Vermogensrecht

Uitleg van commerciële contracten in de praktijk

D.J. Beenders, J.W.M.K. Meijer

Post thumbnail Het is van essentieel belang dat bij de totstandkoming van een overeenkomst al wordt nagedacht over mogelijke risico’s ten aanzien van de uitleg daarvan en hoe deze risico’s zoveel mogelijk kunnen worden beperkt. Mocht het tot een geschil komen, dient een partij bovendien zoveel mogelijk (processuele) waarborgen te treffen om de kans op een voor haar gunstige uitleg van de overeenkomst te vergroten. Dit artikel is bedoeld om studenten vanuit een praktische invalshoek een inleiding te geven op deze problematiek en de wijze waarop daarmee kan worden omgegaan.

Verdieping | Verdiepend artikel
september 2013
AA20130646

Uitleg van een boetebeding en matiging van contractuele boete: de letter of de geest van het contract?

J.M. van Dunné

Hoge Raad 11 februari 2000, nr. C98/196HR, ECLI:NL:HR:2000:AA4779, NJ 2000, nr. 277, (Kok/Schoor (rattenbestrijding)) In deze noot bij dit arrest wordt ingegaan op de werking van het boetebeding en eventuele matiging op grond van de billijkheid.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
april 2001
AA20010251

Unfair commercial practice ≠ unfair contract term ≠ void contract

The CJEU’s judgment in the case C-453/10 (Pereničová and Perenič)

J. Luzak

Post thumbnail In de relatie tussen consumenten en handelaren zijn consumenten niet zelden in het nadeel, bijvoorbeeld vanwege onredelijke voorwaarden in standaardcontracten, of door misleidende informatie over prijzen voor producten of diensten. Wat gebeurt er nu als een consument een onredelijke voorwaarde uit een standaardcontract aanvecht? Vervalt dan het hele contract? Joasia Luzak onderzoekt dit aan de hand van HvJEU-uitspraak C-453/10 (Pereničová and Perenič). Dit artikel is geschreven in het Engels.

Opinie | Opiniërend artikel
juni 2012
AA20120428

Van Berkels derdenbeslag

J.L.P. Cahen

Hoge Raad 25 januari 1991, nr. 14108, ECLI:NL:HR:1991:ZC0122, RvdW 1991, 41 (Van Berkel/Tribosa) In deze uitspraak die nog gewezen is ten tijde van het oude Burgerlijke Wetboek wordt ingegaan op de werking van het derdenbeslag op huurvorderingen bij vervreemding van het object waar de huur uit voortvloeit. De Hoge Raad oordeelt met verwijzing naar het destijds nieuwe art. 475b Rv dat een vervreemding van het object waar de vorderingen waar beslag op is gelegd uit voortvloeien geen invloed heeft op het beslag en dat dit in overeenstemming is met het destijds geldende recht. Ook het feit dat het object waar de huurvorderingen uit voortvloeien executoriaal verkocht is door de eerste hypotheekhouder doet hier niets aan af. In de noot wordt hier dieper op ingegaan.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
juni 1991
AA19910498

Van den Bos-Provincial

J. Hijma

Hoge Raad 29 september 1995, nr. 15759, ECLI:NL:HR:1995:ZC1827, NJ 1996, 89 (Van den Bos/Provincial Insurance) In dit arrest en de daarbij behorende noot wordt ingegaan op het onderwerp rechtsverwerking. Dit gedeelte van het burgerlijk recht wordt vaak onder de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid. De annotator gaat hier dieper op in.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
juni 1996
AA19960444

Van der Tuuk Adriani-Batelaan

Ongerechtvaardige verrijking

J. Hijma

Hoge Raad 15 maart 1996, nr. 16038, ECLI:NL:HR:1996:ZC2108, RvdW 1996, 74 C (Van der Tuuk Adriani/Batelaan) Uitspraak van de Hoge Raad over een geval van ongerechtvaardigde verrijking in een tijd waarin het NBW nog niet gold. Aangesloten wordt bij de Quint/ Te Poel-formule waarbij aanwijzingen voor ongerechtvaardigde verrijking gevonden dienen te worden in een publiekrechtelijke wet.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
februari 1997
AA19970102

