Vreemdelingenrecht

Goochelen met cijfers over vluchtelingen (deel 2)

M.Y.A. Zieck

Dit academisch jaar, waarin het Vluchtelingenverdrag van 1951 75 jaar wordt, wijdt Marjoleine Zieck, hoogleraar International Refugee Law aan de UvA en hoogleraar Public International Law aan het Pakistan College of Law in Lahore, tien columns in Ars Aequi aan vluchtelingen en heldert zij enige van die misverstanden op. In deze column, die een vervolg is op de column uit het oktobernummer, legt zij uit hoe er nog meer gegoocheld wordt met cijfers over asielzoekers.

Perspectief | Column
november 2025
AA20250791

Gouvernementele rechtspraak?

C.A.J.M. Kortmann

Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State (ABRvS) 4 februari 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AF9319, nr. 200300241/1 De kernvraag bij dit arrest is als volgt: Mag bij een op delegatie berustende regeling een bij de wet aan een ambt toegekende discretionaire bevoegdheid zodanig worden beperkt dat deze bevoegdheid verandert in een gebonden bevoegdheid?

Annotaties en wetgeving | Annotatie
mei 2003
AA20030386

Handboeien en isoleercellen: Over de gebrekkige implementatie van mensenrechten in de vreemdelingenbewaring

G.N. Cornelisse

Post thumbnail Er wordt wel gezegd dat de wijze waarop een maatschappij gedetineerde personen behandelt laat zien in hoeverre die maatschappij zich heeft verbonden aan de universaliteit van mensenrechten. Gesloten instellingen zoals gevangenissen en detentiecentra illustreren namelijk bij uitstek de dilemma’s bij het vinden van een balans tussen veiligheid en het waarborgen van de rechten van de mens. Maar misschien nog wel meer dan de behandeling van gedetineerden maakt de wijze waarop een maatschappij omgaat met immigranten duidelijk in hoeverre de retoriek van universele rechten ook in praktische zin gestalte krijgt. In deze korte bijdrage zal ik ingaan op de bijzondere problemen die spelen bij de implementatie van mensenrechten in de vreemdelingenbewaring.

Opinie | Opiniërend artikel
mei 2011
AA20110339

Heeft een minister een hart?

L.J.A. Damen

Een minister kan een persoon zijn, maar ook een ambt, daarom is een opvolger ook tot op hoogte gebonden aan het beleid van zijn of haar voorganger. Dit is ook het geval geweest bij Rita Verdonk, zij wilde nieuw vreemdelingenbeleid, maar had wel alle juridische consequenties te aanvaarden vanwege de toezeggingen van haar voorganger.

Opinie | Amuse
november 2006
AA20060779

Herziening Vreemdelingenwet

E.A. van Vondelen

In dit artikel wordt de herziene Vreemdelingenwet besproken. Aan bod komen de vereisten voor toegang, toelating, bezwaar en administratief beroep, beroep op de administratieve rechter, hogere voorzieningen, vrijheidsbeperkende en vrijheidsontnemende maatregelen en uitzetting.

Annotaties en wetgeving | Wetgeving
april 1994
AA19940224

Het Akkoord van Schengen en het Nederlandse vreemdelingenrecht

E. Lewin

Zijn een zodanige intensivering van het Nederlandse binnenlands toezicht op vreemdelingen of een zodanige harmonisatie van vreemdelingenwetgeving van Duitsland, Frankrijk en de Benelux mogelijk, dat bij de afschaffing van de grenscontroles tussen genoemde landen het Nederlandse vergunningenstelsel gehandhaafd kan worden?

Bijzonder nummer | Europa 1992
mei 1989
AA19890514

Het gelijkheidsbeginsel in het vreemdelingenrecht

F.T. Groenewegen

In dit artikel wordt ingegaan op de werking van het gelijkheidsbeginsel in het vreemdelingenrecht. Eerst wordt bekeken hoe het gelijkheidsbeginsel in de literatuur en jurisprudentie wordt beoordeeld in het licht van het vreemdelingenrecht. Vervolgens wordt er ingegaan op de beleidsvrijheid. Daarna komt de erkenning van A-status van een vreemdeling en vluchtelingenerkenning aan de orde, in het licht gezien van het gelijkheidsbeginsel. Dit wordt eveneens gedaan bij verblijfsvergunningen. Tenslotte worden problemen besproken rondom de motivering in zaken waarbij het gelijkheidsbeginsel in het geding is.

