Shop

Rechtsvraag (127) Consumentenrecht/ mededingingsrecht

D.W.F. Verkade

Kort geding tegen fabrikant van een ondeugdelijk en gevaarlijk product

Perspectief | Rechtsvraag
mei 1981
AA19810255

De schijndecentralisatie en averechtse effekten van de Kaderwet Specifiek Welzijn

A. Toxopeus

In het kader van een student-assistentschap kreeg ik onder andere de opdracht te onderzoeken welke positie de gemeente in de toekomst krijgt binnen het welzijnsbeleid van de overheid, na de in werking treding van de Kaderwet Specifiek Welzijn (verder te noemen: de Kaderwet) die overigens nog steeds in de ontwerpfase verkeert. Het is de bedoeling via deze Kaderwet het welzijnsbeleid zoveel mogelijk te decentraliseren. Dit streven alleen al noopt tot het stellen van de vraag in hoeverre de gemeente nieuwe bevoegdheden, en een reële vrije beleidsruimte binnen die bevoegdheden krijgt. De behoefte de realisatiemogelijkheden van de beoogde decentralisatie aan een kritische blik te onderwerpen ontstond ook mede door de alarmsignalen over de Kaderwet die in eerste instantie vooral door de gemeenten werden uitgezonden. Dit artikel is een uitvloeisel van de bovengenoemde opdracht waarbij de probleemstelling enigszins is uitgebreid. Het bleek mij namelijk uiteindelijk onmogelijk om stil te blijven staan bij de constatering alleen dat er in veel  mindere mate gedecentraliseerd wordt dan wordt betoogd. Het ‘waarom’ van dit verschijnsel, en de vraag wat dan wel de effecten zullen zijn van deze Kaderwet lieten mij niet los. En tot overmaat van de ramp ging ik mij  afvragen of de overheden en grote welzijnsorganisaties überhaupt wel een belangrijke rol kunnen spelen bij het bevorderen van bepaalde vormen van menselijk welzijn. Aan het slot van dit artikel filosofeer ik over de  voorwaarden voor en de vorm van een ·echt' decentralisatiebeleid, en over het verband tussen de grootschaligheid van onze samenleving en ons onwelzijn.

Witte stukken
april 1981
AA19810155

Naschrift: recente Ontwikkelingen rond de Kaderwet Specifiek Welzijn

A. Toxopeus

Opinie | Reactie/nawoord | Witte stukken
april 1981
AA19810163

Artikel 1639 w BW in opspraak

Petri

Als een wetsartikel een ‘iemand’ was, zou men van artikel 1639w BW kunnen zeggen dat een bijna vijfenzeventig-jarige de laatste tijd ‘in opspraak’ is gekomen. Drie punten zijn daarbij punt van discussie. Het eerste punt is: maakt een partij, die een einde aan een arbeidsovereenkomst probeert te krijgen volgens 1639w BW en met voorbij gaan van het GAB geen oneigenlijk gebruik van dat artikel. Het tweede punt wordt gevormd door de onzekerheid die voortvloeit uit het feit dat de wetgever geen behoorlijke regels heeft gegeven voor de bevoegdheid van de rechter die de ontbinding volgens het artikel moet geven en voor de behandeling van verzoeken ertoe. Een derde punt daartoe betreft het ontbreken van de gewone mogelijkheid van hoger beroep en cassatie ten aanzien van beslissingen volgens het artikel.

Meesters-column
april 1981
AA19810164

De juridische opleiding tussen wetenschap en beroep

A.H. de Wild

De bewering dat de juridische opleiding een typische beroepsopleiding is, lijkt een waarheid als een koe. Even algemeen aanvaard lijkt de stelling dat er een fundamenteel verschil tussen zogenaamde beroepsopleidingen en zogenaamde ‘wetenschappelijke’ opleidingen zou zijn. Een opleiding die gericht is op het aanleren van een aantal vaardigheden en inzichten met het oog op latere ‘praktische’ toepassingen, lijkt inderdaad op z'n minst op het eerste gezicht anders geaard dan een opleiding waarbij de voornaamste doelstelling het aanleren van theoretisch/wetenschappelijke kennis is. In deze beschouwing wil ik in het kort ingaan op deze en enkele andere  verwante vragen. Nadat ik een karakteristiek van het rechtsgeleerde onderzoek heb gegeven, zal ik de vraag bespreken in hoeverre er een verschil tussen ‘praktijk’ en ‘theorie’ betreffende de bestudering en beoefening van  recht bestaat. Na vervolgens enkele algemene opmerkingen over de geaardheid van wetenschappelijk onderzoek gemaakt te hebben, zal ik enkele conclusies ten aanzien van de juridische opleiding trekken.

