Bijzonder nummer

Het primaat van de politiek bestaat niet meer

Over politieke rechtspraak, rechterlijk activisme en de legitimatie van rechterlijke oordeelsvorming

A.F.M. Brenninkmeijer

In dit artikel wordt ingegaan op de begrippen 'politieke rechtspraak', 'rechterlijk activisme' en 'de legitimatie van rechtsvorming door de rechter'. De schrijver verklaart deze begrippen en bekijkt in hoeverre deze in de Nederlandse en buitenlandse rechtsorde waarheid zijn.

Bijzonder nummer | Rechter en politiek
november 1992
AA19920680

Het recht van grootouders op omgang met hun kleinkinderen

I. Goei

Anders dan vaak wordt gedacht zijn het niet alleen ouders, die recht op omgang met hun kinderen hebben. Onder bepaalde omstandigheden kunnen ook anderen een omgangsregeling met het kind krijgen. In dit artikel wordt ingegaan op de vraag, welke mogelijkheden voor grootouders openstaan, als zij een omgangsregeling met hun kleinkind(eren) willen. Hierbij worden de huidige (1988) wetgeving en jurisprudentie besproken en zal een voorstel tot een nieuwe wettelijke regeling met betrekking tot deze kwestie aan de orde komen. Tevens wordt een blik over de grenzen geworpen om te zien, hoe men dit probleem in het buitenland heeft aangepakt.

Bijzonder nummer | Ouderenrecht
oktober 1988
AA19880678

Het retentierecht van de expediteur in Boek 8 BW

M. van Hasselt

De expediteur heeft in Boek 8 BW zijn plaats gekregen in de derde afdeling van titel 2. De expeditie-overeenkomst of zoals het opschrift van afdeling 3 luidt 'de overeenkomst tot het doen vervoeren van goederen', is de overeenkomst waarbij de expediteur zich jegens zijn opdrachtgever verbindt tot het sluiten van vervoerovereenkomsten met een vervoerder. In deze zin vervoert de expediteur dus zelf niet, hij is intermediair tussen enerzijds zijn opdrachtgever en anderzijds de vervoerder. De expediteur ontvangt hiervoor een vergoeding van zijn opdrachtgever. Artikel 8:69 BW regelt het retentierecht van de expediteur. Dit retentierecht heeft zich ontwikkeld van een bedongen retentierecht naar een wettelijk retentierecht. Aangezien de literatuur en de jurisprudentie betreffende dit onderwerp buitengewoon beperkt is, hoopt de auteur via zijn bijdrage enig inzicht in dit gedeelte van het (vervoers)recht te verschaffen.

Bijzonder nummer | Vervoersrecht
mei 1993
AA19930379

Het tuchtrecht voor bankiers

Een zoektocht naar de maatschappelijke positie van het bankwezen

V.Y.E. Caria

Post thumbnail

In deze bijdrage staat het tuchtrecht voor bankiers centraal. Na een overzicht van het tuchtrecht, waarin onder meer wordt stilgestaan bij de tuchtrechtelijke procedure, de tuchtrechtelijke norm en de vraag om wat voor soort tuchtrecht het gaat, komen de inhoud en betekenis van het tuchtrecht aan de orde. Dit tuchtrecht is een fundamentele en verstrekkende uitbreiding van de mogelijkheden om individuele bankiers aan te spreken op hun gedrag. De invoering van het tuchtrecht voor bankiers neemt een belangrijke plaats in in de discussie over de rol van het bankwezen in de maatschappij.

Bijzonder nummer | Tuchtrecht
juli 2016
AA20160535

Het vergeetrecht vijf jaar later

G.-J. Zwenne

Post thumbnail Zo een vijf jaar geleden wees het Hof van Justitie van de Europese Unie arrest in de zaak van Google Spain tegen Mario Costeja González. Daarin erkende het rechtscollege het recht om te worden vergeten. Als er met behulp van een internetzoekmachine wordt gezocht op de naam van iemand, moet in voorkomend geval worden overgegaan tot verwijdering van de zoekresultaten die verwijzen naar webpagina’s waarop bepaalde informatie over deze persoon is te vinden. Dit op grond van de verwijder- en verzetsrechten waarin wordt voorzien door de privacywetgeving, indertijd de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en inmiddels, vanaf 25 mei 2018, de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).

Bijzonder nummer | Privacy
juli 2019
AA20190604

Het zeerecht is het oudste recht

Interview met prof.mr. H. Schadee

H.J. van Kooten, I. Reuder

De Schadee's zijn sinds 1724 werkzaam geweest als advocaten, notarissen en dispacheurs in Rotterdam. Na een jaar klassieke talen en rechten te hebben gestudeerd in Genève, heeft Henri Schadee (1910) zijn rechtenstudie in Leiden afgerond om vervolgens praktijkervaring op te doen in Engeland en Duitsland. In 1936 wordt Schadee beëdigd als advocaat en procureur te Rotterdam. Ruim 10 jaar later wordt hij lid van de Subcommissie Handelsrecht van de Staatscommissie inzake de herziening van de Nederlandse Burgerlijke Wetgeving. Hij zal zijn wetgevende activiteiten ook op internationaal niveau ontplooien. Zo was hij betrokken bij de totstandkoming van onder andere de York-Antwerp Rules (1950) en bij de werkzaamheden van het Comité Maritime International (CMI). Schadee's bekendste wetgevingsprodukt echter is het achtste boek van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, 'Verkeersmiddelen en vervoer'. Geadviseerd door uit praktijkmensen samengestelde commissies die hij de 'Zwoegers' of de 'Mandarijnen' noemde, kon hij in 1972 het eerste stuk van Boek 8 (over zee- en binnenvaartrecht) aan de minister aanbieden. Het tweede stuk (over wegvervoer) volgde in 1976. Hij heeft het ontwerp zelf als regeringscommissaris in het parlement verdedigd. In 1963 werd Schadee benoemd tot buitengewoon hoogleraar vergelijkend zeerecht in Leiden. Bij het bereiken van de zeventigjarige leeftijd nam hij afscheid. Van 1967 tot 1975 heeft hij tevens een leeropdracht vervoersrecht vervuld aan de Nederlandse Economische Hogeschool te Rotterdam, de huidige Erasmus Universiteit. In aanwezigheid van Schadee's opvolger in Leiden, prof.mr. R.E. Japikse, spraken wij met hem over het zeerecht, het belang van vervoersrechtelijke verdragen, het Romeinse recht en natuurlijk over zijn geesteskind, Boek 8 BW.

