Shop

‘reasonable time’ – arrest

B.E.P. Myjer

Hoge Raad 14 oktober 1980 (Mrs Moons, Bronkhorst. De Waard, Hermans, Jeukens), ECLI:NL:HR:1980:AC3742, NJ 1981, 92 op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 20 december 1979 in de Strafzaak tegen H.A.J.M.M. Art. 6 Europees Verdrag: behandeling van een strafzaak binnen redelijke termijn

Annotaties en wetgeving | Annotatie
juni 1981
AA19810302

Rechtsvraag (128) strafprocesrecht

C.F. Rüter, J.M. Verheul

Uitsluiting voor het bewijs van een proces-verbaal waaruit niet blijkt dat door de betreffende opsporingsambtenaren verdachte op de hoogte is gesteld van het feit dat hij niet tot antwoorden verplicht is?

Perspectief | Rechtsvraag
juni 1981
AA19810311

Maizena-arrest

H.G. Schermers

HvJ EG 29 oktober 1980, zaak 139/79, ECLI:EU:C:1980:250 (Maizena GmbH t. de Raad van de Europese Gemeenschappen) Raadpleging van het Europese Parlement ex art. 43 EEG-Verdrag. In voldoende mate gelegenheid gebo­den advies uit te brengen?

Annotaties en wetgeving | Annotatie
mei 1981
AA19810251

Ten geleide

Congres ‘100 jaar wetboek van Strafrecht: de functie van het strafrecht in de verzorgingsstaat’

mei 1981
AA19810221

Het Wetboek van Strafrecht Honderd Jaar

G.E. Mulder

mei 1981
AA19810221-2

De functie van het strafrecht in de verzorgingsstaat

A. Mulder

De verzorgingsstaat vertoont veel tekenen van bestuurlijke onmacht. Sociologen weten ons dat bij herhaling te zeggen, onderzoeken van het bestuurlijk proces komen tot overeenkomstige conclusies. De inrichting van onze verzorgingsstaat is zo complex geworden, dat ons de mogelijkheden tot geïntegreerd beleid ontvallen.

mei 1981
AA19810225

Maatstaven voor beoordeling van sancties

W. Duk

Tot de beslissingen van gewicht die de Nederlandse wetgever in 1881 bij de vaststelling van het Wetboek van Strafrecht heeft genomen, behoort de aanvaarding van een stelsel van straffen zonder speciale minima. De ruimte die daarmee aan de rechter is gelaten bij het bepalen van de in concreto op te leggen straf, doet denken aan een bekende figuur uit het bestuursrecht: de discretionaire bevoegdheid van een openbaar ambt dat ‘vrije’ beschikkingen kan geven. Een vergelijking ligt voor de hand; te meer omdat bestuursorganen dikwijls - mede in individuele gevallen - over de toepassing van sancties hebben te beslissen, en zij juist ook daarbij in de regel binnen ruime wellelijke grenzen opereren.

mei 1981
AA19810231

Zeerecht in samenwerking

P.J.I.M. de Waart

Meesters-column
mei 1981
AA19810238

Tentamensimulatie als voorbereiding: ‘staatsrechtsbeproeving’

C. Smit-Karsten

Onderwijs
mei 1981
AA19810241

Evalueren van wetten: een dure term en een kostbare grap

E.M. Polak

Inhakend op een vraag van een Eerste-Kamerlid in het kader van de behandeling van de justitiebegroting 1981, wordt de wenselijkheid van het evalueren van wetten aan de orde gesteld. Enige ervaring op dit gebied is er al: de Wet Universitaire Bestuurshervorming (WUB) is geëvalueerd en ten aanzien van de Wet Openbaarheid van Bestuur ( WOB) heeft de Evaluatiecommissie haar eerste interimrapport uitgebracht. Is zo'n evaluatie nu alleen zaligmakend of zijn er ook nog (goedkopere) alternatieven te bedenken? Dat zullen we in het onderstaande ‘evalueren’.

Witte stukken
mei 1981
AA19810244

Boek 8 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek

R. Cleton

Annotaties en wetgeving | Wetgeving
mei 1981
AA19810246

Naschrift: Een (harde) noot gekraakt?

E.P. von Brucken Fock

Opinie | Reactie/nawoord
mei 1981
AA19810253