Arbeidsrecht

De kantonrechtersformule: AxBxC – rechtseenheid of (nieuwe) rechtsonzekerheid?

J. Riphagen

Rechtbank Utrecht 8 december 1997, JAR 1998/28 en Kantonrechter Amersfoort 5 november 1997, JAR 1998/57 Kantonrechter Utrecht: De verwerende partij heeft gesteld dat er geen economische noodzaak bestond voor de reorganisatie en het daarmee samenhangende ontbindingsverzoek. De vraag echter of er een economische noodzaak tot sluiting van de vestiging aanwezig was dan wel of er voor een ander alternatief gekozen moest worden, behoort in beginsel tot beleidsvrijheid van de ondernemer. Tevens heeft verweerder verzocht om - in geval van ontbinding - bij de toe te kennen vergoeding de C-factor hoger te stellen dan 1. Daartoe bestaat echter geen aanleiding onder andere omdat ook bij een niet-verliesgevende situatie de ontbinding toch als een `kleurloze´ of `neutrale´ ontbinding valt aan te merken, waarbij doorgaans de factor C=1 op haar plaats is.Kantonrechter Amersfoort: Niet of onvoldoende is gebleken dat de werknemer in kwestie die al 29 jaar bij de werkgever in dienst was, niet in zou zijn aan de nieuwe machines, die in verband met een rationalisatie van het productieproces nodig waren, te werken; niet is onterecht of hij al dan niet met succes gebruik zou maken van een handleiding in zijn eigen taal noch is gebleken dat hij onwillig was of niet bereid zou zijn tot bijscholing. Het ontbindingsverzoek wordt derhalve afgewezen.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
december 1998
AA19980986

De kat van Schrödinger en de executie van de voorwaardelijke ontbindingsvergoeding

P.A. Fruytier

Soms is er onduidelijkheid over een arbeidsovereenkomst, over het ontslag op staande voet. De Bode/De Hollandsche IJssel Hoge Raad 5 september 1997

Verdieping | Studentartikel
maart 2007
AA20070190

De onafhankelijkheid van de (beginnende) advocaat

D.J.B. de Wolff

Post thumbnail Van advocaten wordt verwacht dat zij zich onafhankelijk opstellen: onafhankelijk van de klant, maar ook van hun werkgever. Onafhankelijkheid is een kernwaarde van de advocatuur. Beginnende advocaten kunnen zich niet verschuilen achter een instructie van het kantoor, maar moeten zelf beroepsethische afwegingen maken.

Perspectief | Perspectiefartikel
november 2019
AA20190904

De ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst: inbraak in een gesloten systeem?

J. Riphagen

Hoge Raad 6 maart 1992, nr. 7900, ECLI:NL:HR:1992:ZC0535, NJ 1992, 509 In dit arrest van de hoge Raad en de daarbij behorende noot komt aan de orde in hoeverre een ontbindende voorwaarde in een overeenkomst nietig is wegens strijd met het gesloten stelsel van het arbeidsovereenkomstenrecht. De Hoge Raad overweegt dat een ontbindende voorwaarde in een arbeidsovereenkomst niet per definitie nietig is maar dit van geval tot geval bekeken dient te worden. In de noot wordt dieper ingegaan op deze principiële uitspraak van de Hoge Raad.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
november 1993
AA19930828

De rechter in arbeidszaken. Bandenlapper of vormgever?

D. Christe

Meesters-column
juli 1981
AA19810333

De rechtsbescherming van oudere werknemers

Een praktische beschouwing

I.J.E.H.C. Degeling, W.F.C. van Megen

Artikel 19, lid 3 van de Grondwet bepaalt dat het recht van iedere Nederlander op vrije keuze van arbeid erkend wordt, behoudens de beperkingen bij of krachtens de wet gesteld. In de praktijk blijkt echter dat oudere werknemers, vooral diegenen die 65 jaar of ouder zijn allerlei factoren ontmoeten, die het functioneren op en de toegang tot de arbeidsmarkt belemmeren. Voorbeelden hiervan zijn onder meer het standaard beëindigen van het dienstverband bij de 65ste verjaardag, gedwongen VUT-regelingen en het uitsluiten van 65+-ers van het recht op minimumloon. De argumenten welke het uitsluiten van ouderen moeten rechtvaardigen, lijken verdacht veel op die welke in een niet al te lang achter ons gelegen verleden gebruikt werden tegen de toetreding van gehuwde vrouwen op de arbeidsmarkt. Deze argumenten zijn voornamelijk terug te voeren op de aanwezigheid van ander inkomen dan het inkomen uit arbeid. In het navolgende stuk willen wij een aantal belemmeringen nader belichten en nagaan of deze wel zo onoverkomelijk zijn als wel wordt verondersteld. Tevens zal enige aandacht besteed worden aan voor ouderen relevante CAO-bepalingen.

