Resultaat 217–228 van de 591 resultaten wordt getoond
J.J. Dammingh
In hun bijdrage ‘Direkt wonen; dat kost geld!’ in de rubriek ‘Redactioneel’ in Ars Aequi van september jl. stellen H. Borgers en M. van de Hel dat woningzoekenden die via een tussenpersoon woonruimte te huur krijgen aangeboden, vaak ten onrechte een (te hoge) vergoeding aan die tussenpersoon moeten betalen. Deze stelling lijkt mij niet juist ten aanzien van de verhuur van onzelfstandige woonruimte. Zo zal de student die via een bemiddelingsbureau een kamer of etage vindt, doorgaans wél terecht courtage aan dat bureau verschuldigd zijn. In het navolgende ga ik nader in op enkele door Borgers en Van de Hel in hun bijdrage geponeerde stellingen.
Opinie | Reactie/nawoorddecember 1998AA19980965
E.H. Hondius
Hondius bepleit aan de hand van een aantal voorbeelden het meer gebruik maken van de klassieke (rechts)filosofie bij de uitleg en toepassing van het contractenrecht.
Opinie | Columnmaart 2008AA20080199
W.H. van Boom
Annotaties en wetgeving | Annotatiejanuari 2017AA20170041
A.G. Castermans
Annotaties en wetgeving | Annotatienovember 2016AA20160849
A.I.M. van Mierlo
Hoge Raad 1 december 2000, nr. C98/301HR, ECLI:NL:HR:2000:AA8718, NJ 2001, 46 (Thomassen Metaalbouw/Vos) en Hoge Raad 11 januari 2002, nr. C00/091HR, ECLI:NL:HR:2002:AD4919, NJ 2002, 81 (Dam & Post/Kringkoop) en Hoge Raad 1 februari 2002, nr. C00/108HR, ECLI:NL:HR:2002:AD5811, NJ 2002, 195 Drie verschillende arresten waarin over verjaring wordt gesproken, elk voorzien van commentaar.
Annotaties en wetgeving | Annotatiedecember 2002AA20020897
N. de Boer, D.F.H. Stein
In dit redactionele artikel wordt ingegaan op de eenmaking van het contractenrecht in Europa. De redacteuren benoemen daarbij de Principles of European Contract Law en het Common Frame of References. De redacteuren menen dat indien er voor een Europese burgerlijk wetboek gekozen wordt er keuzes gemaakt dienen te worden, simpelweg omdat het contractenrecht van de verschillende Europese staten grote verschillen vertoont. Voor het maken van deze keuze wordt aangesloten bij de visie van Duncan Kennedy. Kennedy meent dat het contractenrecht politiek is en schippert tussen individualisme en altruïsme.
Opinie | Redactioneeljanuari 2009AA20090003
E. van Schilfgaarde
In dit artikel wordt de Nederlandse aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad besproken in het licht van de economische analyse zoals die de afgelopen dertig jaar vooral in de Verenigde Staten is ontwikkeld. Centraal staat de grondslag voor aansprakelijkheid uit eigen onrechtmatige daad, in het bijzonder het ongevallenrecht. In de eerste paragraaf wordt een korte uitleg gegeven van het economische model voor aansprakelijkheidsrecht; in de tweede paragraaf wordt de Nederlandse zorgvuldigheidsnorm getoetst aan het economische model; in de derde paragraaf wordt de rol van het toerekeningsvereiste in het Nederlandse onrechtmatige daadrecht besproken en in de vierde paragraaf wordt de economische analyse toegepast op de toerekenbare onrechtmatige daad.
Bijzonder nummer | Rechtseconomieoktober 1990AA19900750
R. Rijnhout
In deze beantwoording van een rechtsvraag op het gebied van het verbintenissenrecht komt de grondslag van aansprakelijkheid voor schade aan de orde, verschillende schade die voor vergoeding in aanmerking komt en immateriële schadevergoeding.
Perspectief | Rechtsvraagmei 2008AA20080390
J. Dekker-Dingemans, T.M. ter Horst-Wielinga
In dit artikel wordt betoogd dat het afsluiten van een aansprakelijkheidsverzekering door een organisatie die werkt met vrijwilligers niet nodig is. Enerzijds kan de organisatie nooit (risico)-aansprakelijk worden gehouden voor de gedragingen van de vrijwilliger daar deze niet bij de organisatie in dienst zijn of werkzaamheden verricht. Anderzijds zijn de gedragingen waardoor de vrijwilliger op onrechtmatige wijze aan derden schade berokkent door diens persoonlijke AVP-polis gedekt. Omdat dit tot nu toe nog maar onduidelijk is, pleit de auteur er voor dat expliciet in de polisvoorwaarden wordt opgenomen dat schade aangericht tijdens vrijwilligerswerk gedekt wordt.
Opinie | Opiniërend artikelseptember 1990AA19900525
L. Loof
De auteur onderzoekt of de moeizame houding in het Nederlandse recht ten opzichte van trustachtige figuren kan worden verklaard door ons absolute eigendomsbegrip. Geconcludeerd wordt dat dit niet het geval is. Als in het kader van trusts en trustachtige figuren wordt gesproken van formele eigendom en materiële eigendom wordt niet bedoeld dat het subjectieve recht van eigendom is gesplitst in twee subjectieve rechten van eigendom, maar veeleer dat sprake is van een van ‘Rechtsinhaberschaft’ afwijkende ‘Vermögenszuordnung’.
Verdieping | Verdiepend artikelseptember 2019AA20190657
Het antwoord op deze verbintenisrechtelijke rechtsvraag kun je vóór 1 november 2014 opsturen naar A.G. Castermans, a.g.castermans@law.leidenuniv.nl. De beantwoording van de rechtsvraag zal worden geplaatst in het aprilnummer 2015. De beste studentinzender wordt beloond met een geldprijs van € 50 plus een keuze uit het Ars Aequi Libri-fonds. Andere serieuze inzenders mogen een keuze maken uit genoemd fonds. De inzenders wordt verzocht om aan te geven aan welke universiteit zij studeren, in welk jaar en welke studierichting zij volgen.
Perspectief | Rechtsvraagseptember 2014AA20140675
H.N. Schelhaas
Hoge Raad 28 september 2018, nr. 18/00855, ECLI:NL:HR:2018:1810, RvdW 2018/1828 (Eigen Haard)
Annotaties en wetgeving | Annotatieapril 2019AA20190293