Shop

Passende arbeid als recht van de mens

Recht op arbeid en op werkloosheidsuitkering in internationaal en Nederlands recht

F.J.H.C. Smit

Hebben de economische, sociale en culturele rechten in het algemeen en het recht op arbeid in het bijzonder rechtskracht en zijn zij afdwingbaar? Voldoet reeds alle arbeid daartoe waar de werknemer in staat is als voorwerp van het recht op arbeid of moet dit recht worden uitlegd en toegepast als recht op passende arbeid? Kan de werkloze werknemer volgens internationaal en Nederlands recht worden verplicht tot het verrichten van elke arbeid waartoe hij of zij in staat is, danwel tot het verrichten van passende arbeid alleen? Wat is de minimumgrens van deze verplichting die een uitkering in geval van werkloosheid met zich meebrengt?

Literatuur | Proefschriftbijdrage
juni 1994
AA19940463

Rechtsvraag (234) casus voor eerstejaars

G.R. de Groot

Rechtsvraag speciaal voor eerstejaars op het gebied van het personenrecht waarbij een onder curatele stelling aan de orde is van een oude vrouw.

Perspectief | Rechtsvraag
juni 1994
AA19940461

The duty of disclosure of information in England and France

J. den Boer, M.C. van Drempt, J. Lecoindre

Het tweede artikel behorend bij de reeks European Contract Law gaat over de informatieplicht bij de totstandkoming van contracten in Engeland en Frankrijk. Eerst wordt het Engelse recht besproken en vervolgens het Franse recht. De conclusie is dat er een grote verschil bestaat in de disclosure-verplichtingen. In Engeland bestaat er nauwelijks een informatieplicht waar een schending van een dergelijke plicht al vrij snel tot aansprakelijkheid leidt.

Verdieping | Studentartikel
juni 1994
AA19940407

The Legal Effect of Superventing Events

Article 2.117 EP - A European Principle compared with German, English and French Law

M. Sichert

In deze derde bijdrage bij de reeks over European Contract Law wordt het Duitse, Engelse en Franse recht inzake onvoorziene omstandigheden vergeleken met art. 2.117 van de Principles of European Contract Law (EP).

Verdieping | Studentartikel
juni 1994
AA19940413

Valt een internationale organisatie onder het EG-mededingingsrecht?

K.J.M. Mortelmans

Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJ EG) 19 januari 1994, ECLI:EU:C:1994:7, zaak C-364/92 (SAT Fluggesellschaft en Eurocontrol) In deze uitspraak van HvJ EG wordt ingegaan op ondernemingsbegrip uit het Europese Gemeenschapsverdrag. Het HvJ EG formuleert daarbij de volgende rechtsregel: De artikelen 86 en 90 EEG moeten aldus worden uitgelegd, dat een internationale organisatie zoals Eurocontrol geen onderneming in de zin van deze artikelen is.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
juni 1994
AA19940450

Hervorming van het Straatburgse toezichtmechanisme

Protocol nr. 11 bij het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens

C.N.J. de Vey Mestdagh

In dit artikel wordt naar aanleiding van de overspoeling van de organen die zich bezighouden met toezicht op het EVRM de wijziging van deze organen besproken. Er zal één orgaan komen, het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. In het artikel wordt de samenstelling, één rechter per lidstaat, alsook de procedure voor dit nieuwe hof besproken worden.

Verdieping | Verdiepend artikel
juni 1994
AA19940440

juni 1994

Katern 51: Criminologie

M.A. Zwanenburg

‘Besloten’ vennootschappen: quasi-nv of quasi-vof?

