Het Nederlandse verbod op no cure no pay en quota pars litis: een mededingingsrechtelijk perspectief


Vrije mededinging in markten waar vrije beroepen actief zijn, is geen vanzelfsprekendheid. Vrije
beroepen worden vaak gedeeltelijk gereguleerd door het publiekrecht. Deze inmenging door de
overheid kan de concurrentie belemmeren maar wordt, in het geval van de advocatuur, echter als
noodzakelijk beschouwd om het kwaliteitsniveau en de onafhankelijkheid van de beroepsgroep te
kunnen waarborgen. Dit wordt nodig geacht omdat in de markten voor vrije beroepen vaak sprake
is van marktimperfecties.
Het recente voornemen van minister van Justitie Hirsch Ballin om het verbod op no cure no pay
en quota pars litis voor de advocatuur wettelijk vast te leggen, is een voorbeeld van een overheidsmaatregel
die mededingingsbeperkende effecten heeft. Tegelijkertijd beoogt de regelgeving inzake
no cure no pay en quota pars litis echter de belangen van de justitiabele waar het betreft de partijdigheid,
de integriteit en de onafhankelijkheid van de advocaat te beschermen, alsmede het excessief
declareren te voorkomen.
Bij toetsing van regulerende maatregelen aan het mededingingsrecht is van belang dat een bepaalde
beperking van de concurrentie in de beroepsgroep noodzakelijk is voor de bescherming van
de integriteit van het vrije beroep of van het algemeen belang.


Verschijningsvorm: Maandbladartikel (download pdf)

Auteur(s): F. ten Have, J. Mulder

Verschijning: mei 2007

Archiefcode: AA20070438

gereguleerde markten no cure no pay vrije mededinging

Sociaal-economisch recht Mededingingsrecht

Verdieping Verdiepend artikel