Annotatie

Geerts-Ten Dam

J. Hijma

Hoge Raad 12 oktober 1990, nr. 13990, ECLI:NL:HR:1990:AC2674, RvdW 1990, 174 (Geerts/Ten Dam) In deze uitspraak en de daarbij behorende noot wordt ingegaan op de leer van de risico-aanvaarding en eigen schuld. De casus die hiertoe aanleiding heeft gegeven is er een die tot de verbeelding spreekt. De vraag is in hoeverre er van een passagier die weet heeft van het alcoholgebruik van een bestuurder van een auto sprake is van risico-aanvaarding bij een ongeluk of dat er dan sprake is van eigen schuld en de schade als gevolg van een correctie in het geheel voor de rekening komt van de passagier. De eerste vraag wordt niet besproken door de Hoge Raad maar komt in de noot voldoende naar voren. De Hoge Raad oordeelt dat er sprake is van eigen schuld maar dat het niet klopt dat een benadeelde geen enkele schadevergoeding ontvangt.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
april 1991
AA19910338

Geheimhoudingsplicht en verschoningsrecht van de notaris

G.R. Rutgers

Hoge Raad 18 december 1998, nr. 16837, C97/316, ECLI:NL:HR:1998:ZC2808, RvdW 1999, 2C (mr. Van Olst/De Ontvanger van de Belastingdienst Ondernemingen Emmen) In onderstaand arrest werd bepaald hoe ver de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht van de notaris reikt.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
april 1999
AA19990282

Gekke koeien: in dubio pro sanitate

K.J.M. Mortelmans

Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HVJ EG) 5 mei 1998, C-180/96 (Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannie en Noord-Ierland tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen) In deze zaak komen maatregelen aan de orde in kader van het tegengaan van BSE-besmetting (gekke koeien-ziekte) waarbij een nietigheidsactie wordt ingesteld in de vorm van een kort geding bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
november 1996
AA19960712

Geldlening en gewone gang

A.J.M. Nuytinck

Hoge Raad 5 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1027 (mrs. T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff en G.C. Makkink; A-G mr. E.B. Rank-Berenschot) Huwelijksvermogensrecht. Verbintenissenrecht. Verjaring. Aansprakelijkheid van ene echtgenoot voor verbintenissen, aangegaan door andere echtgenoot ten behoeve van de gewone gang van de huishouding (art. 1:85 BW). Kan verbintenis uit geldlening verbintenis zijn als bedoeld in artikel 1:85 BW? Overeenkomstige toepassing verjaringsbepalingen uit titel 3.11 BW (art. 3:326 BW)? Verjaringstermijn van artikel 3:307 lid 1 BW van toepassing?

Annotaties en wetgeving | Annotatie
september 2024
AA20240757

Geldzak-arrest

J.H. Christiaanse

Hoge Raad 24 september 1980, ECLI:NL:HR:1980:AW9890 Inkomsten uit vermogen voor de inkomstenbelasting Op 20 februari I 972 overleed de vader van belanghebbende, AX, als zijn enige testamentaire erfgename nalatende zijn buiten iedere gemeenschap van goederen met hem gehuwde echtgenote, mevrouw AX-Y. Het echtpaar had vijf kinderen, belanghebbende zijn zuster BX en zijn drie broers CX, DX en EX, die naar aanleiding van de uiterste wilsbeschikking van hun vader allen een beroep op hun wettelijk erfdeel hebben gedaan. Tot de nalatenschap waren dientengevolge gerechtigd belanghebbendes moeder voor drie/achtste en belanghebbende, zijn zuster en zijn broers ieder voor een/achtste aandeel. Tot de boedel hoorde de helft van het geplaatste en volgestorte aandelenkapitaal van de naamloze vennootschappen - verder aan te duiden als ‘X BV’, met beperkte aansprakelijkheid, ‘X Houthandel’, gevestigd te V - in totaal geplaatst en volgestort: 50 aandelen à f 1000,- en ‘M’, eveneens gevestigd te V met een geplaatst en volgestort kapitaal van 10 aandelen à f 1000. De andere helft van het geplaatste kapitaal van deze  vennootschappen - verder aan te duiden als ‘X BV’, onderscheidenlijk ‘M BV’ - was en is in handen van een in Zwitserland wonende broer van belanghebbende vader. FX: belanghebbende vader en deze oom van   belanghebbende bezaten derhalve ieder 25 aandelen X BV en 5 aandelen M BV.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
januari 1981
AA19810026

Gelijke beloning en de ontslagvergoeding: het verschil tussen militaire dienst en ouderschapsverlof

K.J.M. Mortelmans

Hof van Justitie Europese Gemeenschappen (HvJ EG) 8 juni 2004, zaak C-220/02, ECLI:EU:C:2004:334 (Österreichischer Gewerkschaftsbund, Gewerkschaft der Privatangestellten t. Wirtschaftskammer Österreich) Dit arrest gaat over het beginsel van gelijke beloning van mannelijke en vrouwelijke werknemers. Verder gaat het over de meetelling ter berekening van ontslagvergoeding, van militaire dienstperiodes. Mogelijkheid tot vergelijking van werknemers in militaire dienst met vrouwelijke werknemers die bij afloop van hun zwangerschapsverlof ouderschapsverlof nemen, dat niet meetelt bij berekening van ontslagvergoeding.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
september 2004
AA20040654

