Burgerlijk recht

Anja Kellenaers

J. Hijma

Hoge Raad 24 december 1993, nr. 15132, ECLI:NL:HR:1993:ZC1196, RvdW 1994, 11 (Sikes/Kellenaers) Arrest van de Hoge Raad en daarbij behorende noot over verkeersaansprakelijkheid bij een ongeval waarbij een motorvoertuig en een kind ouder dan 18 jaar is betrokken. Uit het oordeel van de Hoge Raad komt naar voren dat voor de afwering van vestiging van aansprakelijkheid een overmachtsverweer opgaat als aan de automobilist geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Voor de omvang van de schadevergoeding gaat de Hoge Raad in op het eigen schuld verweer van de automobilist. De Hoge Raad overweegt in dat in eerdere rechtspraak van de Hoge Raad is bepaald dat de 100%-regel geldt voor kinderen die nog geen 14 jaar zijn en dat deze regel een harde is. I.c. moet de rechter dus de regel van 14-18 jarigen toepassen welke zegt dat op grond van art. 6:101 BW en art. 31 WVW (oud)/ art. 185 WVW 1994 in ieder geval 50% van de schade van de niet-automobilist moet worden vergoed. In het kader van de billijkheidscorrectie uit art. 6:101 BW kan het zo zijn dat de benadeelde voor nog meer schadevergoeding in aanmerking komt.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
juni 1994
AA19940445

Article 25 CISG: The Problem of Finding a Uniform Meaning in a Uniform Wording

H. Halbhuber

Dit engelstalige artikel behandelt art. 25 van het Weens Koopverdrag (CISG) in navolging op het vak European Contract Law dat destijds aan de Universiteit Utrecht werd aangeboden. Het behandelde artikel betreft contractbreuk en wordt in het eerste artikel uit de reeks behandeld.

Verdieping | Studentartikel
juni 1994
AA19940404

Beantwoording rechtsvraag (230) Internationaal vermogensrecht

The Merchant of Venice

M.V. Polak

Beantwoording van een rechtsvraag gebasseerd op een casus uit de wereldliteratuur waarbij het internationaal privaatrecht aan de orde komt. In de rechtsvraag wordt ingegaan op de rechtsmacht en onder welke jurisdictie de casus valt. Er wordt ingegaan op de verschillende verwijzingsregels.

Perspectief | Rechtsvraag
juni 1994
AA19940457

Bescherming van slachtoffers: voorrect of action directe?

F.G.H. Kristen, G.T.M.J. Raaijmakers

Redacteuren bepleiten in dit redactionele artikel een directe vordering van een benadeelde op de verzekeraar van de schade toebrengende partij om op die manier te ontkomen aan een mogelijk faillissement van de verzekerde. De voorrangspositie van art. 3:287 BW biedt volgens de redacteuren niet genoeg bescherming voor de benadeelde.

Opinie | Redactioneel
juni 1994
AA19940403

Rechtsvraag (234) casus voor eerstejaars

G.R. de Groot

Rechtsvraag speciaal voor eerstejaars op het gebied van het personenrecht waarbij een onder curatele stelling aan de orde is van een oude vrouw.

Perspectief | Rechtsvraag
juni 1994
AA19940461

The duty of disclosure of information in England and France

J. den Boer, M.C. van Drempt, J. Lecoindre

Het tweede artikel behorend bij de reeks European Contract Law gaat over de informatieplicht bij de totstandkoming van contracten in Engeland en Frankrijk. Eerst wordt het Engelse recht besproken en vervolgens het Franse recht. De conclusie is dat er een grote verschil bestaat in de disclosure-verplichtingen. In Engeland bestaat er nauwelijks een informatieplicht waar een schending van een dergelijke plicht al vrij snel tot aansprakelijkheid leidt.

Verdieping | Studentartikel
juni 1994
AA19940407

The Legal Effect of Superventing Events

Article 2.117 EP - A European Principle compared with German, English and French Law

M. Sichert

In deze derde bijdrage bij de reeks over European Contract Law wordt het Duitse, Engelse en Franse recht inzake onvoorziene omstandigheden vergeleken met art. 2.117 van de Principles of European Contract Law (EP).

Verdieping | Studentartikel
juni 1994
AA19940413

‘Besloten’ vennootschappen: quasi-nv of quasi-vof?

