Burgerlijk recht

Resultaat 1165–1176 van de 3021 resultaten wordt getoond

Internationaal privaatrecht: rechtsmacht inzake een nevenvordering tot boedelscheiding

Th.M. de Boer

Hof 's-Gravenhage 28 augustus 1986, ECLI:NL:GHSGR:1986:AC9489, nr. 1986-08-28/NJ_62970, NJ1988, 11 (mrs. Kok, Neleman, Hamaker). Uitspraak van het Hof Den Haag over de rechtsmacht van de Nederlandse rechter. In eerste aanleg heeft de vrouw die een re conventionele vordering heeft ingesteld ter zake van de scheiding en deling van de gemeenschap geen bezwaren geuit tegen rechtsmacht van de Nederlandse rechter waar deze in beginsel geen rechtsmacht bezit. Door in hoger beroep de rechtsmacht aan te vechten wordt er in strijd gehandeld met de goede procesorde. In de noot wordt hier dieper op in gegaan en wordt ook het leerstuk van 'distributie is attributie' behandeld. Ook komt de forumkeuze aan de orde en de beperkingen daarbij.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
september 1988
AA19880562

Internationaal privaatrecht: terug naar Chelouche?

Th.M. de Boer

Hoge Raad 7 april 1989, nr. 13468, RvdW 1989, 101, ECLI:NL:HR:1989:AB9743 (Sabah) In deze uitspraak erkent de Hoge Raad de terugwerkende kracht van internationaal privaatrechtelijke regel van huwelijksgoederenrecht uit het Chelouche v. Van Leer-arrest. In dit arrest meent de Hoge Raad echter dat daarop een uitzondering moet bestaan indien partijen op goede gronden hebben aangenomen dat andere verwijzingsregels, met een ander verwijzingsresultaat met daarbij een andere huwelijksgoederenregime van toepassing is. In dat geval geldt de Chelouche v. Van Leer-arrest. In de noot wordt op het ingewikkelde internationale huwelijksgoederenrecht in gegaan waarbij de geschiedenis van de verschillende regels en de overgangsperikelen duidelijk aan bod komt.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
september 1989
AA19890788

Internationaal privaatrecht: verstoting in Nederland

Th.M. de Boer

Hoge Raad 31 oktober 1986, nr. 7144, ECLI:NL:HR:1986:AC9558, NJ 1987, 924, nt. J.C. Schultsz (mrs. Ras, Snijders, Martens, Van den Blink, De Groot; P-G. Berger) In dit arrest, dat is gewezen nadat cassatie in belang der wet was ingesteld, komt aan de orde in hoeverre een verstoting van een vrouw door een man, ook al stemt de vrouw met deze verstoting instemt, rechtsgevolg heeft. De Hoge Raad erkent zo een verstoting niet. In de noot wordt hier dieper op ingegaan en wordt er ook ingegaan op de erkenning van buitenlandse echtscheidingen op basis van de Wet Conflictenrecht Echtscheiding.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
maart 1988
AA19880182

Internationale arbitrage en fundamenteel recht

Internationale consumentenovereenkomsten: wijziging van artikel 5 EVO gewenst!

C. Joustra

Bespreking van een proefschrift waarbij de vraag centraal staat welk recht van toepassing is indien een consument een internationale overeenkomst sluit. Aan de hand van het Europees Verdrag inzake verbintenissen uit overeenkomst wordt bekeken hoeveel rechtsbescherming consumenten toekomt.

Literatuur | Proefschriftbijdrage
november 1997
AA19970828

UCERF 7 - Actuele ontwikkelingen in het familierecht

Internationale echtscheiding en partijautonomie

L. Frohn

In deze bijdrage wordt een beschrijving gegeven van de wijze waarop in het geldende Nederlandse Internationaal Privaatrecht de partijautonomie zich in een grensoverschrijdende echtscheiding manifesteert.

