Studentartikel

Handhaving van de nieuwe Mededingingswet

De boeteprocedure in het licht van enige rechtsbeginselen

E. Aalst

De nieuwe Mededingingswet, welke op 1 januari 1998 van kracht zal worden, sluit aan bij het Europese kartelrecht, gebaseerd op artikel 85 en 86 EG-verdrag. Voor handhaving is daarom in het wetsontwerp een bestuurlijke boeteprocedure opgenomen. Hieronder zal ik deze keuze voor bestuurlijke handhaving behandelen en de waarborgen die de boeteprocedure, in het bijzonder in het licht van de mensenrechten, zal moeten bieden.

Verdieping | Studentartikel
september 1997
AA19970555

Harmonisatie van procesrecht?

Een beschouwing over hoofdstuk 8 Algemene wet bestuursrecht

A. Knigge

Op 23 januari 1992 werd het voorstel van wet 22 495 bij de Tweede Kamer ingediend. Dit bevat onder andere het uniforme bestuursprocesrecht dat toegepast zal worden in de in te stellen administratieve kamers. Met deze uniformering wordt een verhoogde rechtsbescherming beoogd. Van harmonisering met het burgerlijk procesrecht is echter afgezien omdat men de verschillen tussen beide vormen van procesrecht nog te groot achtte. Betoogd wordt dat verdergaande harmonisering met het burgerlijk procesrecht mogelijk was geweest, indien men meer oog had gehad voor de verzoekschriftprocedure.

Verdieping | Studentartikel
maart 1993
AA19930165

Harmonisatiewet Hoger Onderwijs: een dikke onvoldoende

A. Derks, M.T.J.P. van Oers

In dit artikel wordt ingegaan op de wetsvoorstel Harmonisatiewet hoger onderwijs. Deze wet ondervond eind jaren ´80. In het artikel wordt de voorgestelde regeling besproken en wordt deze in het licht bezien van het internationaal recht en algemene rechtsbeginselen. Verder komen de mogelijkheden aan de orde op welke wijze de rechter zou kunnen ingrijpen tegen een wet en de Harmonisatiewet in het bijzonder. Tenslotte worden er enkele wijzigingsvoorstellen gedaan.

Verdieping | Studentartikel
mei 1988
AA19880292

Haviltexen met testamenten: kunnen Haviltex en de cao-norm worden gebruikt bij de uitleg van uiterste wilsbeschikkingen?

M.G. Vredevoogd

Post thumbnail Teksten hebben altijd uitleg nodig, zo ook testamenten en overeenkomsten. Voor deze beide teksten worden verschillende uitlegmethoden gebruikt, maar is dat wel zo logisch? Bij zowel uiterste wilsbeschik­kingen als overeenkomsten is de bedoeling van de opsteller(s) namelijk van belang, maar dat komt bij de huidige testamentenuitlegmethode niet goed tot uitdrukking. In dit artikel wordt daarom onderzocht wat de rol van de uitlegmethode voor overeenkomsten, namelijk het Haviltexarrest en de cao-­norm uit het arrest DSM/Fox, kan zijn bij de uitleg van testamenten naar de bedoeling van de testateur.

Verdieping | Studentartikel
mei 2009
AA20090306

Herziening jeugdstraf(proces)recht

G.A.L. Staring

Op 21 september 1989 is wetsvoorstel 21327 aangeboden aan de Tweede Kamer. Met dit wetsvoorstel wordt beoogd de herziening van het jeugdstraf(proces)recht. Hoewel dit voorstel bijdraagt aan een verbeterde rechtspositie van de minderjarige in het jeugdstraf(proces)recht, is er ook kritiek geuit. In dit artikel wordt op onderdelen van het wetsvoorstel nader ingegaan. Zo komen aan bod: het vervolgingscriterium, de dubbelrol van de kinderrechter, het driehoeksoverleg, de verplichte verschijning, de openbaarheid van de zitting, het sanctiepakket en alternatieve sancties.

Verdieping | Studentartikel
juni 1990
AA19900365

Het algemeen verbinden voorschrift in de Awb; een zorgenkind

A. van Veen

In dit artikel wordt de administratieve rechtsgang tegen algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels behandeld. Per 1 januari 1999 staat onder het regime van de Algemene wet bestuursrecht ook tegen dergelijke regelgeving rechtstreeks beroep op de administratieve rechter open. In het artikel worden de voor- en nadelen afgewogen en wordt gezocht naar een oplossing voor eventuele ongewenste consequenties. De beslissing om de beroepsgang te openen lijkt vooralsnog gehaast en ondoordacht te zijn genomen.

