Burgerlijk recht

Direkt wonen; dat kost geld!

H. Borgers, J.M.M. van de Hel

In dit redactionele artikel wordt ingegaan op de jurische kanten van het bemiddelen bij woningen. Er is vaak sprake van een overeenkomst van opdracht waarbij de rechten voor de huurder niet helemaal duidelijk zijn.

Opinie | Redactioneel
september 1998
AA19980741

Hebben de Nederlandse banken een strafpleiter nodig?

L.H. de Boer

De auteur van dit artikel schrijft over valutering bij overschrijving van gelden van de ene naar de andere bankrekening. De auteur betoogt dat latere valutering zowel strafbaar is van de bank als dat zij zichzelf ongerechtvaardigd verrijkt. Ook wordt mening van de banken en de politiek.

Opinie | Opiniërend artikel
september 1998
AA19980764

Rechtsvraag (273) privaatrecht

Een pand van stand

H.J. Snijders

Rechtvraag waarbij het pandrecht centraal staat.

Perspectief | Rechtsvraag
september 1998
AA19980789

De invloed van de redelijkheid en billijkheid op erfdienstbaarheden

W. Gunther

Het beginsel van redelijkheid en billijkheid is in zijn algemeenheid voor ons huidige privaatrecht slechtsopgenomen voor het verbintenissenrecht. Toch lijkt het beginsel ook van belang te zijn voor het goederenrecht. Zo zijn er enkele goederenrechtelijke wetsartikelen waarin de term ‘redelijkheid en billijkheid’ expliciet voorkomt. In dit artikel zal worden bekeken op welke andere wijzen en in welke mate redelijkheid en billijkheid van invloed kunnen zijn op de goederenrechtelijke rechtsfiguur van erfdienstbaarheid. Enige uitspraken van de Hoge Raad zullen aan bod komen.

Verdieping | Studentartikel
september 1998
AA19980742

Hebben rechtspersonen morele plichten en fundamentele rechten?

M. Bovens

De machtigste personen in de moderne westerse wereld zijn rechtspersonen. Zo zijn inmiddels meer dan de helft van de grootste honderd economieën ter wereld geen landen, maar ondernemingen. In deze bijdrage zal vanuit het perspectief van recht en ethiek naar deze ontwikkeling worden gekeken. Er zal worden onderzocht of op rechtspersonen morele plichten rusten. Ook komt aan de orde of rechtspersonen rechten hebben of zouden moeten hebben.

Overig | Rode draad | Recht en ethiek | Verdieping | Verdiepend artikel
juli 1998
AA19980651

Opkomst en ondergang van het handelsrecht

R.J.Q. Klomp

Auteur bespreekt in dit artikel waarin het handelsrecht, en vooral de ondergang daarvan, als gevolg van een harmonisering met het privaatrecht aan de orde komt.

Literatuur | Proefschriftbijdrage
juli 1998
AA19980725

Reactie op de reactie inzake Notarissen-Curatoren THB

F.P. van Koppen

Verdere reactie van Koppen op eerder in Ars Aequi verschenen artikelen over de bevoegheden van een curator.

Opinie | Reactie/nawoord
juli 1998
AA19980678

Kindsoldaten als internationaal rechtsprobleem

S. Meuwese

Kindsoldaat is een term die indruist tegen alles wat wij over kinderen denken. Het VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind geeft een internationale standaard over het inschakelen van minderjarigen bijoorlogsgeweld. De huidige norm is te laag, maar het is binnen het VN-systeem nog niet gelukt eenstemmigheid te krijgen over een betere standaard. Nederland heeft daarbij bepaald niet het voortouw.Het inzetten van kinderen in een gewapend conflict, dat niet in overeenstemming is met de geldende bepalingen, kan beschouwd worden als een ‘crime against childhood’.Maar zolang kinderen de facto deel uit maken van een leger, zijn op hen de iure ondubbelzinnig alleandere bepalingen uit het VN-kinderrecht van toepassing, zoals recht op onderwijs. Het belang van het kind staat daarbij voorop. Dit ‘belang van het kind’ kan heel concreet worden ingevuld. Discipline in het leger moet — net als discipline op school — worden gehandhaafd met inachtneming van de rechten van het kind. Als kinderen als lid van een krijgsmacht betrokken raken bij misdrijven, inclusief oorlogsmisdrijven,dan zijn alle normen uit het internationale kinderstrafrecht onverkort van toepassing.

Verdieping | Verdiepend artikel
juli 1998
AA19980681

De springende roofkat

H. Cohen Jehoram

Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJ EG) 11 november 1997, zaak C-251/95, ECLI:EU:C:1997:528 (SABEL BV/Puma AG, Rudolf Dassler Sport) Het criterium ‘gevaar voor verwarring, inhoudende de mogelijkheid van associatie met het oudere merk’, als bedoeld in de eerste Merkenrecht richtlijn moet aldus worden uitgelegd, dat gevaar voor verwarring niet reeds aanwezig kan worden geacht, indien het publiek twee merken wegens hun overeenstemmende begripsinhoud met elkaar zou kunnen associëren.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
juli 1998
AA19980700

juni 1998

Katern 67: Bouwrecht

J.V. Weijnen

juni 1998

Katern 67: Burgerlijk procesrecht

R.J.C. Flach

juni 1998

Katern 67: Burgerlijk recht

E.M. Hoogervorst, H.H. Lammers, J.A.J. Peter, L. Reurich