Annotaties en wetgeving

RuneScape

N. Rozemond

Hoge Raad 31 januari 2012, nr. 10/00101 J, ECLI:NL:HR:2012:BQ9251, LJN: BQ9251, NJ 2012, 536 m.nt. N. Keijzer (RuneScape)

Annotaties en wetgeving | Annotatie
april 2013
AA20130294

S BV

M.J.G.C. Raaijmakers

Hoge Raad 9 juli 1990, nr. 26, ECLI:NL:HR:1990:AC0960, RvdW 1990, 147 (S/S BV) In deze uitspraak van de Hoge Raad is het de vraag of het indienen van een verweerschrift gezien kan worden als vertegenwoordiging van de rechtspersoon en of deze op rechtsgeldige wijze is gedaan. De Hoge Raad beantwoordt deze vraag bevestigend. Verder is aan de orde in hoeverre het niet aanpassen van de statuten waardoor er jaren achter elkaar een groot gedeelte van de jaarwinst op grond van een statutaire reserve wordt gereserveerd, in plaats van deze uit te keren als dividend, wat geen enkele functie meer voor de vennootschap heeft, een reden is om een enquêteverzoek in te dienen welk verzoek aangemerkt kan worden als 'gegronde redenen om aan juist beleid te twijfelen'. De Hoge Raad beantwoordt deze vraag eveneens bevestigend. In de noot wordt dieper ingegaan op de vertegenwoordigingsbevoegdheid en de mogelijkheden tot het indien van een enquêteverzoek.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
januari 1991
AA19910083

Saelman/Academisch Ziekenhuis VU: wanneer begint de korte verjaringstermijn van artikel 3:310 BW te lopen?

T. Hartlief

Hoge Raad 31 oktober 2003, nr. C02/234HR, ECLI:NL:HR:2003:AL8168, RvdW 2003, 169 (Saelman/Academisch Ziekenhuis VU) Het gaat hier om een belangrijk verjaringsarrest dat ook vanuit rechtsvindingsperspectief interessant is.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
april 2004
AA20040266

Samenlevingsovereenkomst vernietigbaar op grond van dwaling?

A.J.M. Nuytinck

Hoge Raad 21 februari 2014, nr. 12/05846, ECLI:NL:HR:2014:416

Annotaties en wetgeving | Annotatie
mei 2014
AA20140363

Samenloop in het verdelingsrecht

A.J.M. Nuytinck

Hoge Raad 19 januari 2007, nr. C05/273HR, ECLI:NL:HR:2007:AZ1488, LJN: AZ1488, NJ 2007, 62 Verdeling huwelijksgoederengemeenschap bijwege van echtscheidingsconvenant; onrechtmatige daad (verzwijging); samenloop; de aan de bevoegdheid tot vernietiging van een verdeling (art. 3:196 BW) verbonden vervaltermijn van artikel 3:200 BW staat niet eraan in de weg dat na het verstrijken daarvan een deelgenoot jegens de ander een vordering tot schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad instelt.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
juni 2007
AA20070515

Samir A. – absoluut ondeugdelijke voorbereiding?

Th.A. de Roos

Hoge Raad 20 februari 2007, nr. 00447/06, ECLI:NL:HR:2007:AZ0213, LJN: AZ0213 (Samir A.) Bij de interpretatie van kennelijk bestemd in artikel 46 oud Wvsr heeft het hof blijk gegeven van een te beperkte opvatting. Het heeft immers nagelaten te beoordelen of deze voorwerpen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig kunnen zijn voor het misdadige doel dat verdachte met het gebruik van de voorwerpen voor ogen had.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
september 2007
AA20070691