Enkele rechtsvergelijkende notities

M.J.G.C. Raaijmakers

De Nederlandse bv is niet meer dan een 'quasi-nv'. Haar wettelijke statuut is te weinig toegesneden op 'besloten' verhoudingen, waarin de aandeelhouders-partners samenwerken krachtens daartoe strekkende regeling. Anders dan bij een beurs-nv, zijn de hoedanigheid van bestuurder en aandeelhouder hier veelal in dezelfde personen verenigd. Bij rechtsvergelijking blijkt dat het wel degelijk mogelijk is om rechtspersoon en contract in een 'besloten' rechtspersoon met elkaar te verenigen. Dit wordt geïllustreerd aan de hand van de Amerikaanse close corporation en de Duitse GmbH. Deze tussenvorm, die men als 'quasi-vof' kan aanmerken, blijkt in de praktijk tegemoet te komen aan een duidelijke behoefte.

Bijzonder nummer | Rechtsvergelijking
mei 1994
AA19940340

Artikel 6:211 BW en de Engelse law of restitution

H.J. van Kooten

Kan hetgeen ter nakoming van een nietige overeenkomst is gepresteerd, uit onverschuldigde betaling worden teruggevorderd? Onder het oude BW beantwoorde de Hoge Raad deze vraag bevestigend. Immers, een nietige overeenkomst doet geen verbintenissen ontstaan en hetgeen uit doen hoofde is betaald, kan daarom ongedaan worden gemaakt. Dat is ook de hoofdregel onder het huidige BW. De terugvorderingsactie zal echter niet slagen voor zover deze in strijd komt met de redelijkheid en billijkheid. In deze bijdrage wordt onderzocht wat redelijkheid en billijkheid in artikel 6:211 BW eisen. Het Engelse restitutierecht dient daarbij als bron van inspiratie.

Bijzonder nummer | Rechtsvergelijking
mei 1994
AA19940311

De externe werking van een trustverhouding tegenover derden naar Engels en Nederlands recht

G.T.M.J. Raaijmakers

Met de dogmatische scheiding tussen bet verbintenissenrecht en het goederenrecht is de trust tot op de dag van vandaag steeds als aparte rechtsfiguur uit het Nederlandse recht geweerd. Pitlo zei over deze scheiding echter al: 'te gecompliceerd in het maatschappelijk leven, dan dat de kernvragen van het burgerlijk recht in een sobere, enkelvoudige zin tot oplossing zouden zijn te brengen. De sobere zin kan hoogstens het uitgangspunt vormen voor nadere overdenking." Dit blijkt duidelijk bij het denken over normen met betrekking tot de Nederlandse trust-achtige verhouding. In dit verband kan veel worden geleerd van het Engelse recht.

Bijzonder nummer | Rechtsvergelijking
mei 1994
AA19940331

Goederenrecht in de Europese Unie

S.E. Bartels, G.R. de Groot

De goederenrechtelijke stelsels van de Lid-Staten van de Europese Unie vertonen aanzienlijke onderlinge verschillen. Dit kan het vrije verkeer van goederen, diensten en kapitaal nadelig beïnvloeden. Daarom is op onderdelen communautair ingrijpen geboden. In deze bijdrage wordt een drietal goederenrechtelijke onderwerpen belicht die mogelijk geraakt zullen worden door Europese regelgeving: zekerheidsrechten, genotsrechten, alsmede bescherming van derden te goeder trouw en verkrijgende verjaring. Alvorens echter tot normstelling over te gaan, dient zorgvuldig rechtsvergelijkend onderzoek te worden verricht.

Bijzonder nummer | Rechtsvergelijking
mei 1994
AA19940321

Rechtsvergelijking en rechtsvinding in burgerlijke zaken

I.R. Jong, L. Strikwerda

Welke rol vervult rechtsvergelijking bij rechtsvinding door de Hoge Raad in burgerlijke zaken? Deze vraag staat in dit artikel centraal. Een vijftal wordt onderscheiden waarin buitenlands recht aan de orde komt In deze gevallen blijkt het rechtsvergelijkend argument een steeds wisselende rol te spelen. Als zelfstandig interpretatie-argument is rechtsvergelijking een betrekkelijk zeldzame verschijning in de rechtsvinding van de Hoge Raad.

Bijzonder nummer | Rechtsvergelijking
mei 1994
AA19940284