Hoofdstuk I – Inleiding
S. Prechal, R.J.G.M. Widdershoven
1 De ontmoeting van twee disciplines
2 Benadering en structuur van dit boek
3 Europees bestuursrecht. Enkele kernbegrippen
4 Bronnen van Europees recht
5 Implementatie van het Unierecht in de nationale rechtsorde: het implementatietraject
6 De paradox van de institutionele autonomie
7 Legaliteit in een geïntegreerde rechtsorde en nationale bestuursorganen
8 Gemengd bestuur
9 Besluit
Hoofdstuk II – Europeanisering van het nationale bestuursrecht in hoofdlijnen
S. Prechal
1 Leidende beginselen
2 Inkadering van het nationale (bestuurs)recht
2.1 Inleiding
2.2 Geschreven Unierecht
2.3 De vereisten van gelijkwaardigheid en doeltreffendheid
2.4 Het beginsel van effectieve rechtsbescherming
3 Milde of indringende toets?
4 De relatie tussen gelijkwaardigheid & doeltreffendheid en het beginsel van effectieve
rechtsbescherming
5 De tendensen in perspectief
Hoofdstuk III – Doorwerking via conforme interpretatie en rechtstreekse werking
M.J.M. Verhoeven, J.H. Jans
1 Inleiding
2 Wat is conforme interpretatie?
2.1 Algemene opmerkingen
2.2 Bij correcte omzetting
2.3 Bij incorrecte omzetting
2.4 Grenzen aan conforme interpretatie
2.4.1 De rechter als wetgever-plaatsvervanger
2.4.2 Rechtszekerheid en legaliteit
3 Wat is rechtstreekse werking?
3.1 De voorwaarden voor rechtstreekse werking
3.2 Rechtstreekse werking en ‘rechten voor particulieren’
3.3 Grenzen aan beleidsvrijheid
3.4 Rechtstreekse werking ook bij correcte implementatie?
3.5 Rechtstreekse werking en conforme interpretatie voor het einde van de
omzettingstermijn van richtlijnen
3.6 Rechtstreekse werking van besluiten
4 Rechtsverhoudingen
4.1 Rechtstreekse werking
4.1.1 Verticale rechtstreekse werking
4.1.2 Horizontale rechtstreekse werking
4.1.3 Omgekeerd verticale rechtstreekse werking
4.1.4 Rechtstreekse werking in ‘driehoeksituaties’
4.2 Conforme interpretatie
4.2.1 Verticale rechtsverhoudingen
4.2.2 Horizontale rechtsverhoudingen
4.2.3 Omgekeerd verticale rechtsverhoudingen
4.2.4 Conforme interpretatie in driehoeksverhoudingen
5 De normadressaten van rechtstreekse werking en conforme interpretatie
5.1 Rechtstreekse werking en bestuursorganen
5.2 Conforme interpretatie door bestuursorganen?
6 Rechtsgevolgen van conforme interpretatie en rechtstreekse werking
6.1 Conforme interpretatie
6.2 Rechtstreekse werking
6.2.1 Buiten toepassing laten van strijdige nationale wetgeving
6.2.2 De rechtsgevolgen in enkele concrete bestuursrechtelijke casusposities
7 Toetsing door de rechter
7.1 Algemene opmerkingen
7.2 Zorgvuldigheid en motivering
7.3 Concrete toetsing
7.4 Abstracte toetsing
7.5 Toetsingsvoorkeur?
7.6 Verhouding met conforme interpretatie
Hoofdstuk IV – Rechtsbeginselen en fundamentele rechten
J.E. van den Brink, W. den Ouden, S. Prechal, R.J.G.M. Widdershoven, J.H. Jans
1 Inleiding
2 Gemeenschappelijke aspecten
2.1 Oorsprong van de rechtsbeginselen
2.2 Soorten rechtsbeginselen
2.3 Functies en reikwijdte van rechtsbeginselen
2.4 De relatie tussen Unierechtelijke rechtsbeginselen en fundamentele rechten