Enkele rechtsvergelijkende notities

M.J.G.C. Raaijmakers

De Nederlandse bv is niet meer dan een 'quasi-nv'. Haar wettelijke statuut is te weinig toegesneden op 'besloten' verhoudingen, waarin de aandeelhouders-partners samenwerken krachtens daartoe strekkende regeling. Anders dan bij een beurs-nv, zijn de hoedanigheid van bestuurder en aandeelhouder hier veelal in dezelfde personen verenigd. Bij rechtsvergelijking blijkt dat het wel degelijk mogelijk is om rechtspersoon en contract in een 'besloten' rechtspersoon met elkaar te verenigen. Dit wordt geïllustreerd aan de hand van de Amerikaanse close corporation en de Duitse GmbH. Deze tussenvorm, die men als 'quasi-vof' kan aanmerken, blijkt in de praktijk tegemoet te komen aan een duidelijke behoefte.

Bijzonder nummer | Rechtsvergelijking
mei 1994
AA19940340

Artikel 6:211 BW en de Engelse law of restitution

H.J. van Kooten

Kan hetgeen ter nakoming van een nietige overeenkomst is gepresteerd, uit onverschuldigde betaling worden teruggevorderd? Onder het oude BW beantwoorde de Hoge Raad deze vraag bevestigend. Immers, een nietige overeenkomst doet geen verbintenissen ontstaan en hetgeen uit doen hoofde is betaald, kan daarom ongedaan worden gemaakt. Dat is ook de hoofdregel onder het huidige BW. De terugvorderingsactie zal echter niet slagen voor zover deze in strijd komt met de redelijkheid en billijkheid. In deze bijdrage wordt onderzocht wat redelijkheid en billijkheid in artikel 6:211 BW eisen. Het Engelse restitutierecht dient daarbij als bron van inspiratie.

Bijzonder nummer | Rechtsvergelijking
mei 1994
AA19940311

Bescherming en beperking van grondrechten vergeleken

H.R.B.M. Kummeling

In deze bijdrage wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste uitgangspunten en beginselen die ten grondslag liggen aan de grondrechtenbescherming in een aantal Lid-Staten van de EG. Tegelijk wordt een aantal actuele vraagstukken omtrent grondrechtenbescherming meegenomen. Met name wordt besproken de mogelijke noodzaak tot het introduceren van materiële afwegingscriteria, het nu al jaren voortslepende debat over constitutionele toetsing in Nederland en ten slotte de gevolgen van de Europese integratie voor de grondrechtenbescherming, met daarbij in het bijzonder de vraag waarom incorporatie van het EVRM in het EG-recht zo moeizaam van de grond komt.

Bijzonder nummer | Rechtsvergelijking
mei 1994
AA19940360

De externe werking van een trustverhouding tegenover derden naar Engels en Nederlands recht

G.T.M.J. Raaijmakers

Met de dogmatische scheiding tussen bet verbintenissenrecht en het goederenrecht is de trust tot op de dag van vandaag steeds als aparte rechtsfiguur uit het Nederlandse recht geweerd. Pitlo zei over deze scheiding echter al: 'te gecompliceerd in het maatschappelijk leven, dan dat de kernvragen van het burgerlijk recht in een sobere, enkelvoudige zin tot oplossing zouden zijn te brengen. De sobere zin kan hoogstens het uitgangspunt vormen voor nadere overdenking." Dit blijkt duidelijk bij het denken over normen met betrekking tot de Nederlandse trust-achtige verhouding. In dit verband kan veel worden geleerd van het Engelse recht.

Bijzonder nummer | Rechtsvergelijking
mei 1994
AA19940331

De rol van rechtsvergelijking bij de totstandkoming van wetten

J.M. Polak

In dit artikel beschrijft de auteur aan de hand van een op hande zijnd proefschrift de gebruikmaking van rechtsvergelijking bij de totstandkoming van wetten. Als begintpunt gaat de auteur in op het gebruik van rechtsvergelijking bij het BW en de Awb. Van daaruit worden vragen geformuleerd zoals: 'Waarom moet er gebruik worden gemaakt van rechtsvergelijking voor de totstandkoming van wetgeving?' en 'Wanneer moet er rechtsvergelijking bedreven worden?' en 'Welke rechtsstelsels dienen er bekeken te worden?'. Verder in het artikel wordt daar antwoord op gegeven.

Bijzonder nummer | Rechtsvergelijking
mei 1994
AA19940297