Verdieping | Verdiepend artikel
december 1994
AA19940803

Het komen en gaan van vreemdelingen

H. Prins

Wie zich verdiept in de literatuur die in de afgelopen 20 jaar verschenen is over het minderhedenvraagstuk, krijgt de indruk dat het toelatingsbeleid zowel de oorzaak voor het minderhedenprobleem is, alswel de voorwaarde voor het oplossen ervan. Het toelatingsbeleid van de jaren ’60 heeft geleid tot de komst van veel buitenlanders naar Nederland. De verandering van het beleid als reactie daarop, zal de hoofdmoot zijn van dit artikel. Toelatingsbeleid is een complex geheel. Vreemdelingen komen op verschillende gronden Nederland binnen, familieleden op grond van humanitaire overwegingen, vluchtelingen op grond van het Vluchtelingenverdrag en het verlenen van vergunningen en vluchtelingen met een zogenaamde B-status op grond van humanitaire overwegingen om er maar enkele te noemen. In dit artikel zal ik alleen de vergunning tot verblijf van de buitenlandse werknemer - ook wel de ‘mediterrane vreemdeling’ genoemd - en de daarmee samenhangende problemen behandelen. Aan het slot komt een betrekkelijk nieuw aspect van het minderhedenbeleid aan de orde. In 1975 is men bij wijze van experiment begonnen met het zogenaamde terugkeerprojecten-programma. Dat had als doel de werkgelegenheid in de landen van herkomst zodanig te stimuleren dat buitenlandse werknemers daar naar terug konden keren. Wat dat opleverde zal aan de hand van het evaluatierapport ‘Terug naar een nieuw begin’ behandeld worden.

oktober 1981
AA19810664

Het Nederlandse ‘polygamiebeleid’ en artikel 8 EVRM

R.A. van der Pol

In dit artikel wordt ingegaan op de in 1992 geldende beleidsregel dat voor een in Nederland verblijvende in polygamie gehuwde vreemdeling slechts één echtgenote en daaruit geboren kinderen voor gezinshereniging in aanmerking komen. De vraag die bij deze beleidsregel gesteld wordt, is of deze regeling wellicht in strijd is met art. 8 EVRM dat recht geeft op 'family life' zonder al te grote inmenging van de staat. Er wordt ingegaan op het begrip polygame in het Nederlandse vreemdelingenrecht en uitspraken van het EHRM en de Hoge Raad inzake polygamie en het recht op gezinsleven.

Verdieping | Verdiepend artikel
september 1992
AA19920476

Het schijnhuwelijk tussen vreemdelingenrecht en gelijkberechtiging van vrouwen

J.J. Bolten

De meeste buitenlandse vrouwen die tot verblijf in Nederland zijn toegelaten, danken hun toelating aan de zogenoemde gezinshereniging met hun reeds eerder hier te lande verblijvende echtgenoot. Met de afhankelijke verblijfstitel van deze vrouwen bezegelt het vreemdelingenbeleid de afhankelijkheid die de maatschappelijke positie van gehuwde vrouwen nog steeds veelal kenmerkt. Terwijl de gezinseenheid in Nederland langzaam maar zeker haar alleenzaligmakend aureool verliest, ook in het recht, blijft het vreemdelingenrecht haar pleitbezorger wanneer het aan de verbreking van hel gezinsverband gevolgen verbindt ten aanzien van de voortzetting van het verblijf. Om met de jurist te spreken: hinc lacrimae! Dat de Nederlandse overheid een allesbehalve permissief toelatingsbeleid voert mag bekend verondersteld worden, maar dat de ‘permissive society’ vreemdelingen buitenshuis behoeft niet als een logische consequentie gezien te worden. In de volgende uiteenzetting zal eerst het recht op gezinshereniging in Nederland geplaatst worden regen de achtergrond van verdragen, van hel systeem der Vreemdelingenwet en van de administratieve praktijk. In het tweede gedeelte wordt de opheffing van het afhankelijk verblijfsrecht onderzocht, waarbij de positie van de buitenlandse vrouwen centraal staat, terwijl meer zijdelings aandacht geschonken wordt aan de tweede generatie. Tenslotte wordt de afhankelijke verblijfstitel besproken als product van een beleid dat onder meer als grillig en ondoelmatig moet worden gekwalificeerd. Aan conclusies valt niet te ontkomen.

oktober 1981
AA19810603

Horen van bezwaarmakers in het vreemdelingenrecht

A.T. Marseille, M. Wever

Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State (ABRvS) 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918

Annotaties en wetgeving | Annotatie
september 2022
AA20220683

Kafka in de polder: één zak met vuilnis te veel