Shop
Resultaat 11653–11664 van de 12969 resultaten wordt getoond
Corrigendum en addenda bij ‘De hoogleraar die geen professor meer werd genoemd, of meer was’ en ‘Kafka in de polder: één zak met vuilnis te veel’
L.J.A. Damen
In dit artikel in de rubriek annotaties worden toevoegingen gegeven bij twee eerder in Ars Aequi geannoteerde uitspraken: De hoogleraar die geen professor meer werd genoemd, of meer was Centrale Raad van Beroep 31-01-2001, ECLI:NL:CRVB:2000:AA5573 Kafka in de polder: één zak met vuilnis te veel Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State 17 juli 2000, nr. 199903867/1, ECLI:NL:RVS:2000:AA6974
Annotaties en wetgeving | Annotatie
september 2001
AA20010663
Resultaat 11653–11664 van de 12969 resultaten wordt getoond





Onderzoek naar aspecten van corruptie en fraude op het gebied van het Europees recht, bestuursrecht, burgerlijk recht (in het bijzonder het contractenrecht), strafrecht, staatsrecht, financieel recht en ondernemingsrecht.
De afgelopen jaren lijkt de ene crisis de andere te volgen. Eerst waren er allerlei schandalen rond beursgenoteerde bedrijven, daarna bleken financiële instellingen enorme risico’s te hebben genomen, met desastreuze gevolgen. Overheden reageerden met nieuwe wetten en richtlijnen om nieuwe problemen te voorkomen. Maar is meer regelgeving in dit geval wel een goede oplossing?
Er is afgelopen anderhalf jaar veel politieke en juridische discussie geweest over staatsrechtelijke en grondwettelijke aspecten van de maatregelen ter bestrijding van de coronacrisis. Daarbij kwam onder meer de vraag aan de orde of het staatsnoodrecht gebruikt zou kunnen worden om deze crisis het hoofd te bieden. Deze bijdrage bekijkt de coronamaatregelen en het staatsnoodrecht vanuit een mensenrechtelijk en verdragsrechtelijk perspectief. Want ook in de mensenrechtenverdragen zitten speciale bepalingen die gericht zijn op situaties van staatsnood. En een relevante vraag is of de coronamaatregelen niet zodanig omvangrijke ingrepen in de vrijheid van burgers opleveren dat een beroep op die speciale noodtoestandsbepalingen uit de mensenrechtenverdragen noodzakelijk is. Daarnaast speelt bij beperkingen van de vrijheidsrechten van burgers het proportionaliteitsvereiste altijd een essentiële rol. Maar hoe moet en kan de toets aan dit vereiste plaatsvinden in onzekere (crisis)omstandigheden?
We spreken inmiddels al een jaar lang over weinig anders dan corona. Alles is erop gericht deze ziekte onder controle te krijgen. De overheid deinst er in dit kader niet voor terug om vergaande maatregelen te nemen, zoals het sluiten van scholen, het beperken van de omgang met anderen en het instellen van een avondklok. Dit roept allerlei mensenrechtelijke vragen op. Daar staat tegenover dat de overheid bedrijven die gedwongen zijn de deuren te sluiten financieel steunt. Kent de overheid een soortgelijke integrale visie op dieren tijdens de coronacrisis? Mijns inziens ontbreekt het in het geheel aan een dergelijke zienswijze en laat de coronacrisis zien dat het de hoogste tijd is om de beschermwaardigheid van dieren serieus op te pakken.
In deze bijdrage wordt uiteengezet welke maatregelen in verband met COVID-19 zijn getroffen in civiele zaken. Vervolgens wordt nagegaan welk effect deze maatregelen hebben gehad op de kwaliteit van het civiele proces. Conclusie is dat de eerste maatregelen op sommige kwalitatieve aspecten een nadelige invloed hebben gehad, doch dat de maatregelen nu en in het post-coronatijdperk juist ook een positieve bijdrage aan de kwaliteit van het civiele proces kunnen leveren.