Shop

december 1989

Katern 33: Strafrecht

P.J. Baauw

december 1989

Katern 33: Volkenrecht

I.F. Dekker, N.J. Schrijver

december 1989

Katern 33: Vreemdelingenrecht

, P. Boeles, J.D.M. Steenbergen

Beledigde partij in ad info-zaken

M.S. Groenhuijsen

Hoge Raad 20 juni 1989, nr. 86.135, ECLI:NL:HR:1989:AD0824 Tot enkele jaren geleden algemeen aangenomen dat slachtoffers van ad informandum gevoegde zaken geen vordering tot schadevergoeding in konden dienen. Echter, onder anderen de rechtbank Zutphen heeft deze lijn doorbroken. Toen in januari 1989 deze constructie voor het eerst werd erkend in hoger beroep, was het van groot belang een definitieve uitspraak van de Hoge Raad uit te lokken. De Hoge Raad besliste dat een vordering tot schadevergoeding van de beledigde partij niet kan worden toegewezen ter zake van een feit dat niet in de telastelegging is opgenomen, met een verwijzing naar de wetssystematiek en wetshistorie. De Hoge Raad hecht in het bijzonder waarde aan het accessoire karakter van de actie van het slachtoffer en de eis van beraadslaging en onderzoek ter terechtzitting op grond van de tenlastelegging.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
december 1989
AA19890997

De Officier van Justitie als rechterlijke autoriteit?

R. de Bruijn

Het Europese Hof- en de Europese Commissie voor de Rechten van de mens hebben een aantal voorwaarden geformuleerd waaraan een rechterlijke autoriteit moet voldoen. In dit artikel wordt bekeken in hoeverre de Nederlandse Officier van Justitie (OvJ) als rechterlijke autoriteit is aan te merken. Hiertoe worden de posities en het optreden van de OvJ aan de in de Europese jurisprudentie ontwikkelde voorwaarden getoetst. Ook worden enkele suggesties voor de toekomst gedaan.

Verdieping | Studentartikel
december 1989
AA19890973

De Toekomst van het Personen-, Familie- en Jeugdrecht

Verslag van het afscheidscollege van prof.mr. M. Rood-de Boer / studiedag 'aspecten van de jeugdhulpverlening in Noord-Brabant' (KUB)

E. Florijn, T.B. Trotman

Prof.mr. M. Rood-de Boer is sinds 1971 werkzaam geweest als buitengewoon hoogleraar personen-, familie- en jeugdrecht aan de Katholieke Universiteit Brabant (KUB) en aan de Rijksuniversiteit Utrecht (RUU). Op 28 oktober 1988 nam zij afscheid van de RUU, op 30 juni 1989 van de KUB. Ter gelegenheid van haar emeritaat gaf mevrouw Rood twee slotcolleges getiteld 'Toekomst van het Personen-, Familie- en Jeugdrecht.1 De vakgroep Jeugdrecht van de KUB organiseerde op 30 juni 1989 een studiedag die in het teken stond van het afscheid van mevrouw Rood: 'Aspecten van de jeugdhulpverlening in Noord-Brabant'. Dit verslag is gebaseerd op de slotcolleges van mevrouw Rood en op twee inleidingen die op de studiedag werden gehouden. Onder meer de visie van prof.mr. Rood-de Boer op de algemene beginselen van het personen en familierecht komt aan bod, evenals de rol van de kinderrechter en het fenomeen van de omgangsregeling.

Verdieping | Studentartikel
december 1989
AA19890984

Internationalisering en het ERASMUS-programma

C.H.M. Bartelds

De internationalisering van het hoger onderwijs staat volop in de belangstelling. Een sterkere internationale gerichtheid van onderzoekers, docenten en studenten lijkt onontkoombaar, nu het Nederlandse onderzoek en onderwijs in toenemende mate aan internationale maatstaven gemeten zullen worden. Maar internationalisering is ook leuk. Het is voor docenten en onderzoekers inspirerend. En voor studenten betekent een studieperiode in het buitenland een vaak leerzame en boeiende ervaring en een duidelijk voordeel op de arbeidsmarkt. Voor de bevordering van de internationale mobiliteit en samenwerking zijn verschillende internationale programma's van start gegaan, met als meest bekende het ERASMUs-programma. Deze bijdrage behandelt de totstandkoming van het ERASMUs-programma, de ERASMUs-beurs, en tot slot de toekomst van ERASMUs.

