Resultaat 1093–1104 van de 1320 resultaten wordt getoond
M.J.G.C. Raaijmakers
Hoge Raad 10 mei 1996, nr. 15987, ECLI:NL:HR:1996:ZC2069, RvdW 1996, 117 (L.S./J.S. en H.S.). Ook bekend als Societas Leonina. Erfrecht kwestie waarbij een rol speelt of een VOF geldig tot stand is gekomen en dus al dan niet in de huwelijks goederengemeenschap valt. In de noot wordt ingegaan op de personen- en familierechtelijke, erfrechtelijke en vennootschap rechtelijke kanten van de zaak.
Annotaties en wetgeving | Annotatieoktober 1996AA19960633
R.D. Vriesendorp
Hoge Raad 19 mei 1995, nr. 15.806, ECLI:NL:HR:1995:ZC1735, RvdW 1995, 116C Belangrijk arrest van de Hoge Raad met bijbehorende noot. In het arrest wordt het in 1992 geïntroduceerde fiducia-verbod door de Hoge Raad enigszins gerelativeerd waar het een sale-and-lease-back-constructie betreft. In de noot wordt uitgebreid ingegaan op de problematiek rondom het fiducia-verbod. Ook wordt er een uitvoerige beschrijving gegeven van de verschillende vormen van leasing wat het, redelijk ingewikkelde arrest, verder verduidelijkt.
Annotaties en wetgeving | Annotatienovember 1995AA19950872
M.V. Polak
Hof van Justitie Europese Gemeenschap 23 april 2009, zaak C-533/07, ECLI:EU:C:2009:257 (Falco Privatstiftung c.s./Weller-Lindhorst) Arrest van het HvJ EG over de bevoegdheidsregels voortvloeiend uit de EEX-verordening waarbij het Hof de volgende rechtsregels uitspreekt: Een overeenkomst waarbij de houder van een recht van intellectuele eigendom zijn medecontractant het recht verleent om tegen vergoeding gebruik te maken van dat recht, is geen overeenkomst voor de verstrekking van diensten in de zin van artikel 5 aanhef en onder 1, onderdeel b, tweede gedachtestreepje, EEX-verordening. Verder overweegt het HvJ EG dat voor de bevoegdheidsverdeling bij zo een overeenkomst aangesloten moet worden bij de rechtspraak van het HvJ EG inzake art. 5 lid 1 EEX. In de noot wordt hier dieper op ingegaan.
Annotaties en wetgeving | Annotatiejuni 2009AA20090400
S.C.J.J. Kortmann
Hoge Raad 14 oktober 1994, nr. 15587, ECLI:NL:HR:1994:ZC1488, NJ 1995, 447, m.nt. WMK (Spaarbank Rivierenland/Mr. Gispen q.q.) In dit arrest en de daarbij behorende noot komt aan de orde in hoeverre er voldaan is aan art. 3:239 BW waarin geëist wordt dat stille pandrechten voldoende omschreven zijn. De Hoge Raad oordeelt dat het verwijzen naar pandlijsten voldoende is. Een stil pandrecht komt tot stand op het moment dat het bij het registratiekantoor, de belastingdienst, wordt aangeboden.
Annotaties en wetgeving | Annotatiefebruari 1996AA19960115
C.A.J.M. Kortmann
Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State (ABRvS) 15 september 2004, ECLI:NL:RVS:2004:AR2181, JB 2004, 358, m.nt. Frank en Rita Vlemminx, AB 2005, 12, m.nt. ChB, Ars Aequi 2005, p. 83, m.nt. F.C.M.A. Michiels Kortmann gaat in deze noot in op de werking van internationaal recht in de nationale rechtsorde. Verder analyseert hij de uitspraak van de rechter kritisch.
Annotaties en wetgeving | Annotatiemei 2005AA20050367
F.C.M.A. Michiels
Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State (ABRvS) 20 november 2002, ECLI:NL:RVS:2002:AF0834, nrs. 200106021/1 en 200201516/1, AB 2003, 1 en 2 m.nt. dG. Spontane vernietiging bouwvergunning, verlening bouwvergunning in strijd met de wet; toetsing aan criteria voor hanteren vernietigingsbevoegdheid; wetenschap bij bouwer van onrechtmatige vergunningverlening.
