Resultaat 4585–4596 van de 7242 resultaten wordt getoond
B.P. Martens
Bestuursorganen overschrijden beslistermijnen nogal eens. Sinds 2009 heeft de bestuursrechter de mogelijkheid om een dwangsom te verbinden aan een uitspraak waarin is geoordeeld dat een bestuursorgaan een besluit moet nemen binnen een door de rechter bepaalde termijn. Deze dwangsommen lijken in de praktijk echter lang niet altijd te werken. In deze bijdrage wordt onderzocht of er wellicht alternatieve mogelijkheden zijn die ervoor zorgen dat bestuursorganen wel tijdig besluiten nemen. In het bijzonder zal worden ingegaan op enkele bestuursorganen waar meer structurele problemen lijken te spelen.
Opinie | Opiniërend artikelnovember 2023AA20230850
J.W. Zwemmer
Hoge Raad 8 juli 2005, nr. 39.870, ECLI:NL:HR:2005:AQ7212 De in de Wet IB 2001 opgenomen regeling dat kosten van dienstbetrekking niet in aftrek kunnen worden gebracht terwijl deze wel belastingvrij kunnen worden vergoed, is niet van redelijke grond ontbloot en is derhalve niet wegens strijd met het gelijkheidsbeginsel onverbindend.
Annotaties en wetgeving | Annotatiedecember 2005AA20051052
B.A. Keizers
Verdieping | Studentartikelseptember 2015AA20150662
M.J.G.C. Raaijmakers
Hoge Raad 7 april 1989, nr. 12904, ECLI:NL:HR:1989:AG6042, NJ 1989, 630, m.n. Maeijer (Ubbink Isolatie DV/Dak- en Wandtechniek DV) vervolg op Hoge Raad 24 april 1987, NJ 1987, 660 en HvJ 20 september 1989, 136/87. Reeks van uitspraken van de Hoge Raad (7 april 1989 en 24 april 1987) en uitspraak van het HvJ EG van 20 september 1989 waarbij het handelen namens een niet bestaande BV centraal staat. In het arrest komt de vraag aan de orde wanneer er sprake is van een nietige of niet bestaande BV. Voor de oprichting van een BV is een notariële oprichtingsakte nodig en een departementale (thans: ministeriële) verklaring van geen bezwaar. De bestuurders dienen de vennootschap tevens in te schrijven in het handelsregister (geen constitutief vereiste). In de noot wordt over de problematiek rondom het handelen van niet juist opgerichte vennootschap verder in gegaan. Verder wordt er ook in gegaan op de oprichting van personen vennootschappen.
Annotaties en wetgeving | Annotatiedecember 1989AA19891003
L.J.A. Damen
Hoge Raad 30 juni 2006, nr. R05/127HR, ECLI:NL:HR:2006:AV0054, LJN: AT7542, AB 2006, 335 m.nt. R. Ortlep, JB 2006, 242, JV 2006, 314 m.nt. H.U. Jessurun d’Oliveira naturalisatie-KB met onjuiste personalia nietig of alleen intrekbaar?; rechtszekerheid; overgangsrecht bij nieuwe wetgeving; Hoge Raad om ten opzichte van uitspraak Naif?; gelijkheidsbeginsel; tweede Kamer als pseudo-bestuursorgaan of pseudo-rechter?
Annotaties en wetgeving | Annotatiejanuari 2007AA20070066
R.Ch. Verschuur
Artikel waarin de verandering van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering centraal staat voor wat betreft de wijziging van het bewijsrecht in burgerlijke zaken. In het artikel wordt ingegaan op de parlementaire geschiedenis en vervolgens wordt de regeling inhoudelijk besproken. Verderop komt de veranderde terminologie aan de orde. Daarna wordt de vrijheid en de lijdelijkheid van de rechter besproken in de nieuwe wet. Vervolgens komen de verschillende bewijsmiddelen aan de orde zoals schriftelijk bewijs, de partij als getuige en het getuigenbewijs in het algemeen.
Annotaties en wetgeving | Wetgevingapril 1988AA19880244
T. Bertens, J.B. Spath
Nu het Burgerlijk Wetboek zo goed als af is pleit auteur ervoor om ook de andere wetboeken eens op de schop te nemen.
Opinie | Redactioneelfebruari 2002AA20020061
V.J.A. Sütõ
Een uiteenzetting van het ontstaan van het nieuwe vermogensrecht.
Literatuur | Proefschriftbijdragefebruari 2005AA20050101
J.Th.J. van den Berg
Tegenover een parlement dat gebrekkige aandacht toont voor de constitutionaliteit van de wetgeving, staat een rechterlijke macht die zich lang niet altijd meer door de wet alleen laat leiden. Vooral in de politiek is de irritatie over het handelen van de rechter toegenomen, waarop rechters opmerkelijk defensief reageren. Tijd om te waken voor overdrijving, maar ook voor nieuwe concentratie op waarde en inhoud van de wet.
Verdieping | Verdiepend artikeloktober 2020AA20200864
M.J. Borgers
In deze bijdrage staat het arrest van de Hoge Raad van 19 april 1996, RvdW 1996, 89C, waarin ingegaan wordt op de persoonlijke aansprakelijkheid van de faillissementscurator, centraal. Onderzocht wordt met name in hoeverre dit arrest verandering aanbrengt in de criteria die voor de persoonlijke aansprakelijkheid van de faillissementscurator gelden. (LJN nummer: ZC2047)
Verdieping | Studentartikelseptember 1996AA19960543
P.J.J. van Buuren
Bij besluit van 14 februari 1984 heeft de Minister President, Minister van Algemene Zaken, handelend in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, een nieuwe versie van de Aanwijzingen voor de wetgevingstechniek vastgesteld. De Aanwijzingen richten zich formeel tot rijksambtenaren die belast zijn met het ontwerpen van regelingen en voorschriften van algemene aard die in artikelen worden ingedeeld. Het gaat daarbij niet alleen om wetten in formele zin, maar ook om algemene maatregelen van bestuur, ministeriele regelingen en minder gebruikelijke vormen van gedelegeerde wetgeving.
april 1984AA19840214
M. Dragstra
De juridische aspecten van de problematiek van de nieuwe anti-misbruik-wetgeving zullen in dit artikel worden besproken.
Annotaties en wetgeving | Wetgevingoktober 1984AA19840522