Sanctiewet 1977

P.J. Hustinx

Onderwerp van deze rubriek vormt ditmaal de Wet van 15 februari 1980 (Stb. 93) tot het treffen van sancties tegen bepaalde staten of gebieden (Sanctiewet 1977). Deze wet is om meerdere redenen interessant. Vooreerst vanwege de verwikkelingen die zich rond haar totstandkoming in de Eerste Kamer hebben voorgedaan. Daar werd het door de Tweede Kamer op 6 oktober 1977 - vandaar het achteraf voorbarig gebleken jaartal in de  citeertitel - aanvaarde ontwerp-Sanctiewet inzet van een langdurige strijd, waarbij de VVD en een groot deel van het CDA zich opstelden tegenover hun politieke geestverwanten in het kabinet. Deze laatsten stonden aanvankelijk voor de vraag of zij de verdediging van dit door het kabinet-Den Uyl voorbereide wetsontwerp wel moesten voortzetten. Een en ander heeft geleid tot een, zeker voor de Eerste Kamer, ongebruikelijk groot  aantal schriftelijke stukken, waaronder het verslag van een voor dit hoge college al evenzeer ongebruikelijke, maar druk bezochte hoorzitting. Men zie de kamerstukken onder nr. 14006. Opmerkelijk is voorts dat de Tweede Kamer zich tijdens de algemene politieke en financiële beschouwingen in oktober 1979 met de gang van zaken in de Eerste Kamer bemoeide en via een motie-Den Uyl (15800, miljoenennota, nr. 37) de wens uitsprak, dat het wetsontwerp - tot wet verheven - zo snel mogelijk in werking zou treden. Ook afgezien daarvan biedt de Sanctiewet echter voldoende stof voor een bespreking. Wij zullen ons hier beperken tot de hoofdlijnen en enkele aspecten die voor de lezers van dit tijdschrift van belang kunnen zijn. Voor een uitvoeriger beschouwing zij verwezen naar P. J. Kuyper, De nieuwe Sanctiewet, SEW 1980, p. 319 ev.

Annotaties en wetgeving | Wetgeving
februari 1981
AA19810072

SANDOZ-arrest. De Warenwet tussen DE-regulering en EG-regulering

K.J. Mortelmans

Hof van Justitie Europese Gemeenschappen (HvJ EG) 14 juli 1983, zaak nr. 174/82, ECLI:EU:C:1983:213 (Sandoz B.V.)

Annotaties en wetgeving | Annotatie
februari 1984
AA19840100

Satelliettv-arrest

H. Cohen Jehoram

Hoge Raad 22 februari 1985, nr. 6661, ECLI:NL:HR:1985:AG4970, RvdW 1985, 51 Informatierechtelijke aspecten van abonnee-tv-etheruitzending van via communicatiesatelliet ontvangen omroepprogramma's.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
september 1985
AA19850474

Schade- en kostenvergoeding en het EVRM

C.P.M. Cleiren

Europese Hof voor de rechten van de Mens (EHRM/ECHR) 28 september 1995, Application no. 15346/89 en 15379/89, ECLI:CE:ECHR:1995:0928JUD001534689 (Masson and Van Zon v. The Netherlands) Het Hof onderzoekt of bij strafvorderlijke schadevergoedingsacties sprake is van een 'civil right' in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM. Met het oog op de status van het Verdrag binnen de Nederlandse rechtsorde stelt het Hof dat het Verdrag geen recht toekent op vergoeding van gemaakte kosten, noch op compensatie voor rechtmatige vrijheidsbeperkingen. De vraag of zo'n recht in een bepaalde zaak bestaat zal moeten worden beantwoord aan de hand van het nationale recht. Het door de beide gewezen verdachten gevorderde betreft naar de mening van het Hof geen 'right' waarvan in redelijkheid kan worden gezegd dat het naar Nederlands recht is erkend. Om deze reden acht het Hof artikel 6 lid 1 EVRM niet van toepassing op de procedures tot schadevergoeding ex artikel 89 Sv en artikel 591a Sv. Het ter discussie gestelde niet-openbare karakter van de procedure (toen naar Nederlands recht nog in besloten raadkamer) vormt dientengevolge geen schending van artikel 6 lid 1 EVRM.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
februari 1996
AA19960127

Schadevergoeding bij overschrijding van een redelijke termijn in belastinggeschillen

A.O. Lubbers

Hoge Raad 10 juni 2011, nr. 09/05112, ECLI:NL:HR:2011:BO5080, LJN: BO5080 Belastinggeschillen moeten binnen een redelijke termijn worden beslecht; bij overschrijding van die termijn heeft de belastingplichtige in beginsel recht op een schade­vergoeding.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
november 2011
AA20110815

Schadevergoeding bij verkrijging door verjaring

A.G. Castermans

Hoge Raad 24 februari 2017, nr. 15/01948, ECLI:NL:HR:2017:309, RvdW 2017/298 (Gemeente Heusden/verweerders)

Annotaties en wetgeving | Annotatie
juni 2017
AA20170516