien de producent het gebrek had kunnen kennen of voorkomen) doet niet ter zake. De ontwikkeling van schuld- naar risico-aansprakelijkheid ten aanzien van gebrekkige producten heeft in de Verenigde Staten al veel eerder plaatsgevonden. Reeds in 1944 werd gepleit voor risico-aansprakelijkheid voor een ontploft cola-flesje. In dit artikel zal een schets gegeven worden van het Amerikaanse productenaansprakelijkheidsrecht ten aanzien van geneesmiddelen waarbij zowel schuld- als risico-aansprakelijkheid aan de orde zullen komen. Deze producten nemen in het Amerikaanse recht een bijzondere plaats in, mede omdat in sommige gevallen de betekenis van risico-aansprakelijkheid in dit kader afwijkt van die in het geval van andere gebrekkige producten.

Verdieping | Studentartikel
september 1991
AA19910617

De Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek

M. Reinsma

In dit artikel wordt de Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek besproken. Deze wet regelt de inwerkingtreding van het Nieuw Burgerlijk Wetboek, met name de boeken 3, 5 en 6. In dit artikel wordt de parlementaire geschiedenis ten aanzien van deze wet besproken alsmede het concept van overgangsbepalingen. Er wordt ingegaan op de onmiddellijke werking, rechten die reeds voor inwerkingtreding verkregen zijn en overbruggingsregels.

Annotaties en wetgeving | Wetgeving
september 1991
AA19910652

De vermoorde bruid

S.C.J.J. Kortmann, A.J.M. Nuytinck

Hoge Raad 7 december 1990, nr. 14036, ECLI:NL:HR:1990:ZC0071, RvdW 1991, 5. Ook bekend als De vermoorde bruid. In deze uitspraak van de Hoge Raad en met name de procedure daaraan voorafgaand staat centraal in hoeverre het voor de gewezen echtgenoot centraal mogelijk is om aanspraak te maken op de erfenis van door hemzelf vermoorde erflater. In de weergegeven tekst komt met name naar voren dat de moordenaar onwaardig is om te erven. De enige rechtsoverweging van de Hoge Raad die is afgedrukt ziet met name op de redelijkheid en billijkheid die van invloed is op de ontbonden huwelijksgemeenschap. De Hoge Raad oordeelt dat het hof een juiste maatstaf heeft aangelegd en juist heeft geoordeeld door te zeggen dat het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is de achtergebleven echtgenoot de helft van de ontbonden gemeenschap toe te kennen. In de noot wordt hier dieper op in gegaan.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
september 1991
AA19910679

Het varkensmestarrest

P.J.J. van Buuren

Hoge Raad 18 januari 1991, nr. 14096, ECLI:NL:HR:1991:ZC0115, RvdW 1991, 35, AB 1991, 241 m.nt. FHvdB. Ook bekend als het varkensmestarrest. In dit arrest forceert de Hoge Raad een doorbraak voor wat betreft schadevergoeding in geval van rechtmatig handelen door de overheid. I.c. was er sprake van wetgeving die een klein gedeelte van de varkensfokkers onevenredig zwaar treft doordat zij van de ene op de andere dag op een ander voedersysteem moeten overstappen. De Hoge Raad oordeelt dat de regeling waar dit nieuwe voedersysteem op gebaseerd is, niet onrechtmatig is maar doordat de Staat aan Leffers (een varkensboer die moest overstappen van de verboden voedermethode) geen schadevergoeding heeft aangeboden in het concrete geval onrechtmatige jegens Leffers is gehandeld en Leffers dientengevolge recht heeft op schadevergoeding. In de noot wordt dieper ingegaan op schadevergoeding in geval van rechtmatig overheidsoptreden waarbij verschillende uitspraken en literatuur wordt aangehaald.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
september 1991
AA19910656