Bijzonder nummer | Vervoersrecht
mei 1993
AA19930339

Het zorgvuldigheidsbeginsel als schakel tussen bestuursrecht en privaatrecht

J.M. Polak

In het artikel worden voorbeelden gegeven van toepassing van het zorgvuldigheidsbeginsel in het bestuursrecht. Daarna wordt er ingegaan op de codificering van het beginsel in de Awb. Van daaruit maakt de auteur de brug naar het privaatrecht en gaat in op de zorgvuldigheidsnorm voor behoorlijk handelen, zowel in bestuurs- als privaatrecht.

Bijzonder nummer | Rechtsbeginselen
oktober 1991
AA19910908

Hoe echt is uw echt? De ineffectiviteit van schijnregelgeving

C.A. Goudsmit

Bijzonder nummer | Vreemdelingenrecht | Verdieping | Studentartikel
mei 2000
AA20000330

Hoe gemeen is de aansprakelijkheid van de wegvervoerder volgens Boek 8 BW?

M.A. van de Laarschot

In deze bijdrage worden aan de hand van het arrest van de Hoge Raad van 6 april 1990 inzake Van Gend & Loos versus Vitesse (HR 6 april 1990, NJ 1991, 689) enige aspecten van de aansprakelijkheid van de wegvervoerder volgens Boek 8 BW behandeld en vergeleken met aansprakelijkheidsregels volgens het gemene recht.

Bijzonder nummer | Vervoersrecht
mei 1993
AA19930427

Hoe komen de bewoordingen van vonnissen en arresten tot stand?

J.D.A. den Tonkelaar

‘Concipiëren’, zoals de vakterm luidt, is bijna dagelijks werk van alle rechters en raadsheren, de meeste leden van de juridische ondersteuning en sommige medewerkers in de administratieve ondersteuning van de gerechten. Dit concipiëren is het maken van concept-uitspraken; het op schrift stellen van een uitspraak, waarvoor uiteindelijk elke rechter of raadsheer wiens naam onder de uitspraak staat, inhoudelijk en redactioneel verantwoordelijk is. De uit deze twee zinnen naar voren komende wereld van taken, taakverdeling, delegatie en verantwoordelijkheden is een wereld waarin veel werkdruk wordt ervaren en toch constant aan alle uitspraken hoge eisen gesteld worden. Van die wereld en de vragen die daarin leven, wil dit artikel een beeld geven.

Bijzonder nummer | Recht & taal
juli 2015
AA20150594

Hoe komen juridische begrippen en regels aan hun betekenis?

Het belang van de taalfilosofie van de latere Wittgenstein voor de rechtsgeleerdheid

, J.W.A. Fleuren

Hoe komen begrippen als ‘rechtssubject’, ‘rechtspersoon’, ‘rechtshandeling’, ‘bestuursorgaan’ en andere abstracties aan hun betekenis? Hoe komt het dat juridische termen en wettelijke voorschriften in de loop van de tijd van betekenis kunnen veranderen? Wat verklaart dat de inhoud van het EVRM bepaald wordt door de jurisprudentie van het EHRM? De taalfilosofie van Wittgenstein is bij uitstek geschikt om dergelijke vragen te beantwoorden. Deze bijdrage biedt een inleiding in een van de belangrijkste filosofen van de 20e eeuw en maakt diens inzichten operationeel voor de rechtsgeleerdheid. Daarbij treedt een onvermoede verwantschap tussen rechtswetenschap enerzijds en logica en wiskunde anderzijds aan het licht.

Bijzonder nummer | Recht & taal
juli 2015
AA20150568

Hulpverlening in het zeerecht

R. Cleton

Hulpverlening aan schepen is een van de typisch traditionele instituten van het zeerecht en als zodanig aan te merken als een particularisme van het zeerecht. Dit instituut is sinds 1910 geregeld in het Brusselse Verdrag inzake hulp en berging. In deze bijdrage worden het juridische karakter van hulpverlening en de voorwaarden waaronder hulploon kan worden toegekend, nader geanalyseerd. Daarbij wordt met name aandacht besteed aan het zogenaamde 'no cure, no pay'-beginsel. Tevens wordt het nieuwe Hulpverleningsverdrag besproken, waarin de mogelijkheid is opgenomen om aan de hulpverlener in de vorm van een bijzondere vergoeding een beloning toe te kennen voor de door hem verrichte inspanningen om schade aan het milieu te voorkomen of te verminderen.

Bijzonder nummer | Vervoersrecht
mei 1993
AA19930414