Burgerlijk recht

Resultaat 13–24 van de 3025 resultaten wordt getoond

‘Finding Neverland’. Rechtsvraag (331) Goederen- en Zekerhedenrecht

W.M.T. Keukens, R.D. Vriesendorp

Rechtsvraag waarbij het goederen- en zekerhedenrecht centraal staat.

Perspectief | Rechtsvraag
december 2006
AA20060935

‘Hadden wij dan iets afgesproken? Ik ken u niet?’

Rechtsbeginselen en de derdenwerking van overeenkomsten

C.E. du Perron

Het belangrijkste beginsel van derdenwerking is het 'geen-derdenwerkingsbeginsel': overeenkomsten zijn alleen van kracht tussen de handelende partijen en kunnen aan derden nadeel noch voordeel brengen. Toch wordt derdenwerking van overeenkomsten in sommige gevallen aanvaard. In deze bijdrage behandel ik kort oorsprong en strekking van het geen-derdenwerkingsbeginsel. Naar aanleiding van een aantal gevallen waarin derdenwerking is aanvaard, ga ik vervolgens in op de vraag met behulp van welke rechtsbeginselen eventueel een rechtvaardiging van derdenwerking kan worden gegeven. Ter inleiding wordt enige aandacht besteed aan de aard van rechtsbeginselen in het algemeen.

Bijzonder nummer | Rechtsbeginselen
oktober 1991
AA19910848

‘Heb dank, Hooggeachte Professor, heb veel dank uit naam van de Nederlandse juristen’

Over leven en werk van Eduard Maurits Meijers (1880-1954)

T. Veen

In dit artikel wordt een overzicht gegeven van het leven van professor Meijers (1880-1954). Meijers was een van de ontwerpers van het NBW en heeft zeer veel bijgedragen aan de burgerlijkrechtelijke wetenschap.

Verdieping | Studentartikel
december 1991
AA19911059

‘Het beginsel van de rechtseenvoud’

Interview met prof.mr. A.F.M. Brenninkmeijer

J.H. van Breda, P. Kreijger

Alex Brenninkmeijer (1951) studeert in 1976 af in Groningen, waarna een lange tocht langs diverse universiteiten volgt. In 1987 promoveert Brenninkmeijer bij Hirsch Ballin. Zijn proefschrift heeft als onderwerp het recht op toegang tot de rechter. In 1993 aanvaardt hij het ambt van hoogleraar in het burgerlijk procesrecht aan de Universiteit van Amsterdam. Vanaf 1 februari 1996 is Brenninkmeijer hoogleraar in het Staats- en bestuursrecht te Leiden. Naast een academische carrière is Brenninkmeijer ook actief in de rechtspraktijk. Begonnen als plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Beroep in Arnhem is hij inmiddels vice-president van de Centrale Raad van Beroep. In de juridische pers, waaronder in het Nederlands Juristenblad waarvan Brenninkmeijer redacteur is, zijn veel bijdragen van zijn hand terug te vinden. Met name op het terrein van de rechtspleging en de rol van de rechter in het staatsbestel heeft hij aan de meningsvorming op prominente wijze bijgedragen. Wij spraken met hem over de grens van het burgerlijk en administratieve procesrecht.

Verdieping | Interview
april 1996
AA19960245

‘Het spijt me heren, het is over, uit, het doek valt’

Interview met mr. F. Meeter

H. Borgers, M. Scheffers

Spraakmakende deconfitures als van Fokker en DAF hebben ons nieuwsgierig gemaakt naar de mens die regeert over in problemen geraakte ondernemingen. Een bewindvoerder of curator beslist over miljoenen guldens, over mensenlevens en over een eventueel voortbestaan van de onderneming. Om zoveel mogelijk geld voor de ogen van de fiscus weg te slepen, woedende schuldeisers te trotseren en gladde bankvertegenwoordigers te slim af te zijn, moet een curator beschikken over vele kwaliteiten. In de heer F. Meeter hebben wij een doorgewinterd curator gevonden die over alle facetten van het curatorschap een boekje kan opendoen. Hij is reeds 35 jaar advocaat te Rotterdam en onder andere bekend van het geruchtmakende RSV-bewind. Daarnaast was hij een van de motoren achter de succesvolle doorstart van DAF. Op Weena 70 te Rotterdam spraken wij met hem.

Verdieping | Interview
juni 1998
AA19980573

‘I love Verkeersboetes’

T. Kodrzycki, A. Ringnalda

Een verzekering tot het vergoeden van verkeersboetes is om meerdere reden juridisch niet aanvaardbaar. Onder andere de openbare orde.

Opinie | Redactioneel
mei 2006
AA20060325

‘In het algemeen vind ik dat je ontzettend voorzichtig moet zijn met het regelen van het inhoudelijke medisch handelen.’