Annotaties en wetgeving | Annotatiemaart 2003AA20030196
A. Berlee
Gerecht EU 26 april 2023, T-557/20, ECLI:EU:T:2023:219 (SRB v EDPS)
Annotaties en wetgeving | Annotatiemaart 2024AA20240242
Hoge Raad 25 maart 1988, nr. 13171, ECLI:NL:HR:1988:AD0247, RvdW 1988, 69 (Staal Bankiers/Mr. Ambags q.q.) In dit arrest en de daarbij behorende noot staat centraal in hoeverre een toekomstige vordering door een cessie tot zekerheid overgaat op de cessionaris . Daarbij komt eerdere jurisprudentie aan de orde waarbij de vereisten voor de overdracht van toekomstige goederen wordt besproken (voldoende bepaalbaarheid, opschortende tijdsbepaling). Ook wordt de werking van het faillissement hierbij besproken. De cessie van een toekomstige vordering kan wegens het bepaalde in artikel 23 Fw (thans art. 35 lid 2 Fw) niet tegen de boedel worden ingeroepen, indien de cedent vóór het ontstaan van de vordering wordt failliet verklaard.
Annotaties en wetgeving | Annotatiejanuari 1989AA19890056
Th.G. Drupsteen
Hoge Raad 22 oktober 1993 nr. 15164, ECLI:NL:HR:1993:ZC1107, Rechtspraak van de Week 1993, 211c, NJB-katern 1993. p, 502 (Staat/Magnus) Arrest van de Hoge Raad waarbij de twee-wegen- of doorkruisingsleer centraal staat. In deze milieurechtelijke zaak staat de vraag centraal of de Staat in zijn vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat zij door gebruikmaking van een onrechtmatige daadsvordering een mogelijk publiekrechtelijke regeling op onaanvaardbare wijze doorkruist. De Hoge Raad oordeelt aan de hand van de Windmill-criteria dat dit i.c. niet het geval is. In de noot wordt uitgebreid ingegaan op de verhouding tussen publiek- en privaatrecht en de doorkruisingsleer in het bijzonder.
Annotaties en wetgeving | Annotatiemaart 1994AA19940157
J. Hijma
Hoge Raad 30 september 1994, nr. 15308, ECLI:NL:HR:1994:ZC1460, RvdW 1994 (Staat/Shell) In deze zaak is aan de orde in hoeverre Shell onrechtmatig heeft gehandeld en in die zin aansprakelijk is om de kosten voor de sanering van een stuk vervuilde grond te dragen. Het gaat hierbij om bodemvervuiling die al lang geleden, in de jaren '50, is veroorzaakt en het onduidelijk is of de betreffende wet (art. 21 Interimwet bodemsanering) van toepassing is en of er in die überhaupt een zorgvuldigheidsnorm ten aanzien van het lozen van afval bestond.
Annotaties en wetgeving | Annotatieapril 1995AA19950273
L.J.A. Damen
Hoge Raad 30 maart 2001, nr. C00/083HR, ECLI:NL:HR:2001:AB0801, JB 2001, 107, m.n. R.J.N.S., Gst. (2001) 7143.3, m.n. HH (Staat/Lavrijsen) In deze noot bij dit belangrijke arrest wordt besproken in hoeverre de staat schade dient te vergoeden voor schade die is ontstaan als het gevolg rechtmatig gebruik van een dwangmiddel.
Annotaties en wetgeving | Annotatieseptember 2001AA20010657
J.W. Zwemmer
Hoge Raad 21 maart 2001, nr. 35425, ECLI:NL:HR:2001:AB0630, BNB 2001/329 De standaardvoorwaarden voor de fiscale eenheid dienen door de rechter te worden getoetst aan de wet, ongeschreven rechtsregels en algemene rechtsbeginselen. Bij constatering van strijd dient de inspecteur opnieuw te beschikken met inachtneming van de rechterlijke uitspraak.
Annotaties en wetgeving | Annotatiemei 2002AA20020352