Resultaat 1–12 van de 17 resultaten wordt getoond
E. Pans
In deze rechtsvraag wordt een strafrechtelijke casus geschetst waarbij verschillende aspecten van het op verzoek beëindigen van iemands leven aan bod komen.
Perspectief | Rechtsvraagapril 2005AA20050312
G.A.M. Strijards
Beantwoording van een rechtsvraag op het gebied van het materieel strafrecht waarbij begin van uitvoering, delictsvoltooiing, vrijwillige terugtred en een jurisdictiekwestie aan de orde zijn.
Perspectief | Rechtsvraagjuli 1992AA19920426
Beantwoording van een rechtsvraag op het gebied van het internationaal strafrecht waarbij het vraagstuk rondom uitlevering centraal staat.
Perspectief | Rechtsvraagoktober 1995AA19950822
M.S. Groenhuijsen
Hoge Raad 21 juni 1994, nr. 96.972, ECLI:NL:HR:1994:AD2122 (Chabot) Hulp bij zelfdoding door psychiatrische patiënt. Vrije wilsbepaling. Behoedzaamheid bij onderzoek naar noodtoestand. Afdoening door de Hoge Raad. Arrest en bijbehorende noot in het kader van de rode draad 'Materieel strafrecht in beweging' over de strafbaarheid van hulp bij zelfdoding. In dit arrest formuleert de Hoge Raad een aantal regels waaraan een beroep op noodtoestand bij hulp bij zelfdoding moet voldoen. Er moet sprake zijn van uitzichtloos lijden van de patiënt, welk leiden overigens niet aan een somatische ziekte hoeft te liggen en van de oorzaak van het uitzichtloos leiden dient te worden geabstraheerd. Verder moet de keuze van de patiënt om niet meer verder te willen leven een vrije keuze zijn. Tenslotte moet de arts die beoordeeld of aan de eerste twee voorwaarden is voldaan een vakgenoot inroepen die bovengenoemde eisen controleert. In de noot bij dit arrest wordt dieper op de problematiek ingegaan mede in het licht van veranderende maatschappelijke inzichten en gevoelens die misschien tot andere regels rondom hulp bij zelfdoding en euthanasie nopen. Dieper wordt er ingegaan op de eisen die de Hoge Raad formuleert voor een geldig beroep op noodtoestand.
Annotaties en wetgeving | Annotatie | Overig | Rode draad | Materieel strafrecht in bewegingnovember 1994AA19940738
W. Zwiers
Dit artikel behandeld het delicate punt van de strafbaarheid van een hulpverlener wanneer deze wil stoppen met een behandeling van een patiënt.
Opinie | Opiniërend artikelmei 2002AA20020332
M.L.R. Goudsmit Samaritter
Deepfake pornografie is een vorm van seksueel misbruik met beeldmateriaal en valt terecht onder artikel 139h Sr. Pornografische deepfakes zijn conceptueel gelijk aan andere ‘wraakporno’. Artikel 139h Sr kan verbeterd worden door het een seksueel misdrijf te maken en de mens rea te wijzigen in ‘intentie tot maken/verspreiden van seksueel beeldmateriaal, en nalatigheid met vaststellen van de toestemming van afgebeelde personen daarvoor’.
Verdieping | Verdiepend artikeljuni 2024AA20240497
I. Giesen, P. Kreijger
Redactioneel artikel waarin in wordt gegaan op het Nederlandse gedoogbeleid ten aanzien van prostitutie en soft drugs gebruik.
Opinie | Redactioneeljuni 1995AA19950451
Th.A. de Roos
Hoge Raad 1 juli 1997, nr. 104908P, ECLI:NL:HR:1997:AB7714 In deze noot bij dit arrest wordt ingegaan welke maatstaf de Hoge Raad aanlegt bij het begrip 'voordeel' in de strafrechtelijke ontnemingsmaatregel.
Annotaties en wetgeving | Annotatieapril 1998AA19980313
J. de Hullu
Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM/ECHR) 22 november 1995, Application no. 20190/92, ECLI:CE:ECHR:1995:1122JUD002019092 (C.R. v. the United Kingdom) Het Europese Hof benadrukt het prominente belang van het strafrechtelijke legaliteitsbeginsel. Strafbaar gedrag moet duidelijk in het recht zijn omschreven, en dat recht moet aan diverse kwalitatieve vereisten zoals toegankelijkheid en voorzienbaarheid voldoen. Extensieve interpretatie is problematisch. Dit alles neemt echter niet weg dat het wel mogelijk en in het licht van het legaliteitsbeginsel toelaatbaar is om regelgeving over strafrechtelijke aansprakelijkheid door interpretatie geleidelijk te verhelderen en aan gewijzigde om¬standigheden aan te passen, wanneer die ontwikkeling tenminste overeenstemt met de essentie van het delict en redelijkerwijs te voorzien was.
Annotaties en wetgeving | Annotatiejuli 1996AA19960508
M. Otte
Bespreking van een proefschrift met daarin de volgende centrale stelling: In het verkeersstrafrecht dient aan het vage verbod geen gevaar op de weg te veroorzaken bestaansrecht te worden ontzegd vanwege het ontbreken van enige informatieoverdracht aan de weggebruiker.
Literatuur | Proefschriftbijdragemaart 1994AA19940179
L.C. van der Vlies
Hoge Raad 6 januari 1998, nr. 106160 E, ECLI:NL:HR:1998:AA9342, AB 1998, 45, NJB 1998, p. 274, nr. 25. Ook bekend als Pikmeer II-arrest. In de noot bij het tweede Pikmeer-arrest komt de strafbaarheid en vervolgbaarheid van lagere overheden aan de orde. Deze is ten opzichte van het eerste Pikmeer-arrest verruimd.
Annotaties en wetgeving | Annotatieapril 1998AA19980306
J.A.W. Lensing
In deze bijdrage wordt aandacht besteed aan de vraag of wij in Nederland iets kunnen leren van het Amerikaanse materiële strafrecht? Staat dat strafrecht daarvoor naar ons gevoel niet te dicht bij het oordeel van de gewone, Amerikaanse burger? Op welke min of meer concrete punten zouden wij - ondanks alle kritiek die man op het Amerikaanse systeem kan hebben - in Nederland misschien iets leren van het Amerikaanse strafrecht en de strafrechtelijke literatuur?
Bijzonder nummer | Anglo-Amerikaans rechtmei 1998AA19980491