Bijzonder nummer | Ouderenrecht
oktober 1988
AA19880686

De redelijkheidstoets bij bedrijfseconomisch ontslag

C.L. van Middelkoop

Post thumbnail In dit artikel wordt de redelijkheidstoets die is neergelegd in art. 3:1 Ontslagbesluit behandeld in geval van bedrijfseconomisch ontslag. Deze norm is ene typisch voorbeeld van een open norm. De vraag die aan de orde komt, is of deze norm werkelijk zo open is als deze lijkt. Allereerst wordt het wettelijk kader dat van toepassing is in geval van bedrijfseconomisch redenen geschetst. Daarna wordt de invulling van deze wettelijke criteria besproken. Daarna wordt de conclusie getrokken of er sprake is van werkelijke open normen.

Verdieping | Studentartikel
oktober 2009
AA20090634

De reëele en de fictieve opzegtermijn – wie betaalt de loonschade?

J. Riphagen

Kantongerecht Zutphen 28 januari 1999, nr. 88141, JAR 1999/49 De werknemer heeft verzocht om ontbinding op een termijn gelijk aan de anders voor hem geldende opzegtermijn dan wel om een hogere vergoeding; zulks in verband met (het per 1 januari 1999 geldende) artikel 16, lid 3 WW, krachtens welk artikellid het recht op uitkering wordt opgeschort gedurende een fictieve opzegtermijn. Een ontbinding op een zo lange termijn als door de werknemer verzocht laat zich echter niet rijmen met het bepaalde in artikel 7:685 BW ingevolge welk artikel de arbeidsovereenkomst, zo de kantonrechter besluit tot ontbinding, dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. Voor wat betreft de gevraagde hogere vergoeding moet gelden dat het buiten twijfel is dat de wetgever via het derde lid van artikel 16 WW een anticumulatieregeling in het leven heeft geroepen ten laste van de werknemer. Er is dan ook geen aanleiding tot het toekennen van een hogere vergoeding, te betalen door de werkgever, dan voor 1 januari 1999 gebruikelijk zou zijn geweest.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
november 1999
AA19990828

De toepassing van de Werkloosheidswet bij afroepkontrakten

E. Bauw, N. Frenk

Eén van de opvallende verschijnselen waarmee de rechtspraktijk de laatste jaren (1988) wordt geconfronteerd, is het toenemende gebruik van op- of afroepcontracten. In de detailhandel, de horeca, de gezondheidszorg en de maatschappelijke dienstverlening is het werken op afroep sterk in populariteit toegenomen, althans aan de kant van de werkgever. Uit een recent onderzoek is namelijk gebleken dat er aan de kant van de afroepkracht bij de acceptatie van deze flexibele baan veelal sprake is van een negatieve keuze. Volgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek waren er in 1986 ongeveer 126.000 mensen als afroepkracht werkzaam, hetgeen neerkomt op drie procent van de werkende bevolking. Voorts is gebleken dat maar liefst 70% van de afroep krachten uit gehuwde vrouwen bestaat.

Verdieping | Studentartikel
juli 1988
AA19880427

De vele wegen naar een Europees sociaal recht

G.J.J. Heerma van Voss

Het Europees sociaal recht is moeizaam van de grond gekomen. Was het sociaal beleid in Europa aanvankelijk nauwelijks herkenbaar, sinds de jaren negentig is het een serieus onderdeel geworden van de Europese integratie. De moeizame totstandkoming van besluiten op dit gebied heeft geleid tot een grote creativiteit in het ontwikkelen van nieuwe instrumenten. Grote delen van het sociaal recht in Europa zijn nog steeds nationaal geregeld. Is het gewenst om te komen tot een meer geharmoniseerd Europees sociaal recht en voor zover het antwoord ja luidt, hoe zou dit kunnen worden gerealiseerd? In dit artikel zal om deze vraag te beantwoorden eerst de historische ontwikkeling van het Europees sociaal recht worden geschetst, om vervolgens de verschillende gehanteerde instrumenten te analyseren.

Bijzonder nummer | De toekomst van de Europese integratie
mei 2001
AA20010377

De werkloze uitzendkracht

G.J.J. Heerma van Voss

Centrale Raad van Beroep (CRvB) 2 februari 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AT0706, USZ 2005/147, nr. 03/859 WW, m.nt. G.C. Boot Wanneer een CAO niet rechtstreeks geldt, maar via de arbeidsovereenkomst wel van toepassing is verklaard, geldt dan ook de driekwart dwingend recht regeling.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
december 2005
AA20051047

De Wet werken waar je wilt is van de baan: een stok in het wiel van goed werkgeverschap

M.M. Cornax

Post thumbnail Kun je van je werkgever verwachten dat hij jouw thuiswerkverzoek serieus in overweging neemt? Als het aan de Eerste Kamer ligt niet. Daar werd vorig jaar september de Wet werken waar je wilt weggestemd, nadat deze eerst brede steun ontving van de Tweede Kamer en de sociale partners. Dit artikel legt uit dat de in de senaat gebruikte tegenargumenten kunnen worden betwist en dat er, vanuit organisatiepsychologisch perspectief, sprake is van een gemiste kans voor werknemers én werkgevers.

Opinie | Opiniërend artikel
april 2024
AA20240316