Geldzak-arrest
Hoge Raad 24 september 1980, ECLI:NL:HR:1980:AW9890
Inkomsten uit vermogen voor de inkomstenbelasting
Op 20 februari I 972 overleed de vader van belanghebbende, AX, als zijn enige testamentaire erfgename nalatende zijn buiten iedere gemeenschap van goederen met hem gehuwde echtgenote, mevrouw AX-Y. Het echtpaar had vijf kinderen, belanghebbende zijn zuster BX en zijn drie broers CX, DX en EX, die naar aanleiding van de uiterste wilsbeschikking van hun vader allen een beroep op hun wettelijk erfdeel hebben gedaan.
Tot de nalatenschap waren dientengevolge gerechtigd belanghebbendes moeder voor drie/achtste en belanghebbende, zijn zuster en zijn broers ieder voor een/achtste aandeel.
Tot de boedel hoorde de helft van het geplaatste en volgestorte aandelenkapitaal van de naamloze vennootschappen – verder aan te duiden als ‘X BV’, met beperkte aansprakelijkheid, ‘X Houthandel’, gevestigd te V – in totaal geplaatst en volgestort: 50 aandelen à f 1000,- en ‘M’, eveneens gevestigd te V met een geplaatst en volgestort kapitaal van 10 aandelen à f 1000. De andere helft van het geplaatste kapitaal van deze vennootschappen – verder aan te duiden als ‘X BV’, onderscheidenlijk ‘M BV’ – was en is in handen van een in Zwitserland wonende broer van belanghebbende vader. FX: belanghebbende vader en deze oom van belanghebbende bezaten derhalve ieder 25 aandelen X BV en 5 aandelen M BV.
U heeft geen toegang tot de download(s) van dit product.
Login of bekijk onze abonnementen