Interview met prof.dr. H.J.J. Leenen

J. Broekhuizen, A.J. Verheij

H.J.J. Leenen werd op 25 juli 1929 geboren te Venlo. Na het gymnasium doorlopen te hebben, studeerde hij rechten in Utrecht, welke studie hij in 1952 afrondde. In 1966 promoveerde hij op het onderwerp 'Sociale grondrechten en gezondheidszorg'. Hij werkte tot september 1970 bij een nationale kruisvereniging en een artsenorganisatie. Daarna werd hij aan de medische faculteit van de Universiteit van Amsterdam (UvA) benoemd tot hoogleraar 'Sociale achtergronden van Gezondheid en Gezondheidszorg'. Leenen is op het gebied van de gezondheidszorg en het gezondheidsrecht zeer aktief geweest, ook op internationaal niveau. Hij is oprichter van de Vereniging voor Gezondheidsrecht, van het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht en van de European Journal of Health Law. Hij publiceerde vele artikelen in binnen- en buitenland en verscheidene boeken, waaronder zijn tweedelig Handboek Gezondheidsrecht. Leenen adviseerde regelmatig de overheid en was lid van vele commissies en organen. Uit die reeks zijn te noemen de Commissie-Festen die in 1973 de regering over de structuur en de financiering van de gezondheidszorg adviseerde, de Commissie-Dekker die hetzelfde in 1987 deed, de Staatscommissie Euthanasie en de Commissie-Leenen die tussen 1978 en 1982 vijf adviezen over de rechten van de patiënt uitbracht. Uit de werkzaamheden van die laatste commissie is onder andere de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) die op 1 april jongstleden in werking is getreden, voortgevloeid. Inmiddels is Leenen al weer enige jaren met emeritaat, maar is nog steeds actief op zijn vakgebied. Leenen wordt wel de founding father van het Nederlands gezondheidsrecht genoemd. In het kader van de Rode draad 'Beroepsaansprakelijkheid' spraken wij op 6 juli van dit jaar met hem in zijn huis in Amsterdam Oost.

Rode draad | Beroepsaansprakelijkheid | Verdieping | Interview
november 1995
AA19950851

‘Juristen hebben in het algemeen wel erg veel pretenties’

Interview met mr. J.L. de Wijkerslooth

F.G.H. Kristen, A. van Veen

In dit artikel een interview met mr. J.L de Wijkerslooth, landsadvocaat waarbij onder andere aan de orde komt: het werk als landsadvocaat, onrechtmatige overheidsdaad, de rechterlijke macht en de juridische beroepsgroep.

Verdieping | Interview
maart 1995
AA19950193

‘Klooster in een landschap’: over een geroofd schilderij en het IPR

P. Vlas

Hoge Raad 8 mei 1998, nr. 16546, ECLI:NL:HR:1998:ZC2644, RvdW 1998, 103 C (Land Sachsen, Jan van der Heyden). Ook bekend als Klooster in een landschap. Annotatie bij arrest van de Hoge Raad waarbij de volgende rechtsvraag speelt: Door welk recht wordt de verjaring van de vordering tot revindicatie van een roerende zaak beheerst?

Annotaties en wetgeving | Annotatie
november 1998
AA19980888

‘Knap lastig, lastig knap’ – prof.mr. Jannes Eggens (1891-1964)

T.E. Booms

Post thumbnail ‘Meijers en Scholten worden door velen als de grootste civilisten van de twintigste eeuw beschouwd. Vraagt men naar de drie grootsten, dan wordt de naam van Eggens vaak aan dit tweetal toegevoegd’, schreef Ewoud Hondius in 1987. Maar wie was die Eggens dan? Tom Booms geeft een overzicht van de persoon en zijn werk.

Perspectief | Perspectiefartikel
mei 2014
AA20140393

‘Omgekeerde doorbraak’: Poot-ABP

M.J.G.C. Raaijmakers

Hoge Raad 2 december 1994, nr. 15511, ECLI:NL:HR:1994:ZC1564, RvdW 1994, 265, TVVS 1995, pp. 16-18 met commentaar L. Timmerman (Poot/Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, ABP) In de uitspraak van de Hoge Raad en de daarbij behorende noot wordt ingegaan op de mogelijkheid van een directeur-groot aandeelhouder om tegen een wederpartij van de vennootschap die ten aanzien van de vennootschap wanpresteert of jegens de vennootschap een onrechtmatige daad pleegt, zelfstandig een schadevergoedingsactie in te stellen omdat de schade de directeur-groot aandeelhouder ook in privé zou raken. De Hoge Raad beantwoordt de vraag hieromtrent ontkennend. In de noot wordt uitvoerig op de problematiek ingegaan.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
juni 1995
AA19950491

‘Openbaar belang’ en ‘belanghebbenden’ bij de jaarrekening van rechtspersonen

M.J.G.C. Raaijmakers

Hoge Raad 5 september 1990, nr. 28, ECLI:NL:HR:1990:AB9154, RvdW 1990, 154 en NJ 1991, 62 m.n. Maeijer; TVVS 1991, pp. 137-139 m.n. Bak/Boukema (PG Hof Amsterdam/Koninklijke Nedlloyd Groep NV) In deze uitspraak van de Hoge Raad is aan de orde in hoeverre de Procureur-Generaal (P-G) bevoegd is om op de voet van art. 999 Rv (oud) verandering van de jaarrekening te vorderen. De P-G stoelt haar vordering op het openbaar belang. De Hoge Raad oordeelt dat de P-G daarvoor een specifiek openbaar belang moet hebben en dat het feit dat een jaarrekening openbaar dient te worden gemaakt niet meteen meebrengt dat daarin een openbaar belang bestaat. Ook het feit dat er rechtsonzekerheid bestaat op het gebied van het jaarrekeningenrecht, is voor de Hoge Raad nog geen reden om een openbaar belang waarop de vordering is gestoeld aan te nemen. In de noot wordt hier dieper op in gegaan.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
september 1991
AA19910667

Resultaat 13–24 van de 3025 resultaten wordt getoond