Shop

2014-Nieuw, bevredigend?

C. Leeger

De invoering van de boeken 3, 5 en 6 van het NBW is weer een stap naderbij gekomen, nu in mei van dit jaar de ontwerpen door de Eerste Kamer zijn goedgekeurd. De materie krijgt langzamerhand steeds meer  actualiteit, we gaan ons realiseren dat het huidige BW aan zijn laatste jaren toe is. Het begint voor juristen en aankomend juristen tijd te worden de regeling van het nieuwe BW vaker ter hand te nemen; de rechtspraak bedient zich al sinds enige tijd van anticiperende interpretatie. Sommige constructies en rechtsfiguren sluiten nog nauw aan bij de regeling in het BW, andere zijn echter ingrijpend gewijzigd. Een van de meer interessante leerstukken wordt gevormd door de materie van 2014 BW en die van 3.4.2.3a NBW. In deze uiteenzetting wil ik mij dan ook beperken tot een behandeling van de regelingen in het NBW omtrent bescherming van verkrijgers van beschikkingsonbevoegden en een aantal hiermee verwante figuren, te weten: de overeenkomstige bescherming van pandhouders in geval van beschikkingsonbevoegdheid van de pandgever en de bescherming van derden-verkrijgers en pandhouders in geval van om binding wegens wanprestatie, en uitoefening van het recht van reclame. Overigens zullen bovenstaande figuren niet verder aan de orde komen dan voor zover het betreft roerende zaken (in de zin van het NBW: roerende stoffelijke  objecten) die niet zijn registergoederen. Omdat wellicht niet iedereen voldoende in onderhavige materie is ingewerkt, zal ik beginnen met een beschrijving van het oude en het nieuwe systeem.

maart 1981
AA19810099

Departement en parlement, een verkenning

Th. C. de Graaf, H. Lamers

J.J. Vis merkt in ‘Parlementaire pretenties, praktijken en problemen’ ( 1975) op. dat het zelden voorkomt dat kamerleden rechtstreeks contact opnemen met de betrokken ambtelijke diensten, indien zij informatie wensen die zij nog niet via de minister verkregen hebben. Veel ministers verdedigen de opvatting dat ieder contact tussen kamer en administratie via de ministeriële top moet lopen op grond van de ministeriële verantwoordelijkheid. Volgens Vis is het echter zeer de vraag of deze stelling werkelijk te handhaven is, als de kamer er zich sterk genoeg tegen verzet. De recente aanwijzingen van de regering-Van Agt betreffende contacten tussen kamercommissies en ambtenaren tonen aan dat het kabinet vooralsnog niet van deze mening wenst af te wijken. De bewindslieden vinden dat elk rechtstreeks contact waar de minister geen weet van heeft, een aanslag kan zijn op de ministeriële verantwoordelijkheid. De Tweede Kamer reageerde enigszins lauw op deze aanwijzingen, al merkte D’66-woordvoerder Brinkhorst op dat zij ‘achterhaald, formalistisch en op de lange duur onhoudbaar’ zijn. Hij voegde eraan toe dat contacten met ambtenaren die de kamerleden hebben weliswaar kunnen worden ontkend, maar dat daarmee de feitelijke ontwikkeling nog niet in een betere structuur is opgevangen. Men lijkt in Den Haag niet wakker te liggen van dit geconstateerde verschil tussen theorie en praktijk. De kamerleden weten met gemak hun ambtelijke kanalen aan te boren. De regering, veelal bestaande uit voormalige parlementariërs, laat deze contacten oogluikend toe, indien ze niet al te openlijk voorkomen en niet al te politiek van aard zijn. De ambtenaren tenslotte onderkennen dat ook het overheidsbelang er mee gediend is als de kamerleden voldoende geïnformeerd zijn. Zij nemen hiertoe soms zelf het initiatief

maart 1981
AA19810107

Advertenties in strijd met de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen

B.P. Sloot, M. Voets

Advertenties in strijd met de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen

Opinie | Reactie/nawoord
maart 1981
AA19810116

Stenen gooien volgens Amsterdams oorlogsrecht

L.A.R.J. de Beaufort

Wonen = oorlog stond er met grote letters op het Paleis van Justitie in Amsterdam. Muurtaal voldoet aan de behoefte tol indringend woordgebruik. De vergelijking met levensdelicten (isolatie = moord) is allang gesneden koek. Oorlogsterminologie is een volgende stap op de ladder van taalkundige escalatie.

Meesters-column
maart 1981
AA19810118

Het vak bestuurskunde aan een juridische faculteit

L.E.M. Klinkers

Een beschouwing over de ontwikkeling van de wetenschap van de bestuurskunde in (zeer) algemene zin, en de invulling daarvan aan de juridische faculteit te Utrecht.

