Shop

De Liser de Morsain-Rabobank Den Haag

R.D. Vriesendorp

Hoge Raad 16 mei 2003, nr. C01/211HR, ECLI:NL:HR:2003:AF4602, LJN AF4602, RvdW 2003/95 (De Liser de Morsain/Rabobank Den Haag) In deze noot bij een arrest wordt besproken hoe verbintenisrechtelijke interpretatiemethoden de rechtsgevolgen van het goederenrecht beïnvloeden.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
november 2003
AA20030848

De onroerende niet-nagetrokken CAI

S.C.J.J. Kortmann

Hoge Raad 6 juni 2003, nr. 36075, ECLI:NL:HR:2003:AD3578, JOR 2003, 222 In deze annotatie bij een arrest over de overdracht van een centrale-antenne-inrichting komen verschillende onderwerpen en problemen die spelen in het goederenrecht naar voren zoals het onderscheid tussen roerende en onroerende zaken, het eigendomsvraagstuk en de natrekkingsregel.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
november 2003
AA20030842

De voorwaardelijke bouwvergunning en andere verhalen

F.C.M.A. Michiels

Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State (ABRvS) 13 november 2002, ECLI:NL:RVS:2002:AF0301, AB 2003, 187 m.nt. TN, Gemeentestem 7187, 43 m.nt. JT, BR 2003, p. 128 m.nt. J.W. Weerkamp In deze uitspraak en de daaraan gekoppelde noot wordt ingegaan op de verlening van een bouwvergunning waaraan voorwaarden zijn verbonden en in hoeverre dit rechtsgeldig is om aan de verlening van een bouwvergunning voorwaarden te verbinden.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
november 2003
AA20030853

De zaak-Rodney King (1991)

Th.A. de Roos

In deze bijdrage aan de Rode Draad 'Historische Rechtszaken' wordt rechtzaak inzake Rodney King besproken.

Overig | Rode draad | Historische rechtszaken
november 2003
AA20030823

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en het Hof van Justitie van de EG

K. Kliphuis

In dit artikel wordt ingegaan op de websites van het EHRM (www.ehcr.coe.int) en het HvJEG (http://curia.eu.int) die belanrijke uitspraken op het gebied van de mensenrechten van deze twee rechtsprekende Europese instanties publiceren.

Overig | Website
november 2003
AA20030899

HIV-arresten

Th.A. de Roos

Hoge Raad (strafkamer) 24 juni 2003, nr. 01513/02, ECLI:NL:HR:2003:AF8058, LJN-nummer AF8058 (HIV-arresten) Voorwaardelijk opzet bij poging tot doodslag door met HIV-virus besmette man van twee vrouwen met wie hij onbeschermd seksueel verkeer heeft gehad? De Hoge Raad oordeelt dat de bewezenverklaring onvoldoende is gemotiveerd omdat het hof heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Het hof heeft namelijk bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een aanmerkelijke kans op de dood, ten onrechte mede betrokken het gewicht van het in het geding zijnde rechtsbelang (het menselijk leven).

Annotaties en wetgeving | Annotatie
november 2003
AA20030859

Kan de rechter het tot stand brengen van wetgeving verbieden of gebieden?

Rechtsvraag (311) staatsrecht

D.E. Bunschoten

In deze rechtsvraag komt de totstandkoming van wetgeving aan de orde en de mogelijk rol van de rechter daarin.

Perspectief | Rechtsvraag
november 2003
AA20030901

Kinderen zonder verblijfsrecht en kinderbescherming

T.P. Spijkerboer

In dit artikel wordt ingegaan op het koppelingsbeginsel (alleen legaal in Nederland verblijvende personen kunnen aanspraak maken op voorzieningen van de verzorgingsstaat) en de bescherming van de belangen van kinderen.

Verdieping | Verdiepend artikel
november 2003
AA20030831

Lastige plicht of ondraaglijke last?

F. Jaspers, C. Rijckenberg

In dit redactionele artikel wordt kort de zorgplicht in de bank- en verzekeringswereld aangestipt aan de hand een arrest (HR 11 juli 2003, RvdW 2003,123).

Opinie | Redactioneel
november 2003
AA20030813

Refererend merkgebruik: is het Tanderil-arrest achterhaald na Hölterhoff-Freiesleben?

W. de Haan, W. Huizer, R. Span

Mag een arts op een recept de naam van een bekend merk vermelden, terwijl hij eigenlijk een minder bekend, maar veel goedkoper middel voorschrijft? En is het de apotheker vervolgens toegestaan om een goedkoper middel aan de patiënt te leveren, ondanks het feit dat op het recept het bekende merk staat vermeld? Deze vragen werden in 1984 negatief beantwoord door het Benelux Gerechtshof in het Tanderil-arrest. Eind 2002 wees het Europese Hof van Justitie (HvJEG) arrest in de zaak Hölterhoff/Freiesleben, een kwestie waar het eveneens over refererend merkgebruik ging. In de literatuur is inmiddels de vraag opgeworpen of dit arrest in een andere richting wijst dan de oude Benelux-jurisprudentie. Mede in het licht van een ander arrest van het HvJEG, inzake Arsenal/ Reed, wordt in deze bijdrage onderzocht wat nu de stand van zaken is met betrekking tot refererend merkgebruik.

Verdieping | Studentartikel
november 2003
AA20030814

De Commissie Tabaksblat gaat op de kleintjes letten

Over corporate governance, het structuurregime, Ahold en het maatschappelijk ongenoegen

N. Lemmers, E. Schmieman

Een vergadering vol ongeloof. Dat is wellicht een goede typering voor de aandeelhoudersvergadering van Ahold op 4 september 2003. De nieuwe topman van Ahold, Anders Moberg, had een beloningspakket afgedwongen van meer dan € 10 miljoen. De kritiek van de aanwezige aandeelhouders die volgde op het beloningsvoorstel pareerde hij met de mededeling ‘If you don’t like me, I go’. De vele commentaren in de media, maar ook op straat en in de winkels van Albert Heijn, waren de dagen na de aandeelhoudersvergadering ronduit negatief. Veelvuldig werd een link gelegd tussen Ahold en het begrip corporate governance en de concept-code van de Commissie Tabaksblat.

Verdieping | Verdiepend artikel
november 2003
AA20030836

De contractuele of de fictieve opzegtermijn: artikel 16 lid 3 WW opnieuw ter discussie

J. Riphagen

Centrale Raad van Beroep (CRvB) 11 december 2002, ECLI:NL:CRVB:2002:AF3226, USZ 2003, 54 Uit zowel de tekst als de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 16, lid 3 WW blijkt dat ook bepalingen opgenomen in een individuele of collectieve arbeidsovereenkomst, die afwijken van – onder andere – het tweede lid van artikel 7:672 BW, bij de toepassing van de fictieve opzegtermijn in beschouwing moeten worden genomen. Zulks op voorwaarde dat zij blijven binnen de in laatstgenoemd artikel aangegeven grenzen. Een en ander ligt niet anders indien de tekst van een dergelijke bepaling met betrekking tot de opzegtermijn voor oudere werknemers (nagenoeg) hetzelfde effect heeft als artikel XXI van de wet Flexibiliteit en Zekerheid ten aanzien waarvan in de uitspraak van 28 maart 2001 van de Raad is geoordeeld dat zij in het kader van artikel 16 lid 3 juist buiten beschouwing moest blijven.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
november 2003
AA20030867