Maandbladartikel

Het onbekende bekende niet-unitaire unitaire Gemeenschapsmerk

'Impulse' versus 'Be impulsive'

D.J.G. Visser

Hof van Justitie Europese Unie (HvJ EU) 3 september 2015, nr. C-125/14, ECLI:EU:C:2015:539 (Iron & Smith/Unilever)

Annotaties en wetgeving | Annotatie
november 2015
AA20150897

Het onderbouwen van een veroordeling met behulp van internet

Gezichtspunten voor het gebruiken van internetinformatie als een feit van algemene bekendheid

L. Stevens

Hoge Raad 29 maart 2016, nr. 14/01773, ECLI:NL:HR:2016:522, NJ 2016/249, m.nt. P.A.M. Mevis

Annotaties en wetgeving | Annotatie
oktober 2016
AA20160753

Het onderscheid tussen publiekrecht en privaatrecht binnen het economisch recht

W. van Gerven

De beoordeling van het onderscheid tussen publiek-en privaatrecht binnen het economisch recht zal in grote mate afhangen van de opvatting die de auteur heeft over economisch recht. De opvatting daaromtrent van een Nederlandstalig Belgisch auteur - die zich op het kruispunt bevindt van de Franse en de Nederlandse rechtscultuur - valt niet samen met de heersende Nederlandse opvatting.

mei 1987
AA19870328

Het onderwijs in het privaatrecht. Is het al goud wat er blinkt?

T. Hartlief

In de rubriek `onderwijs´ staat deze maand de ontwikkeling van de rechtenstudie en het onderwijs van de verschillende vakgebieden centraal.In dit artikel door Hartlief wordt ingegaan op de rechtenstudie. Daarbij komen de vorm van het onderwijs, literatuur, uitdaging en diepgang aan de orde gezien vanuit het perspectief van het privaatrecht.

Perspectief | Perspectiefartikel
oktober 2001
AA20010763

Het onovertroffen Duitse privaatrecht

E.H. Hondius

Van alle stelsels van privaatrecht in Europa is dat van Duitsland het meest ontwikkeld. De constitutionalisering van het privaatrecht, het gebruik van open normen, de introductie van een algemeen deel – het zijn Duitse ontwikkelingen die Nederland en andere landen ten voorbeeld strekken. De hoge kwaliteit van het Duitse recht is voor een belangrijk deel te danken aan de doctrine, die hierbij voortbouwt op het habilitatiestelsel en op een reeks voortreffelijke juridische periodieken. Het is alleen de taal die aan een grotere uitstraling in de weg staat.

Bijzonder nummer | Duits recht
juli 2014
AA20140551

Het onrechtmatigheidsvereiste bij ouderlijke aansprakelijkheid

Art. 6.3.2.1. lid 1 Nieuw BW nader beschouwd

B. Groefsema

In tegenstelling tot het huidige recht, bestaat naar Nieuw BW de mogelijkheid dat ouders en voogden aansprakelijk zijn voor schade veroorzaakt door kinderen (beneden de veertien jaar), terwijl aan de schadeveroorzakende gedraging de onrechtmatigheid ontbreekt. Dit artikel gaat in op op de vraag of de vestiging van een dergelijke aansprakelijkheid wenselijk is.

maart 1985
AA19850123

Het ontstaan van pseudo-herinneringen bij kinderen

Over de rol van plausibiliteit, valentie en kennis

H.P. Otgaar

Bijzonder nummer | Bewijs
juli 2010
AA20100513

Het ontstaansmoment en de verjaring van de regresvordering

W.H. van Boom

Hoge Raad 6 april 2012, nr. 10/01949, ECLI:NL:HR:2012:BU3784, LJN BU3784, RvdW 2012, 534 (Van Aart en ASR Schadeverzekering/Achmea Schadeverzekeringen)

Annotaties en wetgeving | Annotatie
januari 2013
AA20130036

Het ontstaansmoment van een vordering bij ‘onderhanden werk’

W.H. van Boom

Hoge Raad 17 november 2017, nr. 16/03561, ECLI:NL:HR:2017:2901, RvdW 2017/1196 (Famed BV/Kreikamp q.q.)

Annotaties en wetgeving | Annotatie
maart 2018
AA20180230

Het ontwerp wetsvoorstel computercriminaliteit III

M.E. Buwalda, N.J.M. Kwakman

Post thumbnail De samenleving wordt steeds vaker geconfronteerd met ernstige vormen van computercriminaliteit. Dat vraagt om nieuwe, speciaal daarop toegesneden, straf(proces)rechtelijke instrumenten. Daartoe worden in het ontwerp wetsvoorstel Computercriminaliteit III verstrekkende bevoegdheden toegekend aan politie en justitie. De vraag is of een doelmatige bestrijding van ernstige computercriminaliteit de daarmee gepaard gaande inbreuken op fundamentele rechten, zoals het nemo tenetur-beginsel, voldoende rechtvaardigt.

Verdieping | Verdiepend artikel
januari 2014
AA20140009

Het ontwerp-verdrag tegen foltering

J.H. Burgers

februari 1983
AA19830242

Het Openbaar Ministerie en beginselen van behoorlijke procesorde

J. Steenbrink

Het OM heeft een grote vrijheid van handelen bij de uitvoering van de hem opgedragen taken. In ons strafrechtsysteem is een machtsverschuiving waarneembaar van de zittende magistratuur naar het OM. Het laatste krijgt steeds meer bevoegdheden, die het zelfstandig kan uitoefenen. Gezien het hiervoor genoemde is het van belang te weten, hoever de beleidsvrijheid van het OM reikt. In dit artikel wordt onderzocht in hoeverre het OM op dit moment gebonden is aan beginselen van een behoorlijke procesorde en om welke beginselen het eigenlijk gaat. Daaraan gaat een beschouwing vooraf over de taak en de positie van het OM.

november 1984
AA19840593