Shop

Rechtseenheid als monoliet of als open constructie

I.C. van der Vlies

In dit artikel wordt beschreven hoe het Europese recht anders ingericht kan worden zodat de wetgeving van de Lid-staten en de EG beter op elkaar afgestemd kunnen worden.

Bijzonder nummer | Rechtsharmonie - Wetsharmonie
mei 1996
AA19960293

Rechtsharmonie en wetsharmonie in het internationale strafrecht

G.A.M. Strijards

In het Wetboek van Strafrecht zijn slechts enkele, meer incidentele wezensvreemde elementen tengevolge van internationaal recht aan te wijzen. In dit artikel zal aangetoond worden dat buiten het Wetboek van Strafrecht om belangrijke ontwikkelingen gaande zijn, welke nopen tot het heroverwegen van introverte kenmerken van het Wetboek van Strafrecht.

Bijzonder nummer | Rechtsharmonie - Wetsharmonie
mei 1996
AA19960378

Veelheid van rechtsbronnen: één IPR?

A.V.M. Struycken

Het recht verdraagt geen wanorde. Wanordelijk recht schiet tekort in het doen ontstaan en voortbestaan van gerechtigheid in de maatschappelijke verhoudingen. De redactiecommissie van dit Bijzonder nummer ziet een probleem ontstaan; zij vindt het althans van belang zich de vraag te stellen of de harmonie in het recht heden ten dage kan worden behouden bij de veelheid en de betekenis van de niet-Nederlandse rechtsbronnen. In het onderstaande wordt gepoogd enige gedachten te ontwikkelen over de wijze waarop de wetgever bij voorkeur te werk zou moeten gaan in de sector internationaal privaatrecht (IPR). Eerst wordt ingegaan op de vraag waar de Nederlandse wetgever de wettelijke voorschriften van IPR bij voorkeur zou moeten onderbrengen (I). Vervolgens komt aan de orde de vraag hoe verdragsregels en EG-voorschriften zouden moeten worden ingepast (II).

Bijzonder nummer | Rechtsharmonie - Wetsharmonie
mei 1996
AA19960347

Wat hebben de Europese Richtlijnen in ons vennootschapsrecht aangericht?

L. Timmerman

In deze bijdrage wordt de vraag besproken of de Europese Richtlijnen inzake het vennootschapsrecht afbreuk hebben gedaan aan de systematiek van het Nederlandse vennootschapsrecht. Het antwoord op deze vraag dient naar mijn inzicht te zijn dat de systematiek van het Nederlandse vennootschapsrecht als gevolg van de impuls van de Europese Richtlijnen op een aantal punten verbeterd is. Het Nederlandse vennootschapsrecht heeft in het algemeen een heilzame invloed van de Europese Richtlijnen ondergaan. Hiervan geef ik een aantal voorbeelden in paragraaf 2. Op een beperkt aantal punten lijken de Richtlijnen aan de Nederlandse wetgever oplossingen te hebben opgedrongen die niet goed in het Nederlandse privaat- en vennootschapsrecht passen. Deze gevallen komen aan de orde in paragraaf 3.

Bijzonder nummer | Rechtsharmonie - Wetsharmonie
mei 1996
AA19960309

Beantwoording rechtsvraag (248) voor eerstejaars

Wrongful life

A.M. Hol

Beantwoording van een rechtsvraag rondom de 'wrongful life'-problematiek. De vraag is in hoeverre en op welke grond een arts aansprakelijk is voor schade jegens de moeder van een gehandicapt kind dat door de arts verkeerd is voorgelicht en het kind zelf.

