Shop

De trias als totaalvoetbal: Montesquieu en de spreiding der machten

L. van den Berge

Post thumbnail Over het werk van Charles de Montesquieu (1689-1755) bestaan veel misverstanden. Zo wordt zijn naam vaak in verband gebracht met strenge machtenscheiding en slaafse rechterlijke wetstoepassing. Maar in werkelijkheid schreef Montesquieu juist over een stelsel van macht en tegenmacht waarin de wetgever, het bestuur en de rechter weliswaar elk hun eigen plaats hebben, maar elkaar vooral ook aanvullen en corrigeren waar nodig. Precies aan die opvatting van de trias politica bestaat in de huidige tijd van rechtsstatelijk verval en opkomend populisme een sterke behoefte.

Rode draad | Dissenting opinions
februari 2024
AA20240175

De trias politica in de gelaagde EU-rechtsorde

H.C.F.J.A. de Waele

Post thumbnail Nederland maakt deel uit van de gelaagde rechtsorde die Europese Unie heet. In hoeverre krijgt de trias politica daarbinnen nog een zuivere plaats, welke implicaties heeft een dergelijke gelaagdheid voor de machtenscheiding in Nederland, en welke rol speelt het Hof van Justitie precies? Dit artikel geeft antwoord op deze vragen, waarbij het aan de hand van actuele voorbeelden inzicht verschaft in hoe de nationale en supranationale actoren zich tot elkaar verhouden. Het intensief met elkaar verknoopt zijn maakt dat ongerijmdheden op het ene niveau soms tot knelpunten en verzet leiden op het andere. Zoals recente ontwikkelingen suggereren, kan wrijving tussen de verschillende publieke sferen zorgen voor prachtige glans, maar riskeert die tevens te leiden tot krassen op beider blazoen.

Verdieping | Verdiepend artikel
oktober 2020
AA20200891

De Trustarresten

R.D. Vriesendorp, J.W. Zwemmer

Hoge Raad 18 november 1998, nrs. 31.756, 31.757 en 31.759, ECLI:NL:HR:1998:AA2564, BNB 1999/35-37. Ook bekend als de Trust-arresten. Irrevocable discretionary trust; schenkingsrecht; Haags Trustverdrag; doelvermogen.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
maart 2000
AA20000173

De turbo-bv

J.W. Zwemmer

Hoge Raad 18 oktober 1995, nr. 30 643, ECLI:NL:HR:1995:AA3109, BNB 1996/189 (De turbo-bv) In de noot bij deze uitspraak van de belastingkamer van de Hoge Raad wordt ingegaan op het feit dat de volstorting van aandelen met waardeloze vorderingen op de betreffende BV ook in fiscaal opzicht als volstorting wordt aangemerkt.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
december 1996
AA19960775

De turbo-BV

J.W. Zwemmer

Hoge Raad 10 maart 1993, nr. 28.327, ECLI:NL:HR:1993:ZC5288, BNB 1993/143 (De Turbo-BV) Arrest van de Hoge Raad en bijbehorende noot over de activiteiten van een BV die een waardestijging van de aandelen met zich meebrengen en hoe opbrengsten hieruit dienen te worden belast. De Hoge Raad formuleert de volgende rechtsregel: 'Indien een nieuwe aandeelhouder van een BV door het starten van nieuwe activiteiten in deze BV een waardestijging bewerkstelligt van de door hem ver beneden de nominale waarde gekochte aandelen en van een bij aankoop onvolwaardige vordering op deze BV, vormt het aldus verkregen voordeel geen inkomsten uit arbeid, zelfs niet als de arbeid ten behoeve van de BV zonder arbeidsbeloning is geschied'.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
oktober 1993
AA19930738

De tweede volzin van artikel 359 lid 2 Sv

M.J. Borgers

Hoge Raad 11 april 2006, nr. 01324/05, ECLI:NL:HR:2006:AU9130, LJN: AU9130, NJ 2006, 393 In de annotatie bij dit arrest wordt ingegaan op de reikwijdte van de motiveringsplicht geïntroduceerd met art. 359 lid 2 tweede volzin Sv.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
oktober 2006
AA20060745

De tweedehands Volvo

S.C.J.J. Kortmann

Hoge Raad 7 oktober 2005, nr. C04/204HR, ECLI:NL:HR:2005:AU2555, RvdW 2005, 112 (Coppes/Van de Kolk) Coppens levert een auto aan Diepeveen, onder een zogenaamde collegiale verkoop, en Diepeveen verkoopt en levert de auto door aan Van de Kolk, welke de auto aan Diepeveen betaalt. Diepeveen kan niet langer aan zijn schulden voldoen en nu wil Coppens van Van de Kolk de auto opvorderen, primair obv. beschikkingsonbevoegdheid van Diepeveen en subsidiair op basis van het Recht van reclame. De rechtsvraag was nu of Van de Kolk kon worden aangemerkt als te goeder trouw. Zie ook het arrest Apon/Bisterbosch.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
april 2006
AA20060288

De U(H(L))D als docent – niks mis mee

Naar een herwaardering van academisch (juridisch) onderwijs

L. van Lent, U.R.M.T. de Vries

Post thumbnail In deze bijdrage vragen wij aandacht en waardering voor het rechtswetenschappelijk onderwijs door meer te investeren in docenten, waarbij de nadruk ligt op onderwijs, innovatie van onderwijs, en onderzoek naar onderwijs: ‘principal educators’. Zo’n omslag is belangrijk vanwege ontwikkelingen die zich in de afgelopen decennia hebben voltrokken.

