Maandbladartikel

De positie van de Heilige Stoel in het volkenrecht

K. Martens

Een veel gehoorde fout is dat het Vaticaan en de heilige stoel hetzelfde zouden zijn, dit artikel geeft het onderscheid tussen beide aan. Bovendien word ook de inhoud van beide instellingen, zowel vroeger als in het huidige recht, behandeld.

Verdieping | Verdiepend artikel
februari 2006
AA20060102

De positie van de Nederlandse wetgevingsjurist bij het implementeren van EU-regelgeving

P.J.P.M. van Lochem

Met de constatering dat Europese regelgeving behoort tot het nationale domein, benadrukte de eerste Visitatiecommissie wetgeving in 2000 dat wetgevingsjuristen (naast andere nationale actoren) zichzelf moesten beschouwen als deelnemers in dit proces en niet als uitvoerders van een opdracht van hogerhand. Dit horizontale beeld lijkt echter niet met de verticale werkelijkheid overeen te komen.

Perspectief | Perspectiefartikel
oktober 2019
AA20190810

De positie van de notaris in geval zijn bijstand zou leiden tot benadeling van derden

B.C.M. Waaijer

Hoge Raad 3 april 2015, nr. 14/00380, ECLI:NL:HR:2015:831 (Reijnders-Louis/Ribama, De Novitaris) Hoe dient de notaris te handelen bij botsende rechten?

Annotaties en wetgeving | Annotatie
september 2015
AA20150691

De positie van het hoger beroep in het bestuursrecht

T.A. van Kampen

Verdieping | Studentartikel
juli 2000
AA20000512

De positie van het slachtoffer in het systeem van strafproces-rechtelijke rechtsbetrekkingen

T.M. Schalken

In dit artikel behorende bij de rode draad 'Slachtoffers van delicten' staat centraal in hoeverre de positie van het slachtoffer te veel ondergeschoven is aan die van de verdachte in het strafproces. In het artikel wordt de volgende vraag gesteld en wordt getracht daar een antwoord op te vinden: hoe kan de processuele positie van het slachtoffer juridisch-theoretisch worden onderbouwd?

Overig | Rode draad | Slachtoffers van delicten
april 1989
AA19890238

De positie van openbare registers in het privacyrecht

A. Berlee

Op verschillende plaatsen in het Burgerlijk Wetboek wordt gesproken over ‘de openbare registers’ zonder dat duidelijk is wat de definitie daarvan is. Duidelijkheid hierover is van belang omdat deze registers, die veelal vol staan met persoonsgegevens, lange tijd volledig waren uitgezonderd van het gegevensbeschermingsrecht, immers ze waren ‘openbaar’. Waarom was dat zo, en is dat anders onder de AVG? In deze bijdrage wordt aan de hand van een zoektocht naar een (eenduidige) definitie van het begrip ‘openbare registers’ in het Burgerlijk Wetboek en het gegevensbeschermingsrecht de positie van deze registers in het privacyrecht besproken.

Literatuur | Proefschriftbijdrage
november 2018
AA20180954

De positie van werknemers in de Whoa, de pre-pack en het faillissement

E. Dogan, H.J. de Kloe

In dit artikel wordt de positie van werknemers in de Wet homologatie onderhands akkoord (Whoa), de pre-pack en het faillissement verkend. In de Whoa blijven de rechten van werknemers onaangetast en moet onder omstandigheden de ondernemingsraad worden geraadpleegd. In de pre-pack en het faillissement worden die rechten daarentegen fors ingeperkt. De conclusie is dat er een (te) groot verschil bestaat in werknemersbescherming tussen de Whoa enerzijds en de pre-pack en het faillissement anderzijds.

Perspectief | Uitgelegd
december 2025
AA20250866

De positieve interpretatie van het opportuniteitsbeginsel

P. Frielink

Overig | Rode draad | Canon van het Recht
oktober 2010
AA20100730

De practische rol van de Tweede Kamer in het wetgevingsproces

W.F. de Gaay Fortman

'De vaststelling van wetten geschiedt door de regering en de Staten-Generaal gezamenlijk'. Zo verwoordt artikel 81 van de Grondwet van 1983 het sinds 1815 in de Grondwet opgenomen staatsrechtelijke beginsel, dat de wetgeving een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid is van de regering en de volksvertegenwoordiging. In de praktijk zijn de twee hoogste organen van de staat zich van dit beginsel niet steeds bewust. In de kring der departementen treft men vaak het gevoelen aan, dat het uit hoofde van hun grotere deskundigheid en vaardigheid verreweg het beste is, dat wetten tot stand komen in de vorm, waarin zij bij de Tweede Kamer zijn ingediend. Men laat zich niet makkelijk overtuigen, dat van de zijde der Kamer gedane suggesties en amendementen een verbetering van het wetsontwerp inhouden.

juni 1984
AA19840308

De praktijk van het wetgeven

W. van den Aardweg, E. Meijsing, L. Reesink, C. Strengers

Post thumbnail

april 2009
AA20090257

De praktijkjurist op een kruispunt van wegen

A.L. Mohr

In dit artikel spreekt de auteur over veranderingen en ontwikkelingen in de juridische praktijk. Zo schetst de auteur de veranderingen in de maatschappij die leiden tot specialisatie, het samengaan van advocaten, notarissen en fiscalisten en de mogelijke integratie met accountants. Ook gaat de auteur in op de wisselwerking tussen praktijk en wetenschap waar deze vroeger nog strikt gescheiden was. Ook gaat de auteur in op de internationale invloeden op het Nederlands recht en het vakjargon. De auteur constateert dat vooral het Angelsaksische recht veel invloed heeft, in het bijzonder bij het ondernemingsrecht. Daarnaast betrekt de auteur in zijn beschouwing de invloed van het Europese recht, met name EG-recht, op de Nederlandse juridische en wetenschappelijke praktijk. De auteur gaat daarbij tenslotte in op de gevolgen van al deze ontwikkelingen voor de net afgestudeerde jurist waarvoor de mogelijke keuzes legio zijn in vergelijking met het verleden.

Opinie | Column
maart 1990
AA19900155

De praktische betekenis van een spelerscontract

G.A.F.M. van Schaaijk

Tussen sportclub en speler wordt tegenwoordig steeds vaker een spelerscontract gesloten, ook in het amateurvoetbal en in andere takken van sport. Maar ondanks een contract kan een sportclub het trainen, spelen van wedstrijden en medische verzorging juridisch niet afdwingen van een speler. Deze paradox is te verklaren door de sportieve capaciteit van de speler niet alleen op te vatten als iets wat de speler heeft en wat uitwisselbaar is tegen loon, maar ook als iets wat de speler kan en wat geworteld is in zijn lichamelijkheid. Via deze weg wordt duidelijker wat een sportclub dan wel kan verwachten van een spelerscontract.

Verdieping | Verdiepend artikel
juli 2006
AA20060493