Shop

Het ontstaansmoment en de verjaring van de regresvordering

W.H. van Boom

Hoge Raad 6 april 2012, nr. 10/01949, ECLI:NL:HR:2012:BU3784, LJN BU3784, RvdW 2012, 534 (Van Aart en ASR Schadeverzekering/Achmea Schadeverzekeringen)

Annotaties en wetgeving | Annotatie
januari 2013
AA20130036

Het ontstaansmoment van een vordering bij ‘onderhanden werk’

W.H. van Boom

Hoge Raad 17 november 2017, nr. 16/03561, ECLI:NL:HR:2017:2901, RvdW 2017/1196 (Famed BV/Kreikamp q.q.)

Annotaties en wetgeving | Annotatie
maart 2018
AA20180230

Het ontwerp wetsvoorstel computercriminaliteit III

M.E. Buwalda, N.J.M. Kwakman

Post thumbnail De samenleving wordt steeds vaker geconfronteerd met ernstige vormen van computercriminaliteit. Dat vraagt om nieuwe, speciaal daarop toegesneden, straf(proces)rechtelijke instrumenten. Daartoe worden in het ontwerp wetsvoorstel Computercriminaliteit III verstrekkende bevoegdheden toegekend aan politie en justitie. De vraag is of een doelmatige bestrijding van ernstige computercriminaliteit de daarmee gepaard gaande inbreuken op fundamentele rechten, zoals het nemo tenetur-beginsel, voldoende rechtvaardigt.

Verdieping | Verdiepend artikel
januari 2014
AA20140009

Het ontwerp-verdrag tegen foltering

J.H. Burgers

februari 1983
AA19830242

Het Openbaar Ministerie en beginselen van behoorlijke procesorde

J. Steenbrink

Het OM heeft een grote vrijheid van handelen bij de uitvoering van de hem opgedragen taken. In ons strafrechtsysteem is een machtsverschuiving waarneembaar van de zittende magistratuur naar het OM. Het laatste krijgt steeds meer bevoegdheden, die het zelfstandig kan uitoefenen. Gezien het hiervoor genoemde is het van belang te weten, hoever de beleidsvrijheid van het OM reikt. In dit artikel wordt onderzocht in hoeverre het OM op dit moment gebonden is aan beginselen van een behoorlijke procesorde en om welke beginselen het eigenlijk gaat. Daaraan gaat een beschouwing vooraf over de taak en de positie van het OM.

november 1984
AA19840593

Het Openbaar Ministerie en de strafbeschikking. De voortdurende ontlasting van de rechtspraak

M. Otte

Sinds het Openbaar Ministerie zelfstandig straffen kan opleggen is er kritiek op de kwaliteit van de zogeheten strafbeschikking. De officier van justitie zou te schielijk straffen, zonder voldoende bewijsmiddelen en zonder dat de verdachte voldoende rechtsbijstand heeft. Ook keert de vraag steeds terug of toch niet beter de strafrechter deze zaken kan afdoen. In deze bijdrage bespreek ik een deel van deze kritiek en schets ik een ander perspectief.

Opinie | Opiniërend artikel
maart 2019
AA20190182

Het Openbaar Ministerie op Internet

E.M. Witjens

Een omschrijving van de website van het OM.

Overig | Website
maart 2003
AA20030225

Het optreden tegen seksueel misbruik door kerkelijke ambtsdragers

T. van Kooten, J.W. Sap

In dit artikel willen de auteurs aan de hand van kerkordes bij enkele protestantse kerken in Nederland nagan wat omtrent seksueel misbruik door kerkelijke ambtsdragers door deze kerken geregeld is.

Opinie | Opiniërend artikel
november 2002
AA20020813

UCERF 3 - Actuele ontwikkelingen in het familierecht

Het ouderschapsplan

E. Loeb

Alle ouders van minderjarige kinderen, die niet meer samenwonen, maar dat wel hebben gedaan en gezag hebben, zijn verplicht om bij scheiding een zogenaamd ouderschapsplan op te stellen. Het fenomeen ouderschapsplan komt in de praktijk van de scheidingsmediation komt het al jaren voor, zij het niet onder die naam. In deze bijdrage wordt vanuit de invalshoek van die praktijk een aantal opmerkingen gemaakt over het ouderschapsplan.

UCERF 4 - Actuele ontwikkelingen in het familierecht

Het ouderschapsplan in nationaal en internationaal perspectief

J.C.E. Ackermans-Wijn

Het ouderschapsplan is in artikel 815 Rv als een vereiste bij het echtscheidingsverzoek geformuleerd. Daarmee is het in procedureel opzicht tot de toegangsdeur van de echtscheidingsprocedure gemaakt. Het ontbreken van een ouderschapsplan kan in het uiterste geval tot gevolg hebben dat het echtscheidingsverzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard. Levert het ouderschapsplan bij een scheiding tussen Nederlandse echtgenoten in de praktijk al genoeg problemen op, nog lastiger wordt het als er bij een echtscheiding internationale aspecten zijn.

Het oudste inleidingsboek in Nederland

De Encyclopedia jurisprudentiae (1839) van C.A. den Tex

C.J.H. Jansen

De Encyclopaedia jurisprudentiae van C.A. den Tex is de oudste encyclopedie van het recht. J.M. Kemper zorgde ervoor dat alle kandidaten in de rechten lessen over 'de encyclopaedie der regtsgeleerde studien' moesten volgen. Van oudsher waren er twee varianten van de encyclopedie van het recht bekend: de encyclopaedia externa (formeel) en interna (materieel). Den Tex opteerde voor een encyclopaedia externa, gericht op algemene omschrijvingen en rechtsbronnen. Den Tex raadpleegde zijn collega's aan de Nederlandse universiteiten. Afgezien van enkele kritische noten waren zij overwegend positief. De indeling en inhoud van de Encyclopaedia jurisprudentiae, veelal ontleend aan Duitse auteurs, wordt uitgebreid besproken in dit artikel. Met name in Duitsland werd het werk van Ten Tex goed ontvangen, in Nederland heeft de Encyclopaedia slechts weinig aandacht gekregen. Het boek was weinig studentvriendelijk, ouderwets en in het Latijn geschreven.

Perspectief | Perspectiefartikel
november 1990
AA19900823

Het overheidsbeleid ten aanzien van ouderen

J. Zwier

Hoewel in dit artikel het accent zal liggen op het ouderenbeleid, zoals dat is gevoerd door het huidige ministerie van WVC (1988) en het voormalige departement van CRM, blijven onderwerpen als inkomensbeleid en arbeidsmarktpositie niet onbesproken. Daarnaast besteed de auteur enige aandacht aan het beleid van de provincies en gemeenten, omdat vooral de laatste jaren door de voortgaande decentralisatie steeds meer onderdelen van het ouderenbeleid tot de verantwoordelijkheid van de lagere overheden zijn gaan behoren. Deze bijdrage is beperkt tot het beleid van na de oorlog, waarbij globaal de volgende periodes te onderscheiden zijn. De eerste 20 tot 25 jaar worden gekenmerkt door een beleid, dat vooral is gericht op de kwetsbaarsten onder de ouderen. Vanaf 1975 krijgt daarnaast de maatschappelijke integratie van ouderen veel aandacht. In de jaren tachtig tenslotte zien we dat de beheersbaarheid van de kosten steeds belangrijker wordt.

Bijzonder nummer | Ouderenrecht
oktober 1988
AA19880633