2.4.1 Inleiding
2.4.2 Fundamentele rechten als algemene beginselen van het
2.4.3 Het Handvest van de Grondrechten
2.4.3.1 Inleiding
2.4.3.2 Inhoud van het Handvest
2.4.3.3 Werkingssfeer van het Handvest en EU-rechtsbeginselen
2.4.3.4 Relatie tussen het Handvest en het EVRM
2.4.3.5 Positieve verplichtingen op basis van het Handvest
2.4.3.6 Het Handvest en nationale grondrechten
2.5 Doorwerking van de beginselen en het Handvest in de lidstaten
2.5.1 Inleiding
2.5.2 Beginselconforme interpretatie en rechtstreekse werking
2.5.3 Rol van Unierechtelijke rechtsbeginselen en het Handvest in het
Nederlandse bestuursrecht
2.5.4 Verhouding tussen nationale rechtsbeginselen en het Unierecht
3 Gelijkheid
3.1 Inleiding
3.2 Ongeschreven gelijkheidsbeginsel en geschreven discriminatieverboden
3.3 Functie en inhoud van het algemene gelijkheidsbeginsel
3.3.1 Zelfstandig toetssteen en hulp bij interpretatie
3.3.2 Vergelijkbare gevallen gelijk behandelen
3.3.3 Rechtvaardiging van ongelijke behandeling
3.3.4 Een milde toets
3.4 Discriminatie
3.4.1 Verschil in behandeling op grond van een ‘verboden’ kenmerk
3.4.2 Soorten discriminatie
3.4.3 Objectieve rechtvaardiging
3.4.4 De intensiteit van de toets
3.5 Consequenties van een schending van het gelijkheidsbeginsel
3.6 De betekenis van het Unierechtelijke gelijkheidsbeginsel voor het Nederlandse
(bestuurs)recht
4 Evenredigheid
4.1 Algemene opmerkingen
4.2 Het evenredigheidsbeginsel in het Unierecht
4.2.1 De wettelijke basis van het Unierechtelijk evenredigheidsbeginsel
4.2.2 De verschillende toepassingsgebieden
4.2.3 De inhoud van het Unierechtelijk evenredigheidsbeginsel
4.2.4 Evenredigheid bij de toetsing van EU-wetgeving
4.2.5 Evenredigheid en vrij verkeer
4.2.5.1 De geschiktheid
4.2.5.2 De noodzakelijkheid
4.2.5.3 Evenredigheid Stricto Sensu
4.2.5.4 De relatie met het zorgvuldigheidsbeginsel
4.2.6 Evenredigheid en sancties
4.3 Doorwerking van het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel in het Nederlandse
bestuursrecht
4.3.1 Het evenredigheidsbeginsel in het Nederlandse bestuursrecht
4.3.2 Toepassing van het Unierechtelijk evenredigheidsbeginsel door de nationale bestuursrechter
4.3.2.1 Algemeen
4.3.2.2 Evenredigheidstoetsing bij beperkingen van de fundamentele
verkeersvrijheden
4.3.2.3 Evenredigheidstoetsing bij sancties
5 Het vertrouwensbeginsel
5.1 Inleiding
5.2 Het Europese vertrouwensbeginsel en zijn Nederlandse equivalent
5.2.1 Vertrouwenwekkende handelingen
5.2.2 Vertrouwenwekkende autoriteit
5.2.3 Relevante factoren voor gerechtvaardigd vertrouwen
5.2.4 De grenzen van gerechtvaardigd vertrouwen
5.3 Doorwerking in het nationaal bestuursrecht
5.3.1 Inleiding
5.3.2 Het vertrouwensbeginsel bij directe toepassing van Unierecht
5.3.3 Het vertrouwensbeginsel bij indirecte toepassing van Unierecht
5.3.3.1 De rechtspraak van het Hof
5.3.3.2 Nederlandse rechtspraak
5.3.4 Het vertrouwensbeginsel en nationale aansprakelijkheid
5.4 Slot
6 Rechten van verdediging
6.1 Inleiding
6.2 Reikwijdte en inhoud
6.2.1 Het recht te worden gehoord
6.2.2 Het recht om inlichtingen te ontvangen