Van Dooren q.q./ABN Amro

R.D. Vriesendorp

Hoge Raad 16 juni 2000, nr. C96/2308HR, ECLI:NL:HR:2000:AA6234, www.jwb.nl 2000, 98, RvdW 2000, 156C, NJ 2000, 578 (Van Dooren q.q./ABN Amro) Dit arrest lijkt een afronding te vormen van een ontwikkeling waarbij de Hoge Raad de reikwijdte van de faillissementspauliana, die van artikel 47 Fw in het bijzonder, sterk heeft ingeperkt. Een belangrijk middel om verdachte transacties aan de vooravond van een faillissement ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers te bestrijden lijkt langzamerhand aan de curator ontnomen te zijn. Hij zal in voorkomend geval zijn toevlucht moeten zoeken tot de onrechtmatige daadsvordering, met alle (bewijs) problemen van dien. In deze noot zal ik na een uiteenzetting van de casus en het procesverloop de belangrijkste overwegingen uit het arrest bespreken en enkele elementen daaruit nader beschouwen.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
maart 2001
AA20010159

Van Geest-Nederhof

J. Hijma

Hoge Raad 21 december 1990, nr. 14017, ECLI:NL:HR:1990:ZC0088, NJ 1991, 251 (Van Geest/Nederhof) Arrest en bijbehorende noot van de Hoge Raad over de regeling van verborgen gebreken, de verhouding van een mededelings- en onderzoeksplicht die speelt onder het oude recht. De Hoge Raad oordeelt dat een mededelingsplicht van de verkoper voor de onderzoeksplicht van de koper gaat. Ook oordeelt de Hoge Raad dat de oude regeling van verborgen gebreken niet derogeert aan een beroep op dwaling en verwijst daarmee tevens naar het NBW. In de noot wordt dieper op de verhouding tussen spreek- en onderzoeksplicht in gegaan.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
september 1991
AA19910661

Van Gend en Loos-arrest

W.C.L. van der Grinten

Hoge Raad 7 maart 1975, ECLI:NL:HR:1975:AB7436 (Van Gend & Loos/Kledingmagazijnen Tielkes NV). Ook bekend als het Van Gend en Loos-arrest.

oktober 1975
AA19750619

Van Waning-Van der Vliet

M.J.G.C. Raaijmakers

Hoge Raad 3 april 1992, nr. 14577, ECLI:NL:HR:1992:ZC0564, NJ 1992, 411 m.nt. Maeijer (Van Waning/Van der Vliet) Arrest van de Hoge Raad waarin bepaald wordt dat betalingsonmacht van een bv kan bestaan uit de betalingsonwil van degene die volledige zeggenschap over de vennootschap heeft. Het niet-gebruik maken van een krediet faciliteit door de vennootschap op instignatie van de enig zeghebbende kan volgens de Hoge Raad een onrechtmatige daad opleveren van degene die volledig zeggenschap heeft tegen de schuldeiser. In de noot wordt hier dieper op ingegaan en worden de moeilijkheden rond deze zaak verder toegelicht.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
maart 1993
AA19930201

Van Wessem-Traffic

W.C.L. van der Grinten

Hoge Raad 6 maart 1970, ECLI:NL:HR:1970:AB7171, RvdW 1970, p. 570 (Van Wessem/Traffic). Ook bekend als Pluvier. Eigendomsoverdracht tot zekerheid van nog te verwerven goederen bij wege van geanticipeerd constitutum possessorium, niet gevolgd door feitelijke overgave. Staat deze overdracht in de weg aan het privilege van een verkoper op verkochte en niet betaalde goederen ex art. 1185, sub 3 BW?

mei 1970
AA19700211

Van zaken-recht naar goederen-recht: over de zorgplicht van de pandhouder, eigendomsvoorbehoud, reclamerecht, revindicatie en andere ‘zaken’

J.W.A. Biemans

In dit artikel gaat Biemans in op een aantal artikelen in het Burgerlijk Wetboek die blijkens de tekst alleen van toepassing zijn op zaken in de zin van art. 3:2 BW maar die volgens Biemans op alle goederen (art. 3:1 BW) van toepassing zijn. Daarbij betrekt Biemans veranderingen in het ontwerp-Meijers. Daarna gaat de auteur in op de zorgplicht van de pandhouder (art. 3:243 lid 1 BW), het eigendomsvoorbehoud (art. 3:92 BW), het recht van reclame (art. 7:39 BW) en de revindicatie (art. 5:2 BW).

Verdieping | Studentartikel
mei 2009
AA20090320