Onderwijs
april 1981
AA19810169

Uitlevering aan Suriname

A.H.J. Swart

‘Als Suriname wil kan het vrijwel onbeperkt uitlevering eisen van naar Nederland uitgeweken Surinaamse politieke vluchtelingen. Dit is mogelijk op basis van een uitleveringsverdrag, dat in werking treedt zodra Suriname het publiceert in zijn staatsblad. Dat kan elke dag gebeuren. Nederland kan daardoor weinig doen aan omstreden uitleveringsverzoeken’. Aldus in de Volkskrant van 17 december van het vorig jaar deskundigen die hun naam niet genoemd wilden zien en die er aan toevoegden dat Nederland die werking van het uitleveringsverdrag zou moeten 'opschorten'. Wat is er waar van deze beweringen? Is het inderdaad gewenst dat Nederland met Suriname geen uitleveringsrelaties onderhoudt?

april 1981
AA19810173

MER toch hoe sterk …

N. Wams

Milieu-effectenrapportage (MER) is bedoeld om milieu aspecten, naast economische en technische aspecten, een rol te laten spelen bij de besluitvorming. Deze gedachte is afkomstig uit de Verenigde Staten van Amerika en door enkele landen in West-Europa - waaronder Nederland - overgenomen. Om concurrentievervalsing tussen de Lidstaten van de Europese Gemeenschap te voorkomen, is een ontwerp EEG-richtlijn opgesteld. Vervolgens wordt de plaats van hel milieubeleid en MER in hel bijzonder, aangekaart tegen de achtergrond van de weinig rooskleurig economische situatie.

Witte stukken
april 1981
AA19810174

De Wet financiële betrekkingen met het buitenland

L.A. Geelhoed

Om het hoofd te kunnen bieden aan de moeilijke economische toestand waarin ons land zich onmiddellijk na de bevrijding bevond, heeft de toenmalige regering een aantal als tijdelijk bedoelde wetsbesluiten uitgevaardigd,  die haar, soms vergaande, bevoegdheden ten aanzien van het economisch verkeer verschaften. Bekend is vooral geworden het nog gedeeltelijk van kracht zijnde Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945, dat tot diep in de jaren zestig de wettelijke grondslag voor de zgn. geleide loonpolitiek heeft gevoerd. Veel minder bekend, en ook minder omstreden, is het Deviezenbesluit 1945 (Stb. F222) geworden. Aan de omvang van de  competenties die dat Besluit de overheid - i.c. de Minister van Financiën en de Nederlandsche Bank NV - toekende heeft het zeker niet gelegen. Het behelsde een letterlijk alles

Annotaties en wetgeving | Wetgeving
april 1981
AA19810179

KB Bestemmingsplan Maarschalkerweerd (Amelisweerd)

J. Wessel

1. Pres. Rechtbank Utrecht 13 juli 1978, Milieu en Recht 1979, p. 23 m.nt. Langelaar; Bundel Uitspraken Ruimtelijk Bestuursrecht, p. 1035. De aktiegroep Amelisweerd spant een kort geding aan tegen de Staat der Nederlanden en de gemeente Utrecht wegens het verrichten dan wel gedogen van werkzaamheden als begin van uitvoering van de aanleg van  Rijksweg 27 in het gebied van het bestemmingsplan Maarschalkerweerd. De president oordeelt echter dat geen sprake is van een onrechtmatige gedraging van de zijde van de Staat omdat de werkzaamheden ter uitvoering van de aanleg van Rijksweg 27 ofwel gedekt worden door de daarvoor verleende vergunningen ofwel niet afhankelijk zijn van enige vergunning danwel reeds nagenoeg voltooid zijn, terwijl niet is gebleken dat in enig opzicht in strijd met de voorschriften van de planologische wetgeving is gehandeld.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
april 1981
AA19810184

IJsmachine-arrest

Th.M. de Boer

Hof ’s-Hertogenbosch 27 maart 1979, NJ 1980, 512 (Esta (Liechtenstein) v. Bombardieri (Italië))

Annotaties en wetgeving | Annotatie
april 1981
AA19810193

Reaktie: openbare orde of openbare horde

P. Nicolaï

Notities naar aanleiding van krakende denktrant Reaktie op de annotatie van mr. E. P. von Brucken Fock, Ars Aequi 30 (1981) 1, p. 29-33.

Opinie | Reactie/nawoord
april 1981
AA19810201

Rechtsvraag (126) privaatrecht

F.W. Grosheide

Verhuur door een gemeente aan een stichting van een terrein voor motor- en cross-aktiviteiten veroorzaakt overlast aan buurtbewoners. Kort geding over (on)rechtmatigheid van verhuur en exploitatie van het terrein.

Perspectief | Rechtsvraag
april 1981
AA19810206