Perspectief | Perspectiefartikel
juni 2023
AA20230472

De uithuisplaatsing van pasgeborenen: is de Nederlandse praktijk houdbaar?

S.B. Boekema

Post thumbnail De uithuisplaatsing van een pasgeboren kind is een vergaande en ingrijpende maatregel. Desondanks vinden in Nederland regelmatig zogenaamde ‘uitbuikplaatsingen’ plaats. Deze kinderbeschermings­maatregel is niet vrij van kritiek en ook het EHRM is streng ten aanzien van dit onderwerp. In dit artikel wordt bekeken hoe de uithuisplaatsing van pasgeborenen in Nederland juridisch wordt onderbouwd en in hoeverre dit aansluit op de jurisprudentie van het EHRM.

Opinie | Opiniërend artikel
september 2021
AA20210822

De Uitvoeringswet Verordening erfrecht

A.M.E. Giuliano

Op 14 november 2014 is de Uitvoeringswet Verordening erfrecht in het Staatsblad gepubliceerd. Deze wet geeft uitvoering aan de op 4 juli 2012 vastgestelde Europese Verordening erfrecht (hierna: ‘de Verordening’). Met de Verordening wordt het eenvoudiger om een grensoverschrijdende nalatenschap af te wikkelen. In deze bijdrage wordt ingegaan op de Uitvoeringswet bij de Verordening die om voor de hand liggende redenen op 17 augustus 2015, gelijk met de Verordening, in werking is getreden.

Annotaties en wetgeving | Wetgeving
oktober 2015
AA20150821

De undercover agent als (on)rechtmatig opsporingsmiddel

H.J. Klein Egelink

Sinds jaar en dag maakt de politie bij de bestrijding van onder meer hard drug-criminaliteit, gebruik van zogenaamde undercover agenten of agenten provocateurs. Door in de criminele wereld te infiltreren trachten deze  mensen informatie los te krijgen over de activiteiten van drughandelaren en met name over de topfiguren van misdadige organisaties. Hierbij is het echter veelal onvermijdelijk dat de agenten gedurende kortere of langere  tijd het misdadige spel meespelen, waarbij dan het gevaar dreigt dat ze gemakkelijk de grens overschrijden. Ook dient zich de vraag aan of de politie - wat betreft de wijze van benadering van een verdachte - niet bepaalde grenzen overschrijdt welke door het recht aan een behoorlijke opsporing worden gesteld. Wat zich precies tijdens een dergelijke operatie voordeed bleef tot voor kort meestal achter de schermen. Dit was mogelijk omdat een op deze wijze gevoerd opsporingsonderzoek meestal leidt tot een betrapping op heterdaad wat op zich meestal leidt tot een bekentenis van de verdachte. Voor de bewijsvoering was de voorgeschiedenis van de aanhouding derhalve van weinig belang. De laatste twee jaar echter (vgl. de in dit artikel genoemde uitspraken uit 1978/ 1979), hebben raadslieden van terecht staande verdachten steeds meer de rechtmatigheid van het op deze wijze verkregen bewijsmateriaal aangevochten. Om zo'n verweer op zijn juistheid te kunnen beoordelen dient het hele opsporingsonderzoek te worden bekeken. Onder invloed van een aantal rechtszaken is het werk van de undercoveragent sterk in de schijnwerpers komen te staan. Tevens heeft de rechtspraak een paar - vage - criteria ontwikkeld waaraan het optreden van de lokagent moet voldoen, wil het rechtmatig zijn. Het is van belang om die Nederlandse rechtspraak eens te vergelijken met de rechtmatigheidscriteria die in de Verenigde Staten op dit gebied door de rechter zijn ontwikkeld. De reden hiervoor is, dat de Amerikaanse rechter al een halve eeuw geleden, tamelijk scherpe voorwaarden met betrekking tot het optreden van de undercover agent heeft gesteld, welke voorwaarden regelmatig als verweer worden aangevoerd. Onderstaande uiteenzetting zal dan ook de in de Verenigde Staten op het gebied van het optreden van undercover agenten ontwikkelde theorieën bespreken en deze vergelijken met de door Nederlandse rechters gedane uitspraken.

januari 1981
AA19810006

De United Nations Compensation Commission

Een stap vooruit in het internationale staatsaansprakelijkheidsrecht?

L. van Zoelen

Inmiddels is het meer dan vijf jaar geleden dat de Golfoorlog na ingrijpen van de Verenigde Naties (VN) tot een einde kwam. De schade die in die oorlog werd toegebracht, is enorm. Minder bekend is dat de slachtoffers van de Golfoorlog — en hier betreft het zowel natuurlijke personen als nationale en internationale rechtspersonen — een schadevergoeding van Irak kunnen ontvangen via de United Nations Compensation Commission (UNCC). Deze Commissie is speciaal door de Veiligheidsraad (VR) opgericht om schadevergoedingen toe te kennen uit het United Nations Compensation Fund (UNCF). Opmerkelijk is dat deze Commissie die de claims beoordeelt tevens bevoegd is om, voorzover de VR daarin niet heeft voorzien, de aansprakelijkheid van Irak en de schadevergoedingsprocedure zelf nader te regelen. In welke mate verschillen de UNCC-regels en die van de VR van het traditionele staatsaansprakelijkheidsrecht en in hoeverre kan de inhoud ervan bijdragen aan een verbetering van het traditionele internationale aansprakelijkheidsrecht?

Verdieping | Studentartikel
december 1996
AA19960738