Shop

Het nieuwe Burgerlijk Wetboek en profil

E. Florijn

Op 25 april 1947 ontving de Leidse hoogleraar E.M. Meijers (1880-1954) bij Koninklijk Besluit de opdracht een 'nieuw burgerlijk wetboek te ontwerpen'. Daarmee werd het sein gegeven voor het waarschijnlijk grootste en meest ambitieuze wetgevingsproject van de twintigste eeuw. Nu, bijna vijfenveertig jaar later, is de herziening van het uit 1838 stammende Burgerlijk Wetboek nagenoeg voltooid. Op 1 januari 1992 zullen namelijk de Boeken 3, 5 en 6 in werking treden, alsmede een aantal belangrijke titels van Boek 7. Zij werden voorafgegaan door Boek 1 (Personen- en familierecht) en Boek 2 (Rechtspersonen), die respectievelijk op 1 januari 1970 en 26 juli 1976 geldend recht werden. De totstandkoming van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, waarin ook de stof van het Wetboek van Koophandel is opgenomen, is een werk van zeer lange adem geweest en heeft generaties van ontwerpers, rechtsgeleerden en soms ook Kamerleden in de ban gehouden. In dit artikel wil ik ingaan op een aantal aardige en minder aardige aspecten van het ontstaan en de ontwikkeling van dit grote werk. Daarbij zal ik tevens aandacht schenken aan de betekenis van dit hercodificatieproject voor de rechtsontwikkeling in het privaatrecht.

Verdieping | Studentartikel
december 1991
AA19911078

Het nieuwe burgerlijk procesrecht

F.R. Salomons

Per 1 januari 2002 is een omvangrijke herziening van het burgerlijk procesrecht gerealiseerd (Wet van 6 december 2001 tot herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken, in het bijzonder de wijze van procederen in eerste aanleg, Stb. 580).1 Bij de parlementaire behandeling van het nieuwe procesrecht is gewerkt met een voorlopige aanduiding van de nieuwe wetsartikelen (‘telefoonnummering’), welke door de minister van Justitie bij beschikking van 14 december 2001 (Stb. 623) is omgezet in een definitieve nummering.

Annotaties en wetgeving | Wetgeving
mei 2002
AA20020347

UCERF 1 - Actuele ontwikkelingen in het familierecht

Het nieuwe Belgische echtscheidingsrecht en de CEFL-beginselen inzake echtscheiding en alimentatie tussen gewezen echtgenoten

F. Swennen

In welke mate heeft Belgische wetgever al dan niet rekening heeft gehouden met de beginselen inzake echtscheiding en alimentatie tussen gewezen echtgenoten, die werden ontwikkeld door de Commission on European Family Law (‘CEFL-beginselen’) bij de hervorming van het Belgisch echtscheidingsrecht. Deze bijdrage geeft een korte situering van het huidige Belgische echtscheidingsrecht, een overzicht van het nieuwe echtscheidingsrecht en een toets aan enkele CEFL-beginselen.

Het Nederlandse verbod op no cure no pay en quota pars litis: een mededingingsrechtelijk perspectief

F. ten Have, J. Mulder

Vrije mededinging in markten waar vrije beroepen actief zijn, is geen vanzelfsprekendheid. Vrije beroepen worden vaak gedeeltelijk gereguleerd door het publiekrecht. Deze inmenging door de overheid kan de concurrentie belemmeren maar wordt, in het geval van de advocatuur, echter als noodzakelijk beschouwd om het kwaliteitsniveau en de onafhankelijkheid van de beroepsgroep te kunnen waarborgen. Dit wordt nodig geacht omdat in de markten voor vrije beroepen vaak sprake is van marktimperfecties. Het recente voornemen van minister van Justitie Hirsch Ballin om het verbod op no cure no pay en quota pars litis voor de advocatuur wettelijk vast te leggen, is een voorbeeld van een overheidsmaatregel die mededingingsbeperkende effecten heeft. Tegelijkertijd beoogt de regelgeving inzake no cure no pay en quota pars litis echter de belangen van de justitiabele waar het betreft de partijdigheid, de integriteit en de onafhankelijkheid van de advocaat te beschermen, alsmede het excessief declareren te voorkomen. Bij toetsing van regulerende maatregelen aan het mededingingsrecht is van belang dat een bepaalde beperking van de concurrentie in de beroepsgroep noodzakelijk is voor de bescherming van de integriteit van het vrije beroep of van het algemeen belang.