Onderwijs
maart 1981
AA19810123

De Madrid-conferentie en de rechten van de mens

G.H.J. van Hoof

De bijeenkomst van 33 Europese en 2 Noord-Amerikaanse staten, die van 11 november 1980 tot 5 maart 1981 in Madrid heeft plaats gevonden, is de tweede zogenaamde follow-up-conferentie in het kader van de Slotakte  van Helsinki. De eerste zodanige bijeenkomst van vertegenwoordigers van de Ministers van Buitenlandse Zaken is eind 1977/begin 1980 gehouden in Belgrado. De Slotakte van de Conferentie over Veiligheid en Samenwerking in Europa werd op 1 augustus 1975 ondertekend door de staatshoofden en regeringsleiders van de Verenigde Staten, Canada en alle Europese staten met uitzondering van Albanië. Het document is het resultaat van langdurige en zeer intensieve onderhandelingen tussen de deelnemende stalen, die in verschillende fasen, afwisselend te Helsinki, Geneve en wederom Helsinki, zijn gevoerd van 22 november 1972 tot 1 augustus 1975. Deze onderhandelingen over een groot aantal uitermate gevoelige zaken op politiek, militair, economisch, humanitair, cultureel en educatief gebied konden met succes worden afgesloten, doordat vanaf de zestiger jaren het klimaat van de Koude Oorlog geleidelijk had plaats gemaakt voor verbeterde betrekkingen tussen Oost en West. Van deze ontspanning of détente vormt de Slotakte zowel een neerslag als ook een nieuw vertrekpunt. De opstellers hebben zich namelijk niet beperkt tot de vastlegging van de in 1975 bestaande situatie, maar hebben  tevens een mechanisme in het leven geroepen, dat gericht is op verdergaande verbeteringen in de onderlinge verhoudingen. Dit is neergelegd in het laatste gedeelte van de Slotakte handelend over de zg. follow-up, waarin  wordt bepaald dat de deelnemende staten vastbesloten zijn het multilaterale proces van de détente voort te zetten ‘door over te gaan tot een grondige gedachtenwisseling over de tenuitvoerlegging van zowel het bepaalde in de Slotakte als van de door de Conferentie behandelde aangelegenheden, alsook ... over de verdieping van hun wederzijdse betrekkingen, de verbetering van de veiligheid en de ontwikkeling van de samenwerking in  Europa, alsmede de ontwikkeling van het ontspanningsproces in de toekomst.’ Daarmede is tevens het algemene mandaat van de Madrid-conferentie aangegeven: toetsing van de tot nu toe geboekte resultaten enerzijds en bespreking van nieuwe voorstellen anderzijds.

maart 1981
AA19810125

Rechtsvraag (125) staatsrecht

A.M. Donner

Moeilijkheden bij de samenstelling van Gedeputeerde Staten

Perspectief | Rechtsvraag
maart 1981
AA19830145

Yilmaz – Staatssekretaris van Justitie

M.C.B. Burkens

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) 6 december 1979, nr. A-2.0160 (1979), (Mrs. Van Ryckevorsel, Boukema, Van Tuyll van Serooskerken). Toepassing op basis van gewekte verwachtingen ten opzichte van een Turk van de ten behoeve van de zgn. kerk-Marokkanen gemaakte uitzondering op het regularisatiebeleid. Betekenis van het gelijkheidsbe­ginsel als grondslag van de gewekte verwachtingen.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
maart 1981
AA19810127

Slooppand-arrest

J.M. van Dunné

Hoge Raad 7 december 1979, ECLI:NL:HR:1979:AC0076, NJ 1980-290, m.nt G.J.S. (mrs. Ras, Drion, Snijders, Haardt, De Groot) Van Hensbergen - gemeente Den Haag. Gemeenschappelijke dwaling in het contractenrecht

Annotaties en wetgeving | Annotatie
maart 1981
AA19810133

Reaktie op annotatie bij Lingeziekenhuis

J.J.M. de Laat

Reactie van Sjef de Laat (lid advokatenkollektief Twijnstraat Utrecht) op de annotatie van prof.mr. P. Schilfgaarde bij de beschikking van de Ondernemingskamer (OK) van het Gerechtshof in Amsterdam van 1 mei 1980,

Opinie | Reactie/nawoord
maart 1981
AA19810143

Reaktie op beantwoording rechtsvraag (121) staatsrecht

A.K. Koekkoek

Advisering over kamerontbinding

Opinie | Reactie/nawoord
maart 1981
AA19830146

Coditel – Ciné Vog Films

H. Cohen Jehoram

Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJ EG) 18 maart 1980, zaak 62/79, Auteursrecht 1980/4, p. 78 e.v. m.nt. G. Mom. Vrij verrichten van diensten: kabeltelevisie

Annotaties en wetgeving | Annotatie
februari 1981
AA19810077