Resultaat 6049–6060 van de 6660 resultaten wordt getoond

Van Galen q.q./Circle Vastgoed

A.I.M. van Mierlo

Hoge Raad 18 juni 2004, nr. C02/229HR, ECLI:NL:HR:2004:AN8170, RvdW 2004, 87, JOR 2004, 221 (Van Galen q.q./Circle Vastgoed) De vraag die hier aan de orde kwam is of een ontruimingsverplichting als gevolg van opzegging van een huurovereenkomst door de curator een boedelschuld is.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
november 2004
AA20040782

Van Geest-Nederhof

J. Hijma

Hoge Raad 21 december 1990, nr. 14017, ECLI:NL:HR:1990:ZC0088, NJ 1991, 251 (Van Geest/Nederhof) Arrest en bijbehorende noot van de Hoge Raad over de regeling van verborgen gebreken, de verhouding van een mededelings- en onderzoeksplicht die speelt onder het oude recht. De Hoge Raad oordeelt dat een mededelingsplicht van de verkoper voor de onderzoeksplicht van de koper gaat. Ook oordeelt de Hoge Raad dat de oude regeling van verborgen gebreken niet derogeert aan een beroep op dwaling en verwijst daarmee tevens naar het NBW. In de noot wordt dieper op de verhouding tussen spreek- en onderzoeksplicht in gegaan.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
september 1991
AA19910661

Van Gend en Loos-arrest

W.C.L. van der Grinten

Hoge Raad 7 maart 1975, ECLI:NL:HR:1975:AB7436 (Van Gend & Loos/Kledingmagazijnen Tielkes NV). Ook bekend als het Van Gend en Loos-arrest.

oktober 1975
AA19750619

Van Gend en Loos, de autonomie van de Europese ­rechtsorde en het leerstuk van de rechtstreekse werking

M. Claes

Vanaf april 2009 verschijnt in Ars Aequi de ‘canon van het recht’ met daarin alles wat je moet weten om bij juridisch triviant een kans te maken. Elke maand komen drie of vier vensters aan bod. De canon is samengesteld door een commissie van gerenommeerde hoogleraren uit verschillende rechtsgebieden en van verschillende faculteiten, te weten: Tineke Cleiren, Corjo Jansen, Tijn Kortmann, Hans Nieuwenhuis, Sacha Prechal en Raymond Schlössels onder voorzitterschap van Jan Lokin.

Overig | Rode draad | Canon van het Recht
februari 2010
AA20100122

Van Gorp q.q./Rabobank Breda

A.I.M. van Mierlo

Hoge Raad 23 april 1999, nr. 16782, C97/261, ECLI:NL:HR:1999:ZC2940, RvdW 1999, 73C (Van Gorp q.q./Rabobank Breda) Dit arrest behandeld de vraag of, in geval van een faillissement, de bank zich kan beroepen op verrekening wanneer aan de bank stil verpandde goederen worden verkocht, met instemming van de bank, door de pandgever. De Hoge Raad komt tot een ontkennende beantwoording.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
januari 2000
AA20000055

Van hbo naar wo en weer terug: over onpraktische academici en geleerde praktijkjuristen

R.A.J. van Gestel, L.M. Koenraad

Post thumbnail Universiteiten en hbo-instellingen zijn gaandeweg steeds meer op elkaar gaan lijken, in hun drang om zoveel mogelijk studenten aan zich te binden. Rens Koenraad en Rob van Gestel vinden dit geen goede ontwikkeling. Zij menen dat universiteiten zich weer moeten gaan concentreren op het verrichten van wetenschappelijk onderzoek en het verzorgen van het hierbij behorende onderwijs, en hbo-instellingen op het doorgeven van gedegen praktijkkennis. In dit kader pleiten Koenraad en Van Gestel voor het voeren van gesprekken met studenten over drijfveren om een universitaire opleiding te volgen. Wie geen serieuze belangstelling heeft voor het creëren van nieuwe kennis en geen echte behoefte voelt om twijfel te gaan omarmen, moet zich ernstig afvragen of de universiteit voor hem/haar wel de meest geschikte plek is, aldus Koenraad en Van Gestel. Tegelijkertijd willen zij meer maatschappelijke waardering voor hbo’ers.

Perspectief | Perspectiefartikel
april 2024
AA20240366

Van het openbaar lichaam Sint Eustatius naar een onafhankelijk Statia?

P. van den Berg

Post thumbnail

Begin februari van dit jaar kwam Sint Eustatius in het nieuws omdat het onder curatele werd geplaatst. Naar aanleiding daarvan werd in de media de vraag gesteld of dit bovenwindse eiland niet beter onafhankelijk kon worden. Betoogd wordt hier dat het verlenen van onafhankelijkheid aan Caribische delen van het Koninkrijk volkenrechtelijk geen eenvoudige opgave is. Er wordt daarom voor gepleit om de idee van opsplitsing van het Koninkrijk te laten varen. De aandacht kan beter gericht worden op het verbeteren van de verhoudingen tussen de verschillende delen van het Koninkrijk.
 

Opinie | Amuse
juni 2018
AA20180446

Van juridische naar computertaal

R.G.F. Winkels

De meeste juridische beslissingen zijn simpel en kunnen beter en efficiënter machinaal uitgevoerd worden; in de praktijk gebeurt dit ook steeds meer. Hiervoor moet juridische ‘kennis’ die in rechtsbronnen zit in computersystemen worden ondergebracht. Dat is een tijdrovend en foutgevoelig proces. Is ook dat te automatiseren?

Bijzonder nummer | Recht & taal
juli 2015
AA20150585

Van juridische professoren en andere docenten en onderzoekers

E.H. Hondius

Post thumbnail De redactie vraagt mij om een bijdrage te leveren over (1) het juridisch hoogleraarschap in vooroorlogse en kortnaoorlogse tijden. Is de hoogleraar (2) thans meer manager dan hooggeleerd en (3) hoe staat het met de academische vrijheid? Wat punt één betreft: van de bijna 75 naoorlogse jaren heb ik slechts ruim veertig als hoogleraar mogen functioneren (plus veertien jaar als medewerker). Ik zal het daarom niet alleen met eigen ervaringen van de laatste halve eeuw maar ook met een kort literatuuroverzicht moeten doen.

Perspectief | Perspectiefartikel
mei 2019
AA20190408

Van jurist naar advocaat: de Beroepsopleiding Advocatuur en deVoortgezette Stagiaire Opleiding, een weg naar vakbekwaamheid

R.C.H. van Otterlo

Wat is het traject voor een jurist om advocaat te worden, de beroepsopleiding, de Voortgezette Stagaire Opleiding en het werken in de advocatuur onder toezicht van een patroon.

Perspectief | Perspectiefartikel
maart 2007
AA20070272

Van Kempen en Begeer-Zilfa-DCW

P. van Schilfgaarde

Hoge Raad 25 september 1987, nr. 7092, ECLI:NL:HR:1987:AC9980, RvdW 1987, 168 (mrs. Snijders, Martens, Van den Blink, De Groot, Hermans; A-G Mok) (Van Kempen en Begeer/Zilfa/DCW) In deze uitspraak van de Hoge Raad en de daarbij behorende noot staat de afwikkeling van een faillissement van twee vennootschappen centraal die feitelijk zijn samengevoegd. De vraag hoe de scheiding dient plaats te vinden komt aan de orde, alsmede de vraag of dit überhaupt mogelijk is. In de noot wordt uitvoerig jurisprudentie en literatuur aangehaald.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
februari 1988
AA19880107

Resultaat 6049–6060 van de 6660 resultaten wordt getoond