Shop

Resultaat 1993–2004 van de 12335 resultaten wordt getoond

De rechter: onafhankelijk en autonoom?

Rechtsvraag (334) Rechtsfilosofie

C.E. Smith

In deze rechtsvraag komen verschillende rechtsfilosofische rechtsvragen rondom de onafhankelijkheid en onpartijdigheid aan de orde in het kader van een civielrechtelijke casus aan de orde.

Perspectief | Rechtsvraag
december 2007
AA20071005

De rechter: onafhankelijk en autonoom?

Beantwoording rechtsvraag (334) rechtsfilosofie

C.E. Smith

Rechtsfilosofische rechtsvraag waarbij gekeken wordt naar de verjaringstermijn en de onafhankelijke rechter in een bepaalde zaak.

Perspectief | Rechtsvraag
mei 2008
AA20080386

De rechterlijke geest

Mindfulness ter cultivering van bewustzijn en gelijkmoedigheid

J.G.A. Kaptein-van Olst

In deze bijdrage wordt beredeneerd dat het cultiveren van mindfulness door rechters de kwaliteit van hun oordeelsvorming ten goede kan komen. De rol van rechterlijke intuïtie en emotie wordt belicht en het fenomeen ‘mindfulness’ wordt uitgelegd. Voorts besteedt de auteur aandacht aan de (wat haar betreft daarmee samenhangende) boeddhistische waarde ‘gelijkmoedigheid’ en doet zij de suggestie om deze waarde als seculiere notie van een bepaalde geestestoestand een rol te laten spelen binnen het normatieve kader voor rechterlijke oordeelsvorming.

Rode draad | Recht & Geest
juni 2021
AA20210625

De rechters zijn slechts spreekbuis van de wet

H.T.M. Kloosterhuis, C.E. Smith

“De rechters zijn slechts spreekbuis van de wet” (en willoze wezens). Toch? Harm Kloosterhuis & Carels Smith schrijven (uiteraard) over Montesquieu in deze column in de reeks Vijf minuten rechtsfilosofie voor het themanummer over de rechter in de trias politica.

Perspectief | Column
AA20200976

De rechtsbasis van besluiten van de Europese Unie

R.H. van Ooik

Literatuur | Proefschriftbijdrage
juni 2000
AA20000496

De rechtsbescherming van oudere werknemers

Een praktische beschouwing

I.J.E.H.C. Degeling, W.F.C. van Megen

Artikel 19, lid 3 van de Grondwet bepaalt dat het recht van iedere Nederlander op vrije keuze van arbeid erkend wordt, behoudens de beperkingen bij of krachtens de wet gesteld. In de praktijk blijkt echter dat oudere werknemers, vooral diegenen die 65 jaar of ouder zijn allerlei factoren ontmoeten, die het functioneren op en de toegang tot de arbeidsmarkt belemmeren. Voorbeelden hiervan zijn onder meer het standaard beëindigen van het dienstverband bij de 65ste verjaardag, gedwongen VUT-regelingen en het uitsluiten van 65+-ers van het recht op minimumloon. De argumenten welke het uitsluiten van ouderen moeten rechtvaardigen, lijken verdacht veel op die welke in een niet al te lang achter ons gelegen verleden gebruikt werden tegen de toetreding van gehuwde vrouwen op de arbeidsmarkt. Deze argumenten zijn voornamelijk terug te voeren op de aanwezigheid van ander inkomen dan het inkomen uit arbeid. In het navolgende stuk willen wij een aantal belemmeringen nader belichten en nagaan of deze wel zo onoverkomelijk zijn als wel wordt verondersteld. Tevens zal enige aandacht besteed worden aan voor ouderen relevante CAO-bepalingen.