Perspectief | Rechtsvraag
april 1996
AA19960273

De algemene exceptieclausule in het internationaal privaatrecht

B. Hooimeijer

In het internationale privaatrecht wijst het conflictenrecht het recht aan dat op een internationale rechtsverhouding van toepassing is. Een algemene exceptieclausule biedt de rechter de mogelijkheid om het door de conflictregel aangewezen recht buiten toepassing te laten en hiervoor in de plaats een ander recht toe te passen waarmee de rechtsverhouding 'nauwer verbonden' is. Is het zinvol om de rechter in de vorm van een wettelijke algemene exceptieclausule de mogelijkheid te bieden van het aangewezen recht af te wijken? Zo ja, hoe zou een algemene exceptieclausule eruit moeten zien? Deze vragen zijn het onderwerp van dit artikel.

Verdieping | Studentartikel
april 1996
AA19960227

De rechter overboord?

M.F.J. Haak, F.G.H. Kristen

In dit artikel wordt ingegaan op de verschillende taken die een rechter binnen een gerecht kan hebben. De regering beoogt om de rechter ook een beheerstaak op te leggen. De redacteuren overwegen dat dit de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in gevaar kan brengen.

Opinie | Redactioneel
april 1996
AA19960226

Geen voorkeur?

N.Th. van Schelven

Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJ EG) 17 oktober 1995, C-450/93, ECLI:EU:C:1995:322 (Eckhard Kalanke t. Freie Hansestadt Bremen) In dit arrest van het Hof van Justitie wordt ingegaan op het voorkeursbeleid voor vrouwen bij het aannemen van werknemers. In de noot wordt ingegaan op de communautaire dimensie van dit voorkeursrecht en tegen welke randvoorwaarden dit in Nederland kan worden uitgevoerd.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
april 1996
AA19960266

Rechtsoefening

P. van Schilfgaarde

In dit artikel betoogt Van Schilfgaarde dat de veelheid aan juridische tijdschriften absoluut geen probleem is en dat deze bijdragen aan de rechtsontwikkeling.

Opinie | Opiniërend artikel
april 1996
AA19960251

Rechtsvraag (252) onrechtmatige daad in de sport

C.J.J.M. Stolker

In deze rechtsvraag wordt de vraag gesteld wanneer er in de setting van een sportwedstrijd sprake is van een onrechtmatige daad. In de sport gelden andere zorgvuldigheidsnormen en mensen worden geacht zich te conformeren aan de risico's.

Perspectief | Rechtsvraag
april 1996
AA19960277

Sport en Europees recht

H.A.G. Temmink

Dit artikel is een aanvulling op het in maart verschenen commentaar bij het arrest Bosman.' De bijdrage beoogt een overzicht te geven van de invloed die het recht en het beleid van de Europese Unie hebben op regels en praktijken in de sportwereld.

Overig | Rode draad | Sport en recht
april 1996
AA19960235

‘Het beginsel van de rechtseenvoud’

Interview met prof.mr. A.F.M. Brenninkmeijer

J.H. van Breda, P. Kreijger

Alex Brenninkmeijer (1951) studeert in 1976 af in Groningen, waarna een lange tocht langs diverse universiteiten volgt. In 1987 promoveert Brenninkmeijer bij Hirsch Ballin. Zijn proefschrift heeft als onderwerp het recht op toegang tot de rechter. In 1993 aanvaardt hij het ambt van hoogleraar in het burgerlijk procesrecht aan de Universiteit van Amsterdam. Vanaf 1 februari 1996 is Brenninkmeijer hoogleraar in het Staats- en bestuursrecht te Leiden. Naast een academische carrière is Brenninkmeijer ook actief in de rechtspraktijk. Begonnen als plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Beroep in Arnhem is hij inmiddels vice-president van de Centrale Raad van Beroep. In de juridische pers, waaronder in het Nederlands Juristenblad waarvan Brenninkmeijer redacteur is, zijn veel bijdragen van zijn hand terug te vinden. Met name op het terrein van de rechtspleging en de rol van de rechter in het staatsbestel heeft hij aan de meningsvorming op prominente wijze bijgedragen. Wij spraken met hem over de grens van het burgerlijk en administratieve procesrecht.

Verdieping | Interview
april 1996
AA19960245