Perspectief | Perspectiefartikel
december 1989
AA19890988

Schrijfaktie Amnesty International

Amnesty International

Verdieping | Verdiepend artikel
december 1989
AA19890990

Tegen beter weten in

E. Florijn, K. Vos

In dit redactionele artikel komt de weerstand tegen het Nieuw Burgerlijk Wetboek aan de orde. Nu de invoering niet meer tegen lijkt te houden, betogen J.M. van Dunné, prof.mr. E.A.A. Luijten en prof.mr. P.A. Stein in hun rapport 'Kosten en tekortkomingen van het nieuw BW' dat de invoering van het NBW tot buitensporig hoge kosten zal leiden. De redactie en E. Meijers bedienen hen van repliek.

Opinie | Redactioneel
december 1989
AA19890972

De Italiaanse wijze van implementeren

E.I.L. Vos

Het binnen drie jaar implementeren van de Europese Richtlijn inzake productenaansprakelijkheid, n. 85/374, is voor maar liefst negen Lid-Staten niet haalbaar gebleken. Het is vaker voorgekomen dat Lid-Staten richtlijnen niet binnen de voorgeschreven termijn implementeren. Deze situatie kan grotendeels worden voorkomen door een reële termijn voor de aanpassing te stellen, het parlement meer bij de voorbereiding van de ontwerp-richtlijnen te betrekken en de procedures tot implementatie te versnellen. Met betrekking tot dit laatste zou gedacht kunnen worden aan een algemene wet, welke een kader schept voor de aanpassing van de interne ordening aan de communautaire ordening. In Italië bestaat reeds een ontwerp van een dergelijke wet. Dit ontwerp kan voor de andere Lid-Staten tot voorbeeld strekken. Allereerst wordt de problematiek van niet-tijdige implementatie van richtlijnen aangestipt. Vervolgens komen enkele oorzaken aan bod. In dit artikel wordt vooral ingegaan op de wijze waarop in Italië richtlijnen worden geïmplementeerd. Vos eindigt zijn artikel met het standpunt dat in Nederland het Italiaanse idee van een algemene kaderwet betreffende de uitvoering van de communautaire besluiten navolging moet vinden.

Verdieping | Studentartikel
december 1989
AA19890979

Herziening van de wetgeving inzake gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid

M. Reinsma

De wetgeving op het terrein van de gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid was in een viertal wetten te vinden: de Wet gelijk loon voor vrouwen en mannen, de Wet van 25 mei 1979, houdende tijdelijke voorziening met betrekking tot de gelijke behandeling van mannen en vrouwen en van gehuwden en ongehuwden in geval van beëindiging van de dienstbetrekking, de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen en de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen in de burgerlijke openbare dienst.De Tijdelijke voorziening' had intussen veel van zijn belang verloren. Het was een spoedwetje dat een voorschot op het ingediende ontwerp voor de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen nam. Dat was vooral nodig omdat dat ontwerp was ingediend na het tijdstip waarop de wetgeving ter uitvoering van de hieronder genoemde tweede EG-richtlijn gereed had moeten zijn en er in het onderwijs ontslagen dreigden waartegen de uitvoeringswet bescherming zou hebben geboden. Bij de wet van 27 april 1989, Stb. 168, die op 1 juli 1989 in werking is getreden, is deze wetgeving op tal van punten verbeterd. Voorts is deze, met één uitzondering die hieronder besproken wordt, samengevoegd in één nieuwe Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen. In deze bijdrage komen de belangrijkste wijzigingen aan bod, evenals de verhouding met andere ontwerpen.

Annotaties en wetgeving | Wetgeving
december 1989
AA19890992

Nietige en non-existente vennootschap

M.J.G.C. Raaijmakers

Hoge Raad 7 april 1989, nr. 12904, ECLI:NL:HR:1989:AG6042, NJ 1989, 630, m.n. Maeijer (Ubbink Isolatie DV/Dak- en Wandtechniek DV) vervolg op Hoge Raad 24 april 1987, NJ 1987, 660 en HvJ 20 september 1989, 136/87. Reeks van uitspraken van de Hoge Raad (7 april 1989 en 24 april 1987) en uitspraak van het HvJ EG van 20 september 1989 waarbij het handelen namens een niet bestaande BV centraal staat. In het arrest komt de vraag aan de orde wanneer er sprake is van een nietige of niet bestaande BV. Voor de oprichting van een BV is een notariële oprichtingsakte nodig en een departementale (thans: ministeriële) verklaring van geen bezwaar. De bestuurders dienen de vennootschap tevens in te schrijven in het handelsregister (geen constitutief vereiste). In de noot wordt over de problematiek rondom het handelen van niet juist opgerichte vennootschap verder in gegaan. Verder wordt er ook in gegaan op de oprichting van personen vennootschappen.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
december 1989
AA19891003