Maandbladartikel

Resultaat 6505–6516 van de 6678 resultaten wordt getoond

Wetgeving inzake morele kwesties: een procesgerichte benadering

W. van der Burg

Mogen morele normen, bijvoorbeeld rond abortus of homoseksualiteit, in wetgeving worden omgezet? Dit is doorgaans de centrale vraag in rechtsfilosofische analyses over de verhouding tussen moraal en wetgeving. Daarbij gaat men uit van twee veronderstellingen. Ten eerste veronderstelt men dat de morele normen bekend en relatief onomstreden zijn. Ten tweede worden juridische regels een effectief middel geacht om morele normen af te dwingen. In deze pluralistische en dynamische samenleving zijn deze veronderstellingen minder adequaat. De moraal is zeer divers en sterk in beweging en bovendien vaak niet toegesneden op nieuwe kwesties zoals dir rond biotechnologie. De handhaving van juridische regels blijkt steeds meer een probleem. In een dergelijke situatie kan de verhouding tussen wetgeving en moraal beter worden gezienals een tweerichtingsverkeer. Hierbij is er zowel tijdens het wetgevingsproces als tijdens het implementatieproces een voortdurende wisselwerking tussen ontwikkeling van morele normen en rechtsontwikkeling. Deze benadering past ook een andere visie op wetgeving. De explosieve en communicatieve functies van de wet komen dan meer op voorgrond te staan.

Overig | Rode draad | Recht en ethiek | Verdieping | Verdiepend artikel
februari 1998
AA19980079

Wetgeving inzake verbod van discriminatie

W.G. Schimmel-Bonder

In dit artikel worden de veranderingen in het Wetboek van Strafrecht ten aanzien van de verbodsbepalingen op discriminatie besproken. Aan de orde komen de voorgeschiedenis, het wetsvoorstel, enkele wettelijke begrippen, de term discrimineren en de verhouding tussen misdrijf en overtreding bij discriminatie.

Annotaties en wetgeving | Wetgeving
juli 1992
AA19920414

Wetgeving voor bijzondere politieregisters

F.J.E. Krips

Annotaties en wetgeving | Wetgeving
juni 2000
AA20000452

Wetgevingsadvisering door de Raad van State

A. Weggeman

De Afdeling advisering van de Raad van State is onafhankelijk adviseur van de regering over wetgeving en bestuur. De laatste twee decennia is het proces van advisering transparanter geworden. De Afdeling adviseert op basis van toetsingskaders, binnen zelf opgelegde adviestermijnen. Deze bijdrage geeft inzicht in het proces van wetgevingsadvisering.

Perspectief | Perspectiefartikel
april 2014
AA20140311

Wetgevingsbeleid en overheidssubsidies

J.C. Jonker

Jaarlijks worden tientallen miljarden aan gemeenschapsgelden in de vorm van een subsidie uitgegeven. Het bestuur geniet bij de subsidieverlening vaak betrekkelijk grote vrijheid. Een groot deel van de subsidies wordt verleend op grond van bestuursbevoegdheden en wettelijk uitsluitend gedekt door een begrotingsartikel. Ook waar de wetgever wel een grondslag heeft gelegd voor subsidieregelingen heeft het bestuur in de praktijk veelal grote vrijheid bij het bepalen van de inhoud daarvan. Recente ontwikkelingen geven aan dat de grote bestuursvrijheid op subsidiegebied niet langer vanzelfsprekend is. In het belang van de legitimatie, de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van subsidiebeleid wordt een grotere invloed van de formele wetgever bepleit. Na beschouwingen over recente ontwikkelingen wordt onderzocht in welke mate het primaat van de formele wetgever in recente wetsvoorstellen op subsidiegebied tot gelding komt.

Annotaties en wetgeving | Wetgeving
december 1988
AA19880852

Wetgevingskwaliteit en onderzoek

Ph. Eijlander

De redactie van Ars Aequi heeft mij gevraagd om voor dit bijzonder nummer over multidisciplinair onderzoek in de rechtswetenschap een bijdrage te schrijven over de betekenis van kennis, verkregen uit multidisciplinair onderzoek, voor de wetgeving en de kwaliteit van wetgeving. Tevens is de vraag opgeworpen welke rol de zogenoemde evaluatie ex-ante in dat verband kan spelen. Ik heb dat verzoek graag aanvaard en zal in het vervolg ingaan op de gestelde vragen. Ik volg daarbij de volgende opzet en indeling. Eerst ga ik in paragraaf twee in op de verhouding tussen het onderwijs en onderzoek op het terrein van de wetgeving en de rechtswetenschap. Welke disciplines vormen – de kern van – de wetgevingsleer? Vervolgens werp ik de vraag op hoe het is gesteld met de feitelijke onderbouwing van de wetgeving die tot stand komt. Paragraaf drie gaat daar op in. In het proces van wetgeving strijden uiteenlopende perspectieven om de voorrang en in die arena kan meer of minder ruimte worden gegeven aan inzichten en gegevens op basis van onderzoek. In die context kan ook de genoemde evaluatie exante worden geplaatst. De vraag is overigens, of het gebruik van het begrip evaluatie hier wel op zijn plaats is. Is dit niet een te pretentieuze benaming voor wat in de wetgevingspraktijk geschiedt? De nadere uitwerking van dit algemene punt van de kennis- en informatiegevoeligheid van de wetgeving volgt in paragraaf vier. Daar gaat het bijvoorbeeld over verschillende soorten informatie en onderzoek en ook over de diversiteit in wetgevingsprojecten. Dan kan ook de kwestie van de bijzondere betekenis van multidisciplinair onderzoek worden geadresseerd. Deze bijdrage besluit met de belangrijkste conclusies.