6.2.3 Toereikende termijn om de verdediging voor te bereiden
6.2.4 Het verbod van zelfincriminatie
6.2.5 Legal professional privilege en recht op rechtsbijstand
6.2.6 De gevolgen van schending van het beginsel
6.3 Het verdedigingsbeginsel en de lidstaten
6.4 Het verdedigingsbeginsel in het Nederlandse bestuursrecht
7 Transparantie
7.1 Inleiding
7.2 De genese van het transparantiebeginsel
7.3 Inhoud en functie
7.4 Transparantie in het Nederlands bestuursrecht
Hoofdstuk V – Bestuurlijke handhaving
A.J.C. de Moor-van Vugt, R.J.G.M. Widdershoven
1 Inleidende opmerkingen
1.1 Het Europese handhavingstekort
1.2 Europese beïnvloeding van de nationale handhaving op hoofdlijnen
2 Handhaving van Unierecht
2.1 Overzicht van de handhaving van Unierecht in Nederland
2.1.1 Bestuurlijke handhaving
2.1.2 Strafrechtelijke handhaving
2.1.3 Privaatrechtelijke handhaving
2.2 Europa en het grensvlak van bestuurs- en strafrecht
2.3 De infractieprocedure
3 Jurisprudentiële normering van de handhaving van Unierecht in de lidstaten
3.1 Inleiding
3.2 Instrumentele eisen aan nationale handhaving
3.2.1 Algemeen
3.2.2 Gelijkwaardigheid
3.2.3 Doeltreffend en afschrikwekkend
3.2.4 Gedogen van overtredingen van Unierecht
3.3 Waarborgen voor nationale handhaving
3.3.1 Inleiding
3.3.2 Fundamentele rechten
3.3.3 Algemene beginselen van Unierecht
3.3.3.1 Inleiding
3.3.3.2 Bestraffende en andere bestuurlijke sancties
3.3.3.3 Rechtszekerheid en legaliteit
3.3.3.4 Rechten van verdediging
3.3.3.5 Het schuldbeginsel en de onschuldpresumptie
3.3.3.6 Het beginsel van ne bis in idem
3.3.3.7 Evenredigheid
3.3.4 Verdragsvrijheden
4 Legislatieve Europese beïnvloeding van de controle op de naleving in de lidstaat
4.1 Inleiding
4.2 Normering van de nationale controle
4.2.1 Normering van controleactiviteiten
4.2.2 Voorgeschreven controlebevoegdheden
4.3 Europees toezicht in de lidstaten
4.4 Transnationale controlesamenwerking
4.4.1 Algemeen
4.4.2 Informatie-uitwisseling
4.4.3 Toezicht op verzoek
4.4.4 Grensoverschrijdende controle
4.5 Bewijskracht van transnationaal bewijsmateriaal
5 Legislatieve Europese beïnvloeding van de sanctionering in de lidstaten
5.1 Inleiding
5.2 Europeanisering van de nationale sanctionering
5.2.1 Herstelsancties
5.2.2 Rechtsontnemende sancties
5.2.3 Bestraffende sancties
5.3 Verordening 2988/95
5.4 Transnationale effectuering van bestuurlijke sancties
6 Slot
Hoofdstuk VI – Rechtsbescherming
R. Ortlep, R.J.G.M. Widdershoven
1 Inleiding
1.1 Effectieve rechtsbescherming in de Europese rechtsorde
1.2 Andere Europese eisen aan de nationale rechtsbescherming
1.3 Opbouw van dit hoofdstuk
2 Taakverdeling tussen het Hof van Justitie en de nationale rechter
2.1 Inleiding
2.2 Hof van Justitie van de Europese Unie
2.3 De EU als rechtsgemeenschap met een volledig stelsel van rechtsmiddelen
2.4 Het beroep tot nietigverklaring
2.4.1 Algemeen
2.4.2 Het beperkte beroepsrecht van particulieren
2.4.3 Het beperkte beroepsrecht in milieuaangelegenheden
2.5 Interferentie met de nationale beroepsgang
2.6 Acties op grond van niet-contractuele aansprakelijkheid
