Resultaat 25–36 van de 6660 resultaten wordt getoond

‘Dansen op rollerskates’: werkgeversaansprakelijkheid voor letsel bij bedrijfsuitjes en personeelsactiviteiten

T. Hartlief

Hoge Raad 17 april 2009, nr. 08/00635, ECLI:NL:HR:2009:BH1996, RvdW 2009, 552 (MV Communicatie/X) In deze annotatie bij dit arrest van de Hoge Raad komt aan de orde in hoeverre de werkgever aansprakelijk is voor letsel ontstaan aan de zijde van de werknemer bij bedrijfsongevallen. De vordering wordt i.c. gestoeld op art. 7:658 BW en subsidiair op het algemene art. 7:611 BW. Een van de vragen die hier aan de orde komt, is of de schade is opgelopen in de uitoefening van de werkzaamheden. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend waarmee aansprakelijkheid o.g.v. art. 7:658 BW. Het hof houdt de werkgever echter aansprakelijk o.g.v. art. 7:611 BW. De Hoge Raad laat dit oordeel in stand en motiveert duidelijk wat het verschil is tussen aansprakelijkheid o.b.v. art. 7:658 BW in vergelijking met art. 7:611 BW. In de noot wordt e.e.a. in perspectief geplaatst en wordt met name de verschillen tussen aansprakelijkheid die al dan niet uit het werk voortvloeien behandeld aan de hand van lagere jurisprudentie en de toepassing van art. 7:658 en 7:611 BW.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
oktober 2009
AA20090646

‘De Bodemprocedure stamt uit de tijd van de trekschuit’

gesprek met mr. M.R. Wijnholt

M.W. Hesselink, H. Wattendorff

M.R. Wijnholt studeerde rechten in Groningen. Na zijn studie was hij korte tijd advocaat. Hij voelde zich in de advocatuur echter niet goed thuis omdat hij daarvoor, naar eigen zeggen, te weinig vechtlust had. Na enige tijd gewerkt te hebben op het kabinet van de burgemeester van Den Haag koos hij voor een loopbaan bij de rechterlijke macht. In 1957 werd hij substituut-officier van justitie in Suriname. Hij keerde terug naar Nederland in 1960 waar hij een griffiestage bij de Amsterdamse rechtbank volgde. Na zijn griffiestage werd hij rechter bij de rechtbank Amsterdam. In 1965 promoveerde hij in Groningen op 'Strafrecht in Suriname'. In 1966 vertrok Wijnholt naar de Nederlandse Antillen waar hij rechter was in het Hof van Justitie tot 1969. Na zijn terugkeer bij de Amsterdamse rechtbank maakt hij daar de provo-processen mee. Hij herinnert zich deze jaren als een fantastische tijd. Na van 1975 tot 1977 vice-president van de rechtbank in Amsterdam te zijn geweest, vertrok hij in 1977 naar de strafkamer van de Hoge Raad. In 1980 keerde hij de Hoge Raad de rug toe om President van de rechtbank te Den Haag te worden. Van deze stap heeft hij nooit spijt gehad. In Den Haag zitten de mooiste zaken, aldus Wijnholt. Wijnholt ontwikkelde zich tot een rechter die er niet voor schroomt de overheid, indien nodig, op de vingers te tikken. Zijn onbevangen optreden tegenover wetgever en bestuur rechtvaardigt hij door erop te wijzen dat het bestuur oneindig veel machtiger is dan de rechter. De vonnissen van Wijnholt blinken uit door helderheid en scherpzinnigheid. Door zijn practische benadering weet hij als geen ander gecompliceerde juridische problemen op te lossen. In januari 1990 vertrok Wijnholt andermaal naar de Nederlandse Antillen om daar President van het Hof van Justitie te worden. Hij beschouwt dit ambt als een mooie afsluiting van zijn loopbaan. Op 2 januari 1990, vlak voor zijn vertrek naar de Antillen, hadden twee redactieleden een gesprek met hem.

Verdieping | Interview
maart 1990
AA19900150

‘De dag dat je mij hoort zeggen dat ik het niet meer leuk vind, is mijn laatste’. Interview met rechter Willems

T. Kodrzycki, A. Ringnalda

We spreken met rechter Huub Willems, voorzitter van de Ondernemingskamer. Deze sectie van het Hof van Amsterdam houdt zich bezig met (beleids)conflicten binnen ondernemingen. In zijn werkkamer aan de Prinsengracht, pal tegenover het Hof, spreken we over de rol en werkwijze van deze machtige Ondernemingskamer. Maar ook het leven, de carrire en ideen van deze drukbezette naast sectievoorzitter is hij ook onder andere betrokken bij vele juridische verenigingen, tijdschriften en opleidingen en flamboyante rechter komen ter sprake. Over rechtsontwikkelingshulp, Amerikanen, de verschoolsing van het recht en het belang van strafrecht.

Verdieping | Interview
juli 2006
AA20060503

‘De enige rem is kritiek’

Interview met prof.mr. J.A. Peters

G.J.A. Geertjes, P.W. den Hollander

Post thumbnail Jit Peters (65) heeft het drukker dan ooit. Bang voor een zwart gat na zijn emeritaat (‘daar waarschuwt iedereen voor’). Nu is zijn agenda overvol. Hij doceert nog aan de UvA, neemt eens in de twee weken zitting als raadsheer-plaatsvervanger in de strafkamer van het Amsterdamse Hof en een handvol bezwaarschriften- en klokkenluiderscommissies vragen ook de nodige tijd. En onlangs is Peters gekozen tot voorzitter van het bureau dat toeziet op de implementatie van het Aarhus-verdrag. Ondanks de drukte heeft hij toch tijd kunnen vinden voor een gesprek met redacteuren Gert Jan Geertjes en Wouter den Hollander.

