Internationaal Europees en buitenlands recht

Resultaat 193–204 van de 1449 resultaten wordt getoond

De invloed van het EG-recht op het Nederlandse belastingrecht

H.P.A.M. van Arendonk

De betekenis van het recht van de Europese Gemeenschap op het belastingdomein van de lidstaten is de laatste jaren sterk toegenomen. De harmonisatie op het terrein van de BTW en accijnzen is voor velen, ook voor menig fiscalist, geruisloos ingevoerd. Alleen de tarieven zijn nog een nationale aangelegenheid. Het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap kent geen verplichting tot harmonisatie van de directe belastingen. Europese regelgeving op dit terrein heeft dan ook nauwelijks plaatsgevonden. De lidstaten willen de directe belastingen graag nationaal houden en blijven daarom vasthouden aan het unanimiteitsvereiste op fiscaal terrein. De jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Ge- meenschappen is van groot belang en levert nogal eens verrassende en voor de lidstaten onaangename uitspraken op. Tot slot komen in dit artikel nog onderwerpen aan de orde als fiscale staatssteun, fiscaal beleid en rechtsbescherming.

Bijzonder nummer | De toekomst van de Europese integratie
mei 2001
AA20010358

De invloed van politiek-economische voorkeuren op de besluitvorming van het Gerecht inzake EU-mededingingsrecht

W. Wijtvliet

Dit artikel bespreekt een nieuwe methode om politiek-economische voorkeuren van EU-rechters te meten, analyseert de invloed van deze voorkeuren op de rechtspraak van het Gerecht inzake EU mededingings- en staatssteunrecht en gaat kort in op een mogelijke normatieve implicatie van statistisch onderzoek naar rechterlijke besluitvorming.

Verdieping | Verdiepend artikel
januari 2020
AA20200037

De IPR-schets, een overzicht zonder inzicht

H.J. van Kooten, M.J. Kroeze

Redactioneel artikel waarin een overzicht wordt gegeven over de pogingen tot codificatie van het Nederlandse internationaal privaatrecht.

Opinie | Redactioneel
november 1993
AA19930762

De Italiaanse wijze van implementeren

E.I.L. Vos

Het binnen drie jaar implementeren van de Europese Richtlijn inzake productenaansprakelijkheid, n. 85/374, is voor maar liefst negen Lid-Staten niet haalbaar gebleken. Het is vaker voorgekomen dat Lid-Staten richtlijnen niet binnen de voorgeschreven termijn implementeren. Deze situatie kan grotendeels worden voorkomen door een reële termijn voor de aanpassing te stellen, het parlement meer bij de voorbereiding van de ontwerp-richtlijnen te betrekken en de procedures tot implementatie te versnellen. Met betrekking tot dit laatste zou gedacht kunnen worden aan een algemene wet, welke een kader schept voor de aanpassing van de interne ordening aan de communautaire ordening. In Italië bestaat reeds een ontwerp van een dergelijke wet. Dit ontwerp kan voor de andere Lid-Staten tot voorbeeld strekken. Allereerst wordt de problematiek van niet-tijdige implementatie van richtlijnen aangestipt. Vervolgens komen enkele oorzaken aan bod. In dit artikel wordt vooral ingegaan op de wijze waarop in Italië richtlijnen worden geïmplementeerd. Vos eindigt zijn artikel met het standpunt dat in Nederland het Italiaanse idee van een algemene kaderwet betreffende de uitvoering van de communautaire besluiten navolging moet vinden.

Verdieping | Studentartikel
december 1989
AA19890979

De kunst van het kiezen

E. Manunza

Post thumbnail

Bij de inrichting van aanbestedingsprocedures dienen aanbesteders vele keuzes te maken. De laatste aanbestedingsrichtlijnen uit 2014 hebben deze keuzemogelijkheden verruimd. De slechte scores die het EU rapport Single Market Scoreboard, Performance in the Public Procurement Area over het jaar 2016 voor Nederland toont, rechtvaardigen de vraag of aanbestedende diensten niet met te veel keuzes worden belast en of het niet beter is om meer keuzes door de wetgever te laten maken.

Opinie | Amuse
december 2017
AA20170962

De luide ondergang en stille herrijzenis van Trumps inreisverbod

K.M. Manusama

Daags na zijn inauguratie vaardigde de president Trump een decreet uit met een inreisverbod voor burgers uit zes hoofdzakelijk islamitische landen. Er zou daarmee sprake zijn van een muslim ban; een poging om moslims buiten de VS te houden. Er ontstond snel grote maatschappelijke en juridische weerstand. Ondertussen is ondanks al het maatschappelijke en juridische verzet de laatste versie van het inreisverbod van kracht geworden, na interventie door het Amerikaanse Hooggerechtshof. Kenneth Manusama legt uit hoe dit gelopen is.

