Burgerlijk recht

De relativiteit van de ongeschreven norm naar Nederlands en Engels recht

R.J.Q. Klomp

Het relativiteitsvereiste levert in de praktijk van het delictuele aansprakelijkheidsrecht zelden problemen op. Toch is het, vooral in het onderwijs, een lastig onderwerp. Het kan een stuk eenvoudiger, zo zal in onderstaande bijdrage worden betoogd. Voorzover het de relativiteit van de ongeschreven norm betreft kunnen we wat van het Engels recht leren.

Bijzonder nummer | Anglo-Amerikaans recht
mei 1998
AA19980398

Discovery en andere wegen der (ge)lijdelijkheid

M. Kremer, E. Rehbock

Het burgerlijk procesrecht van de common law landen wijkt sterk af van dat op het continent. Er lijkt echter sprake van een zekere toenadering, waarin vooral de discovery (het Anglo-Amerikaanse systee van bewijsgaring) een belangrijke rol toekomt. Discovery wordt door sommigen omarmd om knelpunten in het eigen recht op te lossen. Hier wordt ingegaan op de vraag in hoeverre inbedding daarvan aansluit bij uitgangspunten en ontwikkelingen van het Nederlandse recht.

Bijzonder nummer | Anglo-Amerikaans recht
mei 1998
AA19980448

Forum non conveniens in het Engelse en het Nederlandse recht

R.W. Bax

In het onderstaande zal ik ingaan op de vraag of de regeling van de rechtsmacht zoals deze recent door de wetgever is voorgesteld, wenselijk is. Meer specifiek ga ik in op de vraag of het gewenst is te kiezen voor een stelsel waarin het de rechter niet wordt toegestaan rechtsmacht af te wijzen met een beroep op het feit dat de casus onvoldoende met de Nederlandse rechtssfeer is verbonden (forum non conveniens). Hiertoe zal ik een vergelijking maken met het Engelse recht, omdat onder dit recht de rechter voornoemde bevoegdheid wel toekomt. Ik beperk mij tot de behandeling van de rechtsmacht in dagvaardingsprocedures. Voor de regeling van de rechtsmacht bij de verzoekschriftprocedure verwijs ik naar art. 429C Rv

Bijzonder nummer | Anglo-Amerikaans recht
mei 1998
AA19980458

Het Anglo-Amerikaanse recht als inspiratiebron bij het oplossen van de Nederlandse problematiek rond de koude uitsluiting?

J. van Duijvendijk-Brand

De problematiek van de koude uitsluiting vindt haar oorzaak allereerst in het feit dat de rollen binnen een huwelijk nog vaak steeds zo verdeeld zijn dat de ene echtgenoot (meestal de man) de taak van (hoofd)kostwinner op zich neemt en de ander, die geen of slechts gedeeltelijk bepaalde arbeid buitenshuis verricht (meestal de vrouw), zorgt voor het huishouden en het opvoeden van de kinderen. De (betaalde) arbeid van de man en de 'huishoudelijke arbeid' van de vrouw leveren andersoortige revenuen op; in het geval van de man is dat geld, de arbeid van de vrouw levert - als het goed is - een aangenamer leven voor hen beiden en hun kinderen op. In het dan rechtvaardig dat, mocht het huwelijk stranden, de man 'het zijne' neemt en de vrouw kan teren op haar goede werken, of dient de vrouw op enige wijze een beloning voor haar huishoudelijke arbeid te krijgen? Daarnaast wordt de afwikkelijk bij echtscheiding niet zelden gecompliceerd doordat de echtgenoten hun financiën in weerwil van hun huwelijkse voorwaarden niet volledig gescheiden houden, bijvoorbeeld doordat de ene echtgenoot bijdragen (financieel of in natura) levert voor de verwerving of verbouwing van een onroerende zaak die op naam staat van de ander. Onstaat als gevolg daarvan een vergoedingsrecht en zo ja, luidt dat dan nominaal of heeft de financierende echtgenoot ook recht op eventuele waardestijgingen?