Gelijkheidsbeginsel opvolging van konfliktregels

H.U. Jessurun d'Oliveira

Rechtbank Alkmaar 22 september 1983, nr. 3961/1983, NIPR 1983, nr. 315 Nu geen rechtskeus is gedaan, is krachtens het Haagse Huwelijksgoederenverdrag 1905 op de vermogensrechtelijke verhouding van partijen toepasselijk de nationale wet van de man. Of zij de bevoegdheid hebben staande huwelijk huwelijkse voorwaarden te maken wordt beslist krachtens het recht van de woonplaats: Nederlands recht.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
september 1984
AA19840472

Gemeenschappelijk Eigendom-‘s-Gravenhage: overheidsaansprakelijkheid beperkt?

Th.G. Drupsteen

Hoge Raad 29 april 1994, nr. 15312, ECLI:NL:HR:1994:ZC1358, RvdW 1994, 107 C; Gem.stem 1994, 6993 nr. 4 m.nt. HH, BR 1994, p. 773, m.nt. N.S.J. Koeman (Gemeenschappelijk Eigendom/'s Gravenhage). ook bekend als Bouwvergunning Schuttersduin. Arrest van de Hoge Raad en daarbij behorende noot waarin wordt ingegaan op overheidsaansprakelijkheid en eigen schuld. In het onderhavige geval was er sprake van een verleende bouwvergunning die later door de bestuursrechter vernietigd werd. Ondertussen had de partij aan wie de vergunning was verleend wel gebruik gemaakt van deze vergunning. De gebruiker vorderde vervolgens een schadevergoeding voor de schade die is ontstaan als gevolg van de vernietiging van de vergunning. De Hoge Raad oordeelt, evenals het hof en rechtbank, dat er i.c. sprake is van eigen schuld en dat de schade aan de vergunning gebruiker zelf te wijten is nu deze gaat bouwen hangende een bezwaar- en beroepsprocedure. In de noot wordt hierop ingegaan evenals op de toetsing van overheidshandelen door de burgerlijke rechter.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
december 1994
AA19940835

Gemeentelijke onroerendgoedbelastingen

J.H. Christiaanse, J.A. Monsma

- HR 16 september 1981,no 20364,BNB 1981/29 5 met noot H.J. Hofstra (geval Amsterdam) - HR 16 december 1981, no 20895, BNB 1982/31 met noot H.J. Hofstra (geval Utrecht)

Annotaties en wetgeving | Annotatie
april 1982
AA19820199

Gemiste vakantie en een lesje staatsrecht van de Hoge Raad

R.J.B. Schutgens

Hoge Raad 18 september 2015, nr. 14/00191, ECLI:NL:HR:2015:2723 (Staat der Nederlanden/werkneemster)

Annotaties en wetgeving | Annotatie
mei 2016
AA20160371

Geneuzel of van fundamenteel belang? Het lot van uitspraken (mede) gewezen door een rechter die nog niet of niet meer in functie is

C.J.M. Klaassen

Hoge Raad 18 november 2016, nr. 16/00545, ECLI:​NL:​HR:​2016:​2607 (Meavita); Hoge Raad 6 oktober 2017, nr. 17/00336, ECLI:​NL:​HR:​2017:​2561 (Moeder/Raad voor de Kinderbescherming en vader); Gerechtshof Amsterdam 9 mei 2017, nrs. 200.186.069/01, 200.186.100/01 en 200.186.113/01, ECLI:​NL:​GHAMS:​2017:​1759; Gerechtshof Amsterdam 30 mei 2017, nr. 200.197.332/01 NOT, ECLI:​NL:​GHAMS:​2017:​1928

Annotaties en wetgeving | Annotatie
februari 2018
AA20180141

Gerechtvaardigd vertrouwen in voor de vrouw nadelige wijziging huwelijkse voorwaarden tijdens huwelijk?

A.J.M. Nuytinck

Hoge Raad 2 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:165 (mrs. C.E. du Perron, H.M. Wattendorff, A.E.B. ter Heide, S.J. Schaafsma en G.C. Makkink; A-G mr. G.R.B. van Peursem) Huwelijksvermogensrecht (art. 1:115 BW); afwikkeling bij echtscheiding. Wijzigingen huwelijkse voorwaarden tijdens huwelijk ten nadele van de vrouw. Zorgplicht notaris (art. 43 lid 1 Wet op het notarisambt); specifieke waarschuwings- en vergewisplicht bij nadelige of riskante gevolgen. Heeft de man, gelet op betrokkenheid van notarissen bij wijzigingen, gerechtvaardigd erop vertrouwd dat wil van de vrouw strookte met haar verklaring (art. 3:33 en 35 BW)?

Annotaties en wetgeving | Annotatie
maart 2024
AA20240235