Strafrecht en criminologie

Het instituut van de borgsom in het Nederlandse strafprocesrecht

De voor- en nadelen in nationaal perspectief

B.J. Polman

Post thumbnail De borgsom in het Nederlandse strafprocesrecht leidt tot op heden slechts een slapend bestaan. In de praktijk klinken echter steeds meer geluiden vóór toepassing van alternatieven voor de voorlopige hechtenis. In deze bijdrage wordt daarom vanuit verschillende perspectieven stilgestaan bij de voor- en nadelen van de toepassing van de borgsom.

Verdieping | Studentartikel
juni 2015
AA20150437

Het internationaal strafrecht post-1993: opkomst van de internationale straftribunalen

G.G.J. Knoops

Overig | Rode draad | Canon van het Recht
januari 2010
AA20100039

Het inzagerecht van de terbeschikkingsgestelde in medische dossiers

J. Welie

Het inzagerecht van de terbeschikkinggestelde kan om therapeutische redenen worden beperkt, in tegenstelling tot de verdachte en vrijwillig verpleegde patiënt. In dit artikel wordt betoogd dat deze beperking van de rechtspositie van de terbeschikkinggestelde achterhaald en inconsequent is. De gesignaleerde beperkingen op het inzagerecht van de terbeschikkinggestelde zijn volgens de auteur zo opmerkelijk omdat zij ten eerste niet in overeenstemming zijn met hetgeen elders in het Wetboek van Strafvordering wordt gesteld en daarnaast strijdig zijn met het hedendaagse gezondheidsrecht. Op beide punten wordt nader ingegaan. De conclusie luidt dat de verdachte als terbeschikkinggestelde over een onbeperkt inzagerecht dient te beschikken.

Verdieping | Studentartikel
november 1990
AA19900807

Het journalistiek verschoningsrecht

G.R. Rutgers

Hoge Raad 10 mei 1996, nr. 8722, ECLI:NL:HR:1996:ZC2072, RvdW 1996, 112C (Van den Biggelaar c.s./Dohmen en Langenberg); Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM/ECHR) 27 maart 1996, Application no. 17488/90, ECLI:CE:ECHR:1996:0327JUD001748890, RvdW 1996, 78 (Goodwin v. The United Kingdom) Uitspraak van de Hoge Raad die in samenspraak wordt besproken met een arrest van het EHRM van 27 maart 1996 waarin is besloten dat een journalist zijn bron niet hoeft vrij te geven bij een (voorlopig) getuigenverhoor op grond van art. 10 EVRM.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
november 1996
AA19960696

Het legaliteitsbeginsel in Straatburgs perspectief

J. de Hullu

Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM/ECHR) 22 november 1995, Application no. 20190/92, ECLI:CE:ECHR:1995:1122JUD002019092 (C.R. v. the United Kingdom) Het Europese Hof benadrukt het prominente belang van het strafrechtelijke legaliteitsbeginsel. Strafbaar gedrag moet duidelijk in het recht zijn omschreven, en dat recht moet aan diverse kwalitatieve vereisten zoals toegankelijkheid en voorzienbaarheid voldoen. Extensieve interpretatie is problematisch. Dit alles neemt echter niet weg dat het wel mogelijk en in het licht van het legaliteitsbeginsel toelaatbaar is om regelgeving over strafrechtelijke aansprakelijkheid door interpretatie geleidelijk te verhelderen en aan gewijzigde om¬standigheden aan te passen, wanneer die ontwikkeling tenminste overeenstemt met de essentie van het delict en redelijkerwijs te voorzien was.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
juli 1996
AA19960508

Het Nederlandse strafrecht in de ban van het Unierecht

M.J.J.P. Luchtman, R.J.G.M. Widdershoven

Post thumbnail Het Nederlandse strafrecht europeaniseert in hoog tempo. De EU-invloed op de strafrechtspleging is al veel groter dan velen denken. Zo is de betekenis van het Handvest van de Grondrechten en de rechtspraak van het Hof van Justitie sterk toegenomen, terwijl de directe betekenis van het EVRM vermoedelijk zal gaan afnemen. Dit artikel brengt de belangrijkste ontwikkelingen ter zake in kaart.