Bijzonder nummer | Anglo-Amerikaans recht
mei 1998
AA19980437

Kort Amerikaans in het vennootschapsrecht

Corporate Governance in de VS en Nederland

H.J. de Kluiver

Ontwikkelingen in het Anglo-Amerikaanse ondernemingsrecht zijn de afgelopen twee decennia sterk beïnvloed door discussies over ‘Corporate Governance’, ofwel, in het Nederlands, ‘ondernemingsbestuur’. Welke regels bevorderen een zo optimaal mogelijk bestuur van de onderneming? En wat is in dat licht de juiste verhouding tussen bevoegdheden van aandeelhouders, bestuurders en toezichthouders (zoals commissarissen)? En hoe moet vanuit dat perspectief worden geoordeeld over overnames? Dat zijn vragen die, in aansluiting op een schets van de structuur van het Amerikaanse vennootschaps- en effectenrecht, hierna aan de orde komen. Daarbij zal blijken dat juist met betrekking tot dergelijke vragen het rechtseconomisch denken (Law & Economics), althans buiten Nederland, sterk in opmars is.

Bijzonder nummer | Anglo-Amerikaans recht
mei 1998
AA19980407

Loon naar werk?

L.H.A.J.M. Quant, M.V. Ulrici

Een veelgestelde vraag aan Nederlandse advocaten is: krijgen wij hier ook Amerikaanse toestanden? Met Amerikaanse toestanden wordt dan bedoeld: megaclaims, class actions en geldverslindende advocaten met forse declaraties... Er wordt verteld van de inbreker te Los Angeles, die tijdens zijn werk van de trap viel, een been brak en met succes een forse schadevergoeding van de eigenaar van het huis wist te vorderen. Of van de 80-jarige vrouw, die in de drive-in MacDonalds een beker koffie kocht, deze tussen haar bovenbenen klemde terwijl zij wegreed, zich vervolgens (hoe kan het ook anders) aan de uit de beker golvende koffie brandde en een schadevergoeding kreeg waarmee zij haar volgende 80 jaar heel aardig zou kunnen doorkomen. De absolute klassieker is de bejaarde dame die probeerde haar zojuist gewassen schoothondje te drogen in de magnetron en schadevergoeding zou hebben gekregen omdat de gebruiksaanwijzing niet vermeldde over pas gewassen hondjes...

mei 1998
AA19980474

Why is English law so different?

E.J.H. Schrage

Sinds Josef Esser zijn Grundsatz und Norm in der richterlichen Fortbildung des Privatrechts schreef, zijn tal van studies gewijd aan de overeenkomsten (en de verschillen) tussen de Engelse en de continentale rechtsontwikkeling. Het is verleidelijk om toe te geven aan de neiging om signalen van een zekere convergentie tussen beide rechtsfamilies te ontwaren. Maar een zwaluw maakt nog geen zomer. De vertrekpunten van het Engelse en het continentale recht zijn wel heel verschillend.

Bijzonder nummer | Anglo-Amerikaans recht | Verdieping | Studentartikel
mei 1998
AA19980366

Omkering bewijslast op grond van redelijkheid en billijkheid.

G.R. Rutgers

Hoge Raad 31 oktober 1997, nr. 16373, ECLI:NL:HR:1997:ZC2476, RvdW 1997, 213C Noot bij arrest over de omkering van de bewijslast op grond van de redelijkheid en billijkheid waarbij er volgens de Hoge Raad geen zwaardere motiveringsplicht geldt. Bewijsnood is een onvoldoende grond voor omkering van de bewijslast.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
april 1998
AA19980301

Reactie op: Notarissen-Curatoren THB

N.E.D. Faber, C.A.J.M. Kortmann

Reactie van prof.mr. S.C.J.J. Kortmann en mr. N.E.D. Faber waarbij er ingegaan wordt op meerdere arresten van de Hoge Raad over de bevoegdheid van curatoren om ten behoeve van benadeelde schuldeisers de hen toebehorende vorderingen geldend te maken tegenover de notarissen die betrokken zijn geweest bij de benadeling van de schuldeisers. Aan de orde komt de grondslag van de bevoegdheid van de curator, ontvankelijkheidsvereisten, verweermiddelen, samenloop en de overdracht van de vordering.

Opinie | Reactie/nawoord
april 1998
AA19980268

Twee werelden apart?

M. Geerdink, J. Straesser

Redactioneel artikel waarbij de verhouding tussen het kerkelijk en burgerlijk huwelijk aan de orde komt.

Opinie | Redactioneel
april 1998
AA19980239

‘What do you mean, Handelsrecht?’

K.F. Haak

In deze bijdrage wordt ingegaan op de verhouding tussen het handelsrecht en het privaatrecht na de invoering van het NBW.

Opinie | Opiniërend artikel
april 1998
AA19980262

maart 1998

Katern 66: Bouwrecht

J.V. Weijnen