Verdieping | Verdiepend artikel
mei 2007
AA20070438

Het Nederlandse toelatingsbeleid voor asielzoekers

A.P. Taselaar

Bijzonder nummer | Vreemdelingenrecht | Verdieping | Studentartikel
mei 2000
AA20000376

Het Nederlandse strafrecht in de ban van het Unierecht

M.J.J.P. Luchtman, R.J.G.M. Widdershoven

Post thumbnail Het Nederlandse strafrecht europeaniseert in hoog tempo. De EU-invloed op de strafrechtspleging is al veel groter dan velen denken. Zo is de betekenis van het Handvest van de Grondrechten en de rechtspraak van het Hof van Justitie sterk toegenomen, terwijl de directe betekenis van het EVRM vermoedelijk zal gaan afnemen. Dit artikel brengt de belangrijkste ontwikkelingen ter zake in kaart.

Verdieping | Verdiepend artikel
november 2018
AA20180873

Het Nederlandse staatshoofd in rechtshistorisch perspectief

P.A.J. van den Berg

Post thumbnail In 2010 werd door twee parlementariërs een wetsvoorstel ingediend, dat ertoe strekt om de deelname van de koning aan de regering te beëindigen. De vorst zou zich volledig moeten toeleggen op zijn functie als staatshoofd. In dit stuk wordt betoogd dat de dubbelfunctie van de koning het gevolg is van de opkomst van het parlementaire stelsel en dat het wetsvoorstel uit 2010 past in de lijn van die historische ontwikkeling.

Blauwe pagina's | Recht en politiek
mei 2020
AA20200436

Het Nederlandse parlementaire stelsel (Digitaal boek)

D.J. Elzinga, H.G. Warmelink

Post thumbnail Dit cahier reikt een kader aan van waaruit de werking van het Nederlandse parlementaire stelsel kan worden verklaard.

9789069161327 - 15-08-1993

Het Nederlandse parlement als Europese waakhond?

A.C.M. Meuwese

Post thumbnail

Het Verdrag van Lissabon heeft de nationale parlementen een rol gegeven bij het terugfluiten van de Europese wetgever als zij vinden dat nationale wetgevers een onderwerp even goed of beter kunnen regelen. Hoe voorkomen we, na de tweede, in de herfst van 2013 aan de Europese Commissie toegekende,‘gele kaart’, dat dit constitutionele experiment verzandt in een kat-en-muisspel?

Opinie | Amuse
april 2014
AA20140250

Het Nederlandse ‘polygamiebeleid’ en artikel 8 EVRM

R.A. van der Pol

In dit artikel wordt ingegaan op de in 1992 geldende beleidsregel dat voor een in Nederland verblijvende in polygamie gehuwde vreemdeling slechts één echtgenote en daaruit geboren kinderen voor gezinshereniging in aanmerking komen. De vraag die bij deze beleidsregel gesteld wordt, is of deze regeling wellicht in strijd is met art. 8 EVRM dat recht geeft op 'family life' zonder al te grote inmenging van de staat. Er wordt ingegaan op het begrip polygame in het Nederlandse vreemdelingenrecht en uitspraken van het EHRM en de Hoge Raad inzake polygamie en het recht op gezinsleven.

Verdieping | Verdiepend artikel
september 1992
AA19920476

Het Nederlands ontslagrecht en artikel 6 EVRM.

Geteld, geteld, gewogen en te licht bevonden

L.G. Verburg

‘Op 7 oktober 2010 hield ik mijn oratie over de droevige situatie waarin ons ontslagrecht zich bevindt. U weet, wij kennen bij ontslagen op initiatief van de werkgever twee ontslagroutes. Dit duale ontslagstelsel leidt tot onvoorspelbaarheid, tot een ongelijke behandeling van materieel gelijke gevallen en bevoordeelt hoger (betaald) personeel. Het maakt ons ontslagrecht tot een doolhof. Het systeem bewerkstelligt een tweedeling op de arbeidsmarkt. Deze bijdrage concentreert zich op de vraag of ons ontslagstelsel voldoet aan de eisen van artikel 6 EVRM.’

Opinie | Opiniërend artikel
april 2011
AA20110284

Het nagetrokken grafteken

S.C.J.J. Kortmann

Hoge Raad 25 oktober 2002, nr. C00/282HR, ECLI:NL:HR:2002:AE6999, RvdW 2002, 170, JOL 2002, 564 (Barbara/Aartsbisdom Utrecht) In deze noot wordt door prof. Kortmann ingegaan op de regels van natrekking in het kader van een aansprakelijkheidsprocedure.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
april 2003
AA20030291