Verdieping | Interview
november 2011
AA20110802

‘De Hoge Raad is natuurlijk netter dan net, keuriger dan keurig’

Interview met Marc Ynzonides

C.A. Oudshoorn, C. Rijckenberg

In dit interview met de cassatieadvocaat mr. Marc Ynzonides komt naar voren wat de drijfveren voor de geïnterviewde zijn, wat diens werkzaamheden precies zijn en wat de problemen bij cassaties zijn.

Overig | Rode draad | Raad en daad | Verdieping | Verdiepend artikel
juni 2005
AA20050464

‘De juristen moeten de vragen stellen’

Interview met prof. Hans Nieuwenhuis

H. Nieuwstadt, E.A.G. van Schagen

"Rechtsvinding is vooral een kwestie van subsumptie. Valt feit x onder wettelijke regel y? Alle grote boeken die over rechtsvinding geschreven zijn, gaan eigenlijk over het terrein dat voorbij de wet ligt. Maar dit laat volstrekt onverlet dat men het recht vindt, door in de wet te kijken, en in veel gevallen die wet toe te passen. In een aantal gevallen is subsumptie echter problematisch. Dan zal een wettelijke regeling uitgelegd moeten worden.’

Bijzonder nummer | Multidisciplinaire bestudering van de rechtswetenschap
november 2007
AA20070920

‘De positie van onbekwamen in het recht’: Beantwoording rechtsvraag (208) met betrekking tot wilsonbekwamen

M. Rood-De Boer

Beantwoording van een rechtsvraag behorende bij de rode draad van 1991 'De positie van onbekwamen in het recht'.

Perspectief | Rechtsvraag
januari 1992
AA19920053

‘De raadsman op zijn retour?’: twee opmerkingen

J.A.W. Lensing

In het november nummer van de jaargang 1984 van Ars Aequi is een gedeelte gepubliceerd van HR 22 november 1983, DD 84.135 met een noot van mr. Ch. Haffmans en prof. mr. C.F. Ruter (De raadsman op zijn retour?, pp. 625-631, AA19840625). Hierin wordt op duidelijke en overzichtelijke wijze aandacht besteed aan verschillende punten, die in verband met het arrest van belang zijn. Bij enkele opmerkingen van Haffmans en Ruter zou de auteur van dit artikel enige kanttekeningen willen plaatsen en (uitgaande van de in Ars Aequi gepubliceerde tekst) - bij wijze van 'aanvulling' - willen ingaan op een aspect dat zij mijns inziens ten onrechte heb­ben laten 'liggen'.

februari 1985
AA19850100

‘De regter blijft toch altijd mensch’

T. van Niejenhuis

De wraking van de rechter was lange tijd een slapend rechtsinstrument. Sinds kort staat het echter volop in de belangstelling, doordat er recent enige wrakings-arresten zijn gewezen. Hierbij moet gedacht worden aan de wraking van rechter Connerotte in de Dutroux-zaak en de poging tot wraking van de rechter in de Octopus-zaak. Ook wordt tegenwoordig vaak een beroep gedaan op het onpartijdigheidsvereiste van artikel 6 EVRM. In dit artikel wordt eerst de geschiedenis van de gronden voor wraking besproken. Daarna volgt een uiteenzetting van enige recente jurisprudentie.

Verdieping | Studentartikel
september 1997
AA19970546

‘De Sahara ligt er. Of je nu van zand houdt of niet’. Jop Spruit over het Romeinse recht

Jop Spruit over het Romeinse recht

F. Ahlers, L. van den Berge

Post thumbnail Emeritus hoogleraar rechtsgeschiedenis Jop Spruit voltooide onlangs na bijna een kwart eeuw een enorm project: de Nederlandse vertaling van het Corpus iuris civilis in een prachtige twaalfdelige reeks, waarin naast het Nederlands ook de oorspronkelijke Latijnse en Griekse teksten zijn opgenomen. Het Corpus iuris civilis is de codificatie van het Romeinse recht die werd opgesteld in opdracht van de Oost-Romeinse keizer Justinianus (527-565). Deze bevat een verzameling juridische teksten die van allesbepalende invloed is geweest op de ontwikkeling van het recht in Europa en op de nationale Europese rechtsstelsels. Ars Aequi vroeg Spruit naar zijn visie op het Romeinse recht, zijn drijfveren voor deze vertaling en zijn mening over de hedendaagse plaats van het Romeinse recht in het juridisch onderwijs.

Opinie | Interview
april 2012
AA20120261

‘Der Genosse der Bosse hat gesprochen’

J. Uzman

Dit artikel is een weergave van de politieke situatie in Duitsland en met name met betrekking tot het conflictmodel uit art 68 Grundgesetz.

Verdieping | Studentartikel
december 2005
AA20050983

‘Deze keer is het anders’

De Spitzenkandidatenprocedure voor de benoeming van de voorzitter van de Europese Commissie

P.W. Post

Post thumbnail In de aanloop naar de Parlementsverkiezingen van 2014 kozen de voornaamste Europese politieke partijen ieder een Spitzenkandidat en spraken af alleen de winnende kandidaat te accepteren als Commissievoorzitter. Zo kwam, zonder wezenlijke verdragswijziging, het zwaartepunt van de benoemingsprocedure bij het Parlement te liggen. Deze bijdrage beschrijft de wordingsgeschiedenis van de Spitzenkandidaten-procedure en beschouwt deze door het prisma van constitutionele conventies.

Overig | Ars Aequi-prijswinnaar | Verdieping | Studentartikel
september 2016
AA20160581

Resultaat 25–36 van de 6660 resultaten wordt getoond