3 De prejudiciële procedure
3.1 Inleiding
3.2 Reikwijdte van de prejudiciële procedure
3.3 Verwijzingsbevoegdheid en verwijzingsplicht
3.4 Processuele aspecten
3.5 Andere vormen van samenwerking
4 Toegang tot effectieve nationale rechtswegen
4.1 Inleiding
4.2 Europese jurisprudentiële eisen
4.3 Europese invloed op het object van beroep in Nederland
5 Procesbevoegdheid (beroepsgerechtigden)
5.1 Inleiding
5.2 De algemene benadering in de rechtspraak van het Hof
5.3 Betekenis voor Nederland
5.4 Invloed van secundaire Europese regelgeving
6 Stabiliteit van nationale besluiten en rechterlijke uitspraken
6.1 Inleiding
6.2 Fatale beroepstermijn
6.2.1 Europese rechtspraak
6.2.2 Toepassing in Nederland
6.3 Heroverweging van definitieve besluiten
6.3.1 Inleiding
6.3.2 De voorwaardelijke heroverwegingsplicht van Kühne & Heitz
6.3.3 De heroverwegingsbenadering van Byankov
6.3.4 De betekenis van het Unierecht voor de heroverweging van definitieve
besluiten in Nederland
6.4 Beginsel van res judicata van rechterlijke uitspraken
7 Rechterlijke beoordeling en bewijs
7.1 Rechterlijke beoordeling
7.2 Het bewijsrecht
7.2.1 Inleiding
7.2.2 Invloed op het bewijsrecht door Europese regelgeving
7.2.3 Gelijkwaardigheid en doeltreffendheid
7.2.4 Beginsel van effectieve rechtsbescherming (artikel 47 Handvest)
7.2.5 Andere algemene beginselen van Unierecht en fundamentele rechten
8 Ambtshalve toepassing van Unierecht
8.1 Inleiding
8.2 De rechtspraak van het Hof
8.2.1 De Europese hoofdregel
8.2.2 Uitzonderingen op de hoofdregel
8.3 Toepassing door de Nederlandse bestuursrechter
9 Voorlopige rechtsbescherming in Unierechtelijke zaken
9.1 Inleiding
9.2 Voorlopige rechtsbescherming in interpretatiekwesties
9.2.1 Europese eisen
9.2.2 Nationale toepassing
9.3 Voorlopige rechtsbescherming in geldigheidskwesties
9.3.1 Problematiek
9.3.2 Europese eisen
9.3.3 Nationale toepassing
10 Slotopmerkingen
Hoofdstuk VII – Overheidsaansprakelijkheid
A.P.W. Duijkersloot, R.J.G.M. Widdershoven, J.H. Jans
1 Inleiding
2 De ontwikkeling van het leerstuk
2.1 Overheidsaansprakelijkheid voor schendingen van Unierecht: hoofdlijnen
2.2 Staatsaansprakelijkheid en rechtmatig overheidsoptreden?
3 Materiële voorwaarden voor aansprakelijkheid
3.1 Inleiding
3.2 Een voldoende gekwalificeerde schending
3.3 Rechten van particulieren (relativiteit)
3.4 Causaal verband tussen schending en schade
3.5 Schadevergoeding en andere rechtsvorderingen
4 Welke staatsorganen kunnen aansprakelijk zijn?
4.1 Het bestuur
4.2 De formele wetgever
4.3 De rechter
4.3.1 De rechtspraak van het Hof
4.3.2 De betekenis voor Nederland
5 Procedurele, organisatorische en andere uitvoeringsaspecten
5.1 Rechtsmachtverdeling
5.2 Formele rechtskracht
5.3 Verdeling van aansprakelijkheden en meervoudige aansprakelijkheid
6 Slotopmerkingen
Hoofdstuk VIII – Slotbeschouwingen
S. Prechal, R.J.G.M. Widdershoven, J.H. Jans
1 Beïnvloeding top down, bottom up en een beetje horizontaal …
2 Betekenis voor het Nederlands bestuursrecht
3 Een common playground en het bestuursrechtelijk Ius Commune
Literatuurlijst
Jurisprudentie