Bijzonder nummer | Ouderenrecht
oktober 1988
AA19880686

De rechtseconomische analyse van het verbintenissenrecht

C.E. du Perron

Het uitgangspunt van dit artikel is dat rechtseconomische analyse kan bijdragen aan een beter begrip van het recht. Doch de beperkingen van de rechtseconomische methode moeten goed in het oog worden gehouden. Dit geldt des te meer, nu rechtseconomen er soms van uitgaan dat met hun instrumenten en begrippen het recht geheel kan worden verklaard. In de normatieve rechtseconomische benadering moet het recht daarbij aan de uitkomsten van de analyse worden aangepast. In dit artikel wordt de rechtseconomische methode geschetst aan de hand van de driedeling van de bronnen van verbintenissen in overeenkomst (paragraaf 2), onrechtmatige daad (paragraaf 3) en rechtmatige daad (paragraaf 4). De nadruk ligt daarbij op het contractenrecht. In de aan dit rechtsgebied gewijde paragraaf 2 wordt na een algemene inleiding ingegaan op het beginsel van de partijautonomie en op het recht op wanprestatie. Vervolgens wordt in paragraaf 5 aandacht besteed aan de inzichten die rechtseconomische analyse kan bieden bij het vraagstuk van de derdenwerking van overeenkomsten. Paragraaf 6 bevat een slotbeschouwing.

Bijzonder nummer | Rechtseconomie
oktober 1990
AA19900770

De rechtskracht van administratieve beschikkingen

A.M. Donner

Prof.mr. A.M. Donner promoveerde op 24 oktober 1941 te Amsterdam met het onderwerp 'De rechtskracht van administratieve beschikkingen'.

december 1985
AA19850678

De rechtsmacht van kust- en havenstaat

R. van der Hoeven

Dit artikel wordt geplaatst tegen de achtergrond van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het Recht van de Zee, gesloten op 10 december 1982 te Montego-Bay. De auteur beschrijft de complexe structuur van deze specifieke jurisdictie, zegt iets over de geschiedenis en de ontwikkeling daarvan en geeft aan dat wanneer de doelstellingen van het genoemde verdrag goed en volledig tot gelding willen komen, dat dan de elementen welke deze specifieke jurisdictie constitueren, waaronder met name ook de infrastructuur (waarvan bijvoorbeeld een kustwacht of soortgelijke diens deel uit maakt), optimaal moeten zijn afgestemd. Zijn betoog is daarbij dat - in de toekomst - deze jurisdictie om verschillende redenen, maar met name vanwege internationale belangen, steeds minder op soevereiniteit gebaseerd wordt maar veeleer op (internationale) functionaliteit.

Bijzonder nummer | Water
mei 1999
AA19990380

De rechtsorde in het net van de politieke cultuur

U. Becker

Deze maand staat in de rubriek `mening´ de visie van andere academici op de jurist en zijn wetenschap centraal. In dit artikel trekt Becker een vergelijking tussen de rechts- en polieke cultuur die volgens hem als pragmatisch te beschouwen is.

Opinie | Opiniërend artikel
oktober 2001
AA20010761

De rechtspositie van chronisch zieken bij aanstellingskeuringen

R. Schuttelaar

De medische aanstellingskeuring is al jaren middelpunt van discussie. Er zijn verschillende vormen van regelgeving tot stand gekomen ter verbetering van de rechtspositie van de keurling. Dit heeft uiteindelijk geleid tot de Wet op de Medische Keuringen, die op 1 januari 1998 in werking is getreden. Hierbij wordt echter een belangrijke groep vergeten, namelijk de chronisch zieken. In de Wet op de Medische Keuringen wordt geen rekening gehouden met de bijzondere positie waarin zij zich bevinden. In dit artikel wordt bekeken wat de gevolgen van recente wetgeving voor de chronisch zieke keurling zijn. Hierbij zal ook aandacht worden besteed aan de privatisering van de Ziektewet. Tevens zal naar een mogelijke oplossing worden gezocht ter verbetering van de rechtspositie van chronisch zieken bij aanstellingskeuringen.

Verdieping | Studentartikel
juni 1998
AA19980540

De rechtspositie van de executeur naar oud en geldend erfrecht, alsmede het rechtskarakter van de verdeling

A.J.M. Nuytinck

Hoge Raad 21 november 2008, nr. C07/049HR, ECLI:NL:HR:2008:BD5985, LJN: BD5985 In deze uitspraak van de Hoge Raad en de daarbij behorende noot van Nuytinck wordt ingegaan op de rechtspositie van de executeur en het rechtskarakter van de verdeling. In deze zaak is het oude erfrecht van toepassing op de verdeling op de voet van art. 133 Overgangswet NBW. In de noot wordt echter ook in gegaan op het verdelingsvraagstuk naar nieuw erfrecht.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
januari 2009
AA20090044

Resultaat 1993–2004 van de 12335 resultaten wordt getoond