Burgerlijk recht

Gedwongen behandeling van drugsverslaafden en de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam

H.J.J. Leenen

april 1982
AA19820192

Geen emancipatie maar afhankelijkheid: de rechtspositie van de buitenlandse vrouw in Nederland

S.K. van Walsum

In dit artikel behorende bij de rode draad `Op zoek naar gefeminiseerd recht´ wordt ingegaan op de verandering binnen het huwelijksrecht en de uitwerking daarvan op de vrouw en gezinsleven. In het tweede deel van het artikel wordt ingegaan op de positie van migranten door het veranderende huwelijksrecht en de moderne positie van de vrouw. In het laatste gedeelte van het artikel wordt betoogd hoe met een beroep op internationaal recht de emancipatoire en liberale tendensen door kunnen werken in heet vreemdelingenrecht.

Overig | Rode draad | Op zoek naar gefeminiseerd recht
april 1992
AA19920197

Geen ontzegging van omgang voor onbepaalde tijd bij gezamenlijk gezag

A.J.M. Nuytinck

Hoge Raad 14 september 2007, nr. R06/153HR, ECLI:NL:HR:2007:BA5198, LJN: BA5198, NJ 2007, 486 Noot bij een beschikking van de Hoge Raad over ontzegging van de omgang van een kind voor onbepaalde tijd voor de vader bij gezamenlijk gezag.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
januari 2008
AA20080050

Geen verklaring voor recht voor wie al over een executoriale titel beschikt

A.W. Jongbloed

Hoge Raad 9 juni 2017, nr. 16/02337, ECLI:NL:HR:2017:1061

Annotaties en wetgeving | Annotatie
oktober 2017
AA20170822

Geen wettelijke basis voor ‘Koningin’ Máxima

H. Loonstein

Het Nederlandse volk zou in meerderheid wensen, dat na de eventuele troonsbestijging door Prins Willem-Alexander zijn echtgenote de titel Koningin zal kunnen voeren. In 2002 liet de toenmalige minister-president Wim Kok weten, dat de titeldiscussie pas aan de orde is als prins Willem-Alexander de troon overneemt. Dat moment komt steeds dichterbij. Hoewel de titel Prins der Nederlanden aan de echtgenoot van de Koningin bij Koninklijk Besluit kan worden verleend kan de titel Koningin aan Prinses Mxima niet zonder wetswijziging worden gegeven. Ook zal men zich er voor moeten hoeden, dat geen bij wet verboden onderscheid naar geslacht gemaakt wordt.

Opinie | Opiniërend artikel
september 2007
AA20070673

Geerts-Ten Dam

J. Hijma

Hoge Raad 12 oktober 1990, nr. 13990, ECLI:NL:HR:1990:AC2674, RvdW 1990, 174 (Geerts/Ten Dam) In deze uitspraak en de daarbij behorende noot wordt ingegaan op de leer van de risico-aanvaarding en eigen schuld. De casus die hiertoe aanleiding heeft gegeven is er een die tot de verbeelding spreekt. De vraag is in hoeverre er van een passagier die weet heeft van het alcoholgebruik van een bestuurder van een auto sprake is van risico-aanvaarding bij een ongeluk of dat er dan sprake is van eigen schuld en de schade als gevolg van een correctie in het geheel voor de rekening komt van de passagier. De eerste vraag wordt niet besproken door de Hoge Raad maar komt in de noot voldoende naar voren. De Hoge Raad oordeelt dat er sprake is van eigen schuld maar dat het niet klopt dat een benadeelde geen enkele schadevergoeding ontvangt.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
april 1991
AA19910338

Geestelijk letsel bij smartengeld: in het algemeen geen in de psychiatrie erkend ziektebeeld vereist

A.M. Overheul

Deze bijdrage gaat over het vereiste van ‘geestelijk letsel’ bij de vergoeding van immateriële schade. Is voor het aannemen van geestelijk letsel in de context van de persoonsaantasting vereist dat sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld? Lange tijd werd gedacht van wel. Recent sprak de Hoge Raad de verhelderende woorden dat dit niet het geval is.

Rode draad | Recht & Geest
oktober 2021
AA20210944

Geestelijk lijden en euthanasie

J. Legemaate

Over de mate waarin geestelijk lijden een grond kan vormen voor de inwilliging van een verzoek om levensbeëindiging van een patiënt bestaan uiteenlopende meningen. In dit artikel wordt ingegaan op de juridische aspecten van twee voorbeelden van deze problematiek: hulp bij zelfdoding aan psychiatrische patiënten en levensbeëindiging wegens een ‘voltooid leven’.

Rode draad | Recht & Geest
mei 2021
AA20210494

Gefeminiseerd recht in de praktijk van een feministische advocaat

G. van Driem

In dit artikel wordt in vogelvlucht aangegeven over welke rechtsgebieden de praktijk van een feministisch advocaat zich onder meer uitstrekt. Sinds 10 jaar is de auteur werkzaam als feministisch advocaat in Amsterdam. Na 7 jaar werken in de vrouwenbeweging, lag het oprichten van een feministisch advocatenkantoor voor de auteur voor de hand. Van Driem heeft in het begin vooral gewerkt voor groepen die binnen de vrouwenbeweging geadviseerd wilden worden, bijvoorbeeld vrouwen die een stichting of vereniging wilden oprichten ter behartiging van de belangen van vrouwen, advisering van vrouwen die een eigen bedrijfje wilden starten. Omdat Van Driem alleen voor vrouwen werkte, diende zich met name het familierecht aan. Het merendeel van de echtscheidingsprocedures wordt namelijk door vrouwen aanhangig gemaakt. Vrouwen zijn geneigd om eerder te vechten voor zaken die dicht bij hun (verzorgende) gezinstaken liggen.

Overig | Rode draad | Op zoek naar gefeminiseerd recht
maart 1992
AA19920139

Gegevensbescherming in gezondheidscrises in de EU: apps in de strijd tegen COVID-19

H.B. van Kolfschooten

Post thumbnail In crisissituaties – waaronder de coronacrisis – wordt steeds meer gebruik gemaakt van mobiele technologie. Apps verwerken grote hoeveelheden persoonsgegevens van individuen, met gevolgen voor het grondrecht op gegevensbescherming. Deze bijdrage gaat in op de rol van gegevensbescherming in crisisbeheersing en -bestrijding in de EU en bespreekt in hoeverre het recht op gegevensbescherming kan worden ingeperkt in het kader van een gezondheidscrisis.

Bijzonder nummer | Crisis!
juli 2021
AA20210766

Geheimhoudingsbedingen in de zorg

Over de geldigheid van 'zwijgcontracten' in medische vaststellingsovereenkomsten

S.S.Y. Engelen

Post thumbnail Geheimhoudingsbedingen zijn in beginsel rechtsgeldige bedingen, maar in sommige gevallen kan daaraan worden getwijfeld. Bijvoorbeeld in het geval van een in een medische vaststellingsovereenkomst opgenomen geheimhoudingsbeding, ook wel zwijgcontract genoemd. In deze bijdrage wordt onderzocht of een dergelijk beding nietig of vernietigbaar is op grond van artikel 3:40 BW, dan wel op grond van artikel 6:248 lid 2 BW buiten toepassing dient te worden gelaten.

Verdieping | Verdiepend artikel
januari 2020
AA20200049

Geknakte onderhandelingen

Rechtsvraag (322) Internationaal privaatrecht

P. Vlas

Rechtvraag op het gebied van het internationaal privaatrecht waarbij de bevoegdheid van de rechter aan de orde komt en het toe te passen recht.

Perspectief | Rechtsvraag
mei 2005
AA20050413