Verdieping | Verdiepend artikel
november 2018
AA20180873

Het nut van sancties

H. Elffers, D.J. Hessing

De vraag die in dit artikel behandeld wordt: Zien mensen onder invloed van een sanctiedreiging af van het overtreden van wettelijke voorschriften? Er wordt gekeken naar de rol van sancties en de werking van sancties op belastingontduiking wordt nader bekeken.

Overig | Rode draad | Sancties
juli 1997
AA19970490

Het OM en de krijgsmacht

G.L. Coolen

Naar aanleiding van de vervolging van de militair Eric O. wordt er door de schrijver ingegaan op het gebruik van geweld door militairen, vervolging door het OM en de geweldsinstructie.

Opinie | Opiniërend artikel
mei 2005
AA20050358

Het OM gestraft, de verdachte beloond?

J.A. Bomhoff, B. Degelink

In dit redactionele artikel wordt ingegaan op de sanctie van niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bij ernstige schending van rechten van de verdachte en schending van het wettelijk systeem bij strafzaken. De redactieleden betogen dat deze niet-ontvankelijkheid echter niet te snel moet worden ingezet om het openbaar ministerie te sanctioneren bij onrechtmatig handelen.

Opinie | Redactioneel
juli 2001
AA20010525

Het OM in een spagaat

J.M. Reijntjes

De meest in het oog springende taak van het Nederlandse OM is de vervol-ging van strafbare feiten. De officier treedt dan op als openbaar aanklager. Van hem wordt verwacht dat hij – ofschoon hij partij is in het geding – toch onpartijdig blijft en behalve wat tegen de verdachte pleit, ook alles wat voor hem spreekt onder de aandacht van de rechter brengt. Is dat realistisch? Minstens zo belangrijk is zijn optreden bij de opsporing van delicten. Daarbij wordt hij niet alleen geacht het oog te houden op de doelmatigheid, maar ook op de rechtmatigheid van het politieoptreden. Biedt dat een ernstig te nemen waarborg? Kan in redelijkheid van hem worden verwacht dat hij fouten aan het licht brengt, waarvoor hij mede verantwoordelijk is? Er wordt dikwijls aan getwijfeld of van dit alles iets terecht komt. Maar is er een alternatief? En is het eigenlijk wel een probleem?

Bijzonder nummer | Krom~recht, over misstanden in het recht
juli 2005
AA20050597

Het onderbouwen van een veroordeling met behulp van internet

Gezichtspunten voor het gebruiken van internetinformatie als een feit van algemene bekendheid

L. Stevens

Hoge Raad 29 maart 2016, nr. 14/01773, ECLI:NL:HR:2016:522, NJ 2016/249, m.nt. P.A.M. Mevis

Annotaties en wetgeving | Annotatie
oktober 2016
AA20160753

Het ontwerp wetsvoorstel computercriminaliteit III

M.E. Buwalda, N.J.M. Kwakman

Post thumbnail De samenleving wordt steeds vaker geconfronteerd met ernstige vormen van computercriminaliteit. Dat vraagt om nieuwe, speciaal daarop toegesneden, straf(proces)rechtelijke instrumenten. Daartoe worden in het ontwerp wetsvoorstel Computercriminaliteit III verstrekkende bevoegdheden toegekend aan politie en justitie. De vraag is of een doelmatige bestrijding van ernstige computercriminaliteit de daarmee gepaard gaande inbreuken op fundamentele rechten, zoals het nemo tenetur-beginsel, voldoende rechtvaardigt.

Verdieping | Verdiepend artikel
januari 2014
AA20140009