Bijzonder nummer | Multidisciplinaire bestudering van de rechtswetenschap
november 2007
AA20070904

Wetgevingsleer

C. Smit-Karsten

Wordt een goede wetgever geboren of gemaakt? In Tilburg zijn ze in de maak. Vanaf september 1982 geven E.M.H. Hirsch Ballin, Willem Konijnenbelt en Carien Smit-Karsten les in het keuzevak wetgevingsleer. Daar het vak in Nederland nog weinig bekendheid geniet en waar het wordt gedoceerd in ontwikkeling is, lijkt het tijd uit de doeken te doen hoe wij denken studenten kunst en ambacht van het wetgeven aan te leren.

Perspectief | Perspectiefartikel
mei 1983
AA19830433

Wetgevingsvraagstukken

I.C. van der Vlies

Op 6 juli van dit jaar is het kabinetsstandpunt over het rapport van de commissie Wetgevingsvraagstukken, Orde in de regelgeving, bij brief aan de Tweede Kamer verzonden. De commissie, naar haar voorzitter ook de commissie Polak genoemd, was ingesteld ingevolge een voorstel in het rapport 'Verkenningen van enige problemen van wetgeving'. In dit artikel volgt een bespreking van het rapport, 'Orde in de regelgeving' en het desbetreffende kabinetsstandpunt. Er wordt dus weliswaar geen wetgeving aan de orde gesteld, maar het gaat wel om vraagstukken die voor allen die bij wetgeving zijn betrokken, van het grootste belang zijn.

december 1987
AA19870775

Wetsinterpretatie en rechtsvorming

F.T. Groenewegen

De wetgever stelt de wetten vast. De rechter past deze toe. Soms is het echter niet duidelijk wat een wet precies voorschrijft. De rechter moet dan de wet interpreteren. De vraag is hoe hij dat dient te doen. Moet hij zich aan de tekst van de wet houden? Welke interpretatiemethoden kan hij gebruiken? Soms resulteert interpretatie in rechtsvorming. Dat roept ook weer de nodige vragen op. Wanneer is er bijvoorbeeld sprake van rechtsvorming?

Literatuur | Proefschriftbijdrage
januari 2007
AA20070091

Wetsontduiking

J.A. Monsma

Hoge Raad 21 november 1984, nr. 22092, ECLI:NL:HR:1984:AC8603 Vlak voor emigratie meegekochte rente niet aftrekbaar.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
april 1985
AA19850219

Wetsontwerp Mijnbouwwet

M. Geerdink, J. Straesser

Aan de mijnwetgeving wordt in de juridische literatuur weinig aandacht besteed. Toch is de mijnwetgeving economisch van groot belang, gezien de levendige industrie die op het terrein van de mijnbouw actief is. Denk ook aan de petrochemische industrie en de gasvoorziening die voor hun grondstoffen afhankelijk zijn van de winning van olie en gas. Er ligt nu een wetsontwerp klaar om de mijnwetgeving grondig te herzien. In dit artikel worden de hoofdlijnen van het wetsontwerp besproken; daarbij zal nader ingegaan worden op het milieubelang.

Annotaties en wetgeving | Wetsvoorstellen
juli 1998
AA19980687

Wetsvoorstel 26 855: herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken, in het bijzonder de wijze van procederen in eerste aanleg

De toga ingekort?

E. van Burken

De overheid heeft gemeend in het kader van de reorganisatie van de rechterlijke macht de duur van de procedure te moeten bekorten en heeft onder andere hiertoe wetsvoorstel 26 855 tot herziening van het procesrecht in burgerlijke zaken, in het bijzonder de wijze van procederen in eerste aanleg (verder: het Wetsvoorstel) ingediend. In dit artikel ga ik in op de vraag op welke wijze het Wetsvoorstel de spanning tussen snelheid en kwaliteit oplost. Tracht de wetgever tot een zeker evenwicht tussen beide te komen, of kiest hij voor snelheid boven kwaliteit? Deze vraagstelling zal ik in het bijzonder beantwoorden vanuit de optiek van de dagelijkse praktijk in de advocatuur.

Verdieping | Studentartikel
januari 2001
AA20010006

Resultaat 6505–6516 van de 6678 resultaten wordt getoond