Internationale echtscheiding: het kennelijk ontbreken van een maatschappelijke band

Th.M. de Boer

Hof Arnhem 28 februari 1989, ECLI:NL:GHARN:1989:AD0660, NJ 1990, 15 In deze uitspraak van gerechtshof Arnhem komt aan de orde in hoeverre een werkelijke maatschappelijke band met een bepaald land bestaat waardoor het recht van dit land van toepassing is op echtscheiding. In de onderhavige zaak concludeert het hof dat de band met het verlaten land ontbreekt en dat daarmee Nederlands recht op de echtscheiding van toepassing is. De uitspraak is als het ware een aanleiding voor de annotator om in te gaan op de norm 'maatschappelijke band' uit art. 1 lid 2 WCE.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
maart 1991
AA19910252

Internationale fusie als uitoefening van het recht van vrije vestiging (artikel 52 EEG)

C.T. Dekker

Met het oog op de verwezenlijking van de interne markt in de EG, die in 1992 zou moeten plaatsvinden, worden veel fusies verwacht en ook reeds aangegaan. Ook grensoverschrijdende fusies. In dit artikel wordt ingegaan op de vraag hoe die internationale fusie en de rechtsinstrumenten die daarvoor door de Europese Commissie worden voorgesteld (het ontwerp voor een tiende richtlijn inzake het vennootschapsrecht en het ontwerp-Statuut voor de Europese N.V.), moeten worden gezien in het licht van de vrijheid van vestiging, die deel uitmaakt van die tot stand te brengen interne markt.

Bijzonder nummer | Europa 1992
mei 1989
AA19890375

UCERF 10 - Actuele ontwikkelingen in het familierecht

Internationale kinderontvoering in Nederland

M. Jonker

Merel Jonker schrijft over een aantal bevindingen uit recent onderzoek naar (internationale) kinderontvoering.

Internationale kinderontvoering: einde eigenrichting in zicht?

L.M.B. Veraart

Het verschijnsel internationale kinderontvoering, met alle ingrijpende gevolgen die dit meebrengt, is de afgelopen decennia een probleem van steeds grotere omvang geworden. Factoren als de toegenomen internationale mobiliteit en de in veel landen soepeler geworden echtscheidingswetgeving hebben hiertoe bijgedragen. Wat ons land betreft blijkt uit de cijfers van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, dat er jaarlijks dertig tot veertig kinderen uit Nederland naar het buitenland worden ontvoerd. De juridische middelen om deze vorm van eigenrichting ongedaan te maken schieten veelal tekort. Twee in 1980 tot stand gekomen verdragen, in Europees respectievelijk mondiaal verband, beogen hierin verandering te brengen. Een spoedige bekrachtiging door Nederland — en natuurlijk ook door zoveel mogelijk andere landen — verdient dan ook ten zeerste aanbeveling.

Verdieping | Studentartikel
januari 1988
AA19880003

Internationale milieuverontreiniging

Th.M. de Boer

Rechtbank Rotterdam 15 maart 1991, ECLI:NL:RBROT:1991:AC4066, NJ 1992, 91 — tussenvonnis Uitspraak van de Rechtbank Rotterdam waarin een jurisdictie vraagstuk aan de orde is. De vraag is of een aansprakelijkheidsvraagstuk, waarbij een Roemeens schip dat olie heeft gelekt buiten de Nederlandse territoriale wateren maar waarvan de gevolgen aan de Nederlandse kust worden ondervonden, beheerst dient te worden naar Nederlands recht. In de noot wordt uitgebreid op deze problematiek ingegaan.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
september 1992
AA19920521

Internationale zaakwaarneming voor stinkende benzine

P. Vlas

Hoge Raad 23 februari 1996, nr. 15912, ECLI:NL:HR:1996:AD2498, RvdW 1996, 68 C (Total Liban/Blue Aegean Shipowners). Ook bekend als Athenian Olympics. Arrest van de Hoge Raad en bijbehorende noot waarbij wordt ingegaan op een zaak met een sterk internationaal karakter inzake benzine vervoer. Aan de orde is de bevoegdheid van de Nederlandse rechter bij internationale zaakwaarneming waarover de Hoge Raad een conflictregel formuleert.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
oktober 1996
AA19960642

Resultaat 1165–1176 van de 3021 resultaten wordt getoond