Opinie | Opiniërend artikel
februari 2019
AA20190128

De Mediawet en het EEG-verdrag

K.J.M. Mortelmans

Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJ EG) 25 juli 1991, zaak C-353/89, ECLI:EU:C:1991:325 (Commissie van de EG tegen Koninkrijk der Nederlanden) Uitspraak van het HvJ EG waarin de verhouding tussen de dienstentitel van het EEG-verdrag en nationale mediawetgeving een rol speelt. In de noot wordt dieper ingegaan op de problematiek en wordt een groot overzicht gegeven van zaken waar media-aspecten bij aan de orde komen.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
januari 1992
AA19920041

De militaire dimensie van de Europese Unie

P.J. Teunissen

Deze bijdrage behandelt de geschiedenis van het debat over een Europese defensie, als achtergrond voor de onderhandelingen sinds 1998 over een autonome Europese strijdmacht voor interventie bij crises. Uiteengezet wordt voorts waarom het voor de Europese Unielanden niet zo gemakkelijk is zelfstandiger militair op te treden. Zij hebben een tekort aan middelen en kunnen zich ook om strategische redenen niet losmaken van de Verenigde Staten, de andere NAVO-landen en de andere Europese landen. In de kern is het een zeer politieke aangelegenheid.

Bijzonder nummer | De toekomst van de Europese integratie
mei 2001
AA20010395

De minuscule Marshalleilanden slepen de almachtige kernwapenstaten voor het Internationaal Gerechtshof

O. Spijkers

Post thumbnail

In april 2014 heeft de Republiek der Marshalleilanden verzocht aan het Internationaal Gerechtshof om te beoordelen of de negen kernwapenstaten – China, Frankrijk, Groot-Brittannië, India, Israël, Noord-Korea, Pakistan, Rusland, en de Verenigde Staten – zich wel aan hun verplichting houden om zich, via onderhandelingen, van hun kernwapens te ontdoen.

Opinie | Opiniërend artikel
april 2015
AA20150281

De modaliteiten van het particuliere-investeerderbeginsel en de toepassing daarvan in de ING-steunverleningszaak

P.J. Slot

Hof van Justitie Europese Unie (HvJ EU) (tweede kamer) 3 april 2014, ECLI:EU:C:2014:213, zaak C-224/12P, (Commissie/Nederland en de ING Groep NV)

Annotaties en wetgeving | Annotatie
juni 2014
AA20140476

UCERF 16 - Actuele ontwikkelingen in het familierecht

De modernisering van het huwelijksvermogensrecht: hoe nu verder? Over de mogelijkheden die het algemeen vermogensrecht biedt

J.H. Lieber

De bijdrage van Jan Hein Lieber begint met de uitdagende vraag hoe het huwelijksvermogensrecht hervormd kan worden. De titel licht al een tipje van de sluier op in welke richting hij mogelijk een oplossing ziet. Na een brede inleiding die context geeft aan de rechtsontwikkelingen op dit punt, onderzoekt Lieber vanuit praktisch oogpunt welke mogelijkheden […]

De mythe van het de auditu-bewijs

N. Rozemond

Er is geen onderwerp in het strafprocesrecht waarover zo veel mythevorming bestaat als het de auditu-bewijs in strafzaken. Ook in de eerste aflevering van Ars Aequi met de Rode draad `Bewijs en Bewijsrecht`verkondigen Nijboer en Wagenaar zonder enige kritische kanttekening de mythe van het de auditu-bewijs. De mythe van het de auditu-bewijs bestaat uit twee bestanddelen. Het eerste bestanddeel is de opvatting dat de Hoge Raad in het De Auditu-arrest van 1926 tegen de wil van de wetgever de auditu-bewijs in het Nederlandse strafprocesrecht zou hebben geïntroduceerd. Het tweede bestanddeel bestaat uit de mening dat de auditu-bewijs in strijd is met het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens: het Europese Hof voor de Rechten van de Mens zou in het Kostovski-arrest `de bijl aan de voet van veel van de de auditu-constructies` hebben gelegd. In deze bijdrage wil ik proberen de mythe van het de auditu-bewijs te ontkrachten. Daarmee wil ik niet betogen dat er geen kritiek kan worden uitgeoefend op de bewijsvoering in Nederlandse strafzaken. Het 'herkennen van Iwan' van Wagenaar en 'Strafrechtelijk bewijsrecht'van Nijboer zijn verplichte literatuur voor iedere jurist die kritisch over het strafrechtelijke bewijsrecht wil nadenken. Ik wil slechts laten zien dat de kritiek op de auditu-bewijs zoals Nijboer en Wagenaar deze onder woorden brengen te ongenuanceerd is: de Nederlandse procespraktijk in strafzaken is veel gevarieerder dan zij het doen voorkomen. Deze nuancering is noodzakelijk om een beter begrip te krijgen van de sterke en zwakke kanten van de Nederlandse bewijsvoering in strafzaken.

Rode draad | Bewijs en bewijsrecht | Verdieping | Studentartikel
maart 1999
AA19990144

Resultaat 193–204 van de 1449 resultaten wordt getoond