Verdieping | Studentartikel
oktober 1994
AA19940637

Het begin van het einde van het tegenstrijdig belang

A.-W. van der Vegt

Post thumbnail Het leerstuk van het tegenstrijdig belang leidt binnen het vennootschapsrecht een roerig bestaan. Beoogde de wetgeverbegin twintigste eeuw slechts een regeling te geven voor desituatie waarin de vennootschap een rechtshandeling verrichtmet en rechtsgedingen voert tegen haar bestuurder; anno 2007is de reikwijdte van het leerstuk enorm in omvang toegenomenwaardoor er in steeds meer gevallen sprake is van een tegenstrijdigbelang. Langzamerhand lijkt echter een einde te zijn gekomen aan deze ‘oprekking’ van het tegenstrijdig belang.

Verdieping | Studentartikel
september 2008
AA20080600

Het begrip ‘onderneming’ in Boek 3 BW!

E. Vermeulen

Tijdens de totstandkoming van de wet juridische splitsing is in de literatuur gepleit voor het in eigendom onder algemene titel 'overdragen' van vermogensbestanddelen die tezamen een onderneming vormen. Deze faciliteit zou moeten worden opgenomen in boek 3 BW. De minister reageerde afhoudend; zij wilde eerst ervaring opdoen met de splitsingregeling. De discussie moet echter niet worden gestaakt, maar veeleer worden voortgezet. De faciliteit van 'overdracht van een onderneming onder algemene titel' blijft voor de praktijk van groot belang. In dit artikel wordt hier nader op ingegaan. Tevens wordt aandacht besteed aan de vraag hoe een dergelijke faciliteit in boek 3 BW zou kunnen worden ingevoerd.

Verdieping | Studentartikel
april 1999
AA19990209

Het belanghebbende begrip en het relativiteitsvereiste in het milieu- en ruimtelijk ordeningsrecht

V.M.Y. van 't Lam

Post thumbnail In het milieu- en ruimtelijk ordeningsrecht staat sindsongeveer vier jaar alleen beroep open voor belanghebbenden.Inmiddels is er een grote hoeveelheidjurisprudentie waarin de reikwijdte van het belanghebbende begrip in het milieu- en ruimtelijk ordeningsrechtaan de orde is. In 2008 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder:de Afdeling) uitspraken gedaan waaruit blijkt dat zogenaamdeprocedeerclubs geen toegang hebben tot de bestuursrechter. In dit artikel wordt ingegaan opde vraag of in het ruimtelijke ordeningsrecht en hetmilieurecht het beroepsrecht beperkt moet blijven tot belanghebbenden. Anders gezegd, moet de destijdsdoor de wetgever gemaakte keuze worden teruggedraaid? Voorts wordt bezien of enigerlei vorm van relativiteit zou moeten worden geëist.

Verdieping | Studentartikel
oktober 2009
AA20090640

Het continuïteitsbeginsel in het wetsvoorstel Personenvennootschap

A. Bouichi, F. Jaspers

In dit artikel wordt onderzocht onder welke omstandigheden het voortzetten van een onderneming/vennootschap in het wetsvoorstel tot vaststelling van titel 7:13 van het BW is gewaarborgd en wordt de geuite kritiek besproken. Op deze wijze tracht dit artikel op hoofdlijnen de pijnpunten van het personenvennootschapsrecht weer te geven.

Verdieping | Studentartikel
mei 2004
AA20040325

Het Daschner Dilemma

Dreigen met foltering om levens te redden

S. Garvelink

Post thumbnail Op 30 juni 2008 deed het Europese Hof voor de Rechten van de Mens uitspraak in de geruchtmakende zaak Gäfgen tegen Duitsland. Het ging daar onder meer om de vraag of levensbedreigende situaties aanleiding kunnen zijn om het taboe op foltering in de rechtsstaat te doorbreken. Dit artikel geeft een overzicht van de feitenen procedures en gaat in op de rechtsfilosofische achtergronden.

Verdieping | Studentartikel
januari 2009
AA20090022

Het EG-anti-dumpingsbeleid, de Japanse Antimonopoly Law en het vrijhandelsprincipe

W. Stappers

De handelsrelatie tussen Europa en Japan is gespannen. Aan de ene kant voelen Europese producenten zich in hun bestaan bedreigd door de overmatige export van Japanse producten naar Europa en aan de andere kant is er heftige kritiek op de ontoegankelijkheid van de Japanse markt voor buitenlandse (Europese) producten. Hoewel de Europese- en Japanse overheden met de ondertekening van de Algemene Overeenkomst voor Tarieven en Handel het vrijhandelsprincipe hebben aanvaard, hebben zij zich ter bescherming van hun nationale producenten laten verleiden tot protectionistische handelswijzen. Dit protectionisme komt onder andere tot uiting in de manier waarop de EG-anti-dumpingwetgeving en de Japanse Antimonopoly Law gehanteerd worden.

Verdieping | Studentartikel
oktober 1992
AA19920561