Sociaal-economisch recht

Nieuws en geheime informatie(bronnen): De Telegraaf tegen de AIVD

E.J. Dommering

Post thumbnail

Op 18 juni 2009 deed het OM een inval bij een journaliste van De Telegraaf waarbij allerlei vertrouwelijke informatie in beslag werd genomen. De journaliste had op basis van geheime bronnen bij de AIVD een artikel gepubliceerd over het weinig degelijke werk van de AIVD. Tegelijk met de inval werd een medewerkster van de AIVD die naar de Telegraaf zou hebben ‘gelekt’ in preventieve hechtenis genomen. In de procedures die volgden, legde het OM stukken over waaruit bleek dat de journalisten van De Telegraaf maanden waren afgeluisterd. De Telegraaf voerde een kort geding om het afluisteren te stoppen en kreeg daarin grotendeels gelijk. In de beklagprocedure vroeg zij teruggave van de in beslaggenomen stukken, maar dat verzoek werd afgewezen. Deze zaak stelt een aantal aspecten van het gebruik van vertrouwelijke (geheime) informatie door de pers en het publiceren van die informatie aan de orde.

Verdieping | Studentartikel
december 2009
AA20090818

Nogmaals: het Polydor-arrest

P. Tuit

Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, zaak 270/80, prejudiciële beslissing van 9 februari 1982

Annotaties en wetgeving | Annotatie
februari 1983
AA19830268

Nogmaals: HP en het Philipsmerk

P.A.C.E. van der Kooij

Meesters-column
juni 1982
AA19820286-2

O2- Hutchison

Ch.E.F.M. Gielen

Hof van Justitie Europese Gemeenschappen (HvJ EG) 12 juni 2008, zaak C-533/06, ECLI:EU:C:2008:339 (O2/Hutchison) Arrest en bijbehorende noot van het HvJ EG waarin het volgende naar voren komt: Uitleg van artikel 5 lid 1 en 2 Merkenrichtlijn 89/104/EEG en van artikel 3bis lid 1 Richtlijn Vergelijkende Reclame 84/450 EEG. De houder van een ingeschreven merk is niet gerechtigd te verbieden dat een derde in vergelijkende reclame die voldoet aan alle in artikel 3bis lid 1 genoemde voorwaarden voor geoorloofdheid, gebruikmaakt van een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met zijn merk. Indien is voldaan aan alle in artikel 5 lid 1 sub b van de Merkenrichtlijn gestelde voorwaarden om het gebruik van een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met een ingeschreven merk, te verbieden, kan de vergelijkende reclame waarin gebruik wordt gemaakt van genoemd teken, echter onmogelijk voldoen aan de in artikel 3bis, lid 1 sub d van de Richtlijn Vergelijkende reclame genoemde voorwaarde voor geoorloofdheid. De houder van een ingeschreven merk is niet gerechtigd te doen verbieden dat een derde in vergelijkende reclame gebruikmaakt van een met dit merk overeenstemmend teken voor dezelfde of soortgelijke waren of diensten als die waarvoor het merk is ingeschreven, indien dit gebruik niet leidt tot verwarringsgevaar bij het publiek, en dit ongeacht of de vergelijkende reclame voldoet aan alle in artikel 3bis van de Richtlijn Vergelijkende Reclame genoemde voorwaarden voor geoorloofdheid.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
november 2008
AA20080812

Octrooi vereist een effectieve oplossing van een probleem

Th.C.J.A. van Engelen

Hoge Raad 25 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:163, IEPT20220225 (Philips v Wiko – EP 659) (raadsleden: M.V. Polak, M.J. Kroeze, T.H. Tanja-van den Broek, C.H. Sieburgh en F.J.P. Lock; conclusie A-G G.R.B. van Peursem) Hoge Raad 25 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:295, IEPT20220225 (Philips v Asus – EP 659) (raadsleden: M.V. Polak, M.J. Kroeze, T.H. Tanja-van den Broek, C.H. Sieburgh en F.J.P. Lock; conclusie A-G G.R.B. van Peursem)

Annotaties en wetgeving | Annotatie
oktober 2022
AA20220796

Octrooirecht, kwekersrecht en voedselkwaliteit

P.A.C.E. van der Kooij

Post thumbnail

De betekenis van het intellectuele eigendomsrecht voor de voorziening van de markt met steeds betere land- en tuinbouwproducten is groot. Octrooi- en kwekersrecht vervullen daarbij sinds vele jaren ieder een eigen rol. Het naast elkaar bestaan van octrooi- en kwekersrecht heeft echter ook tot een aantal juridische problemen geleid, mede als gevolg van de opkomst van de biotechnologie.

Overig | Rode draad | Voedsel & Recht
maart 2014
AA20140214

Ondernemer Mangnus

J.L.P. Cahen

Hoge Raad 5 april 1991, nr. 14154, ECLI:NL:HR:1991:ZC0194, RvdW 1991, 93 (Zeeuwse/Mangnus) Arrest van de Hoge Raad en annotatie op verzekeringsrechtelijk gebied. Aan de orde is in hoeverre een vaststellingsovereenkomst op grond waarvan de verzekerde een bepaald bedrag krijgt uitgekeerd waardoor deze een betere positie komt dan voor het schadeveroorzakende evenement in strijd zou zijn met het indemniteitsbeginsel. De Hoge Raad oordeelt dat terugbetaling van het te veel ontvangen bedrag op grond van het indemniteitsbeginsel in strijd is met de aard van de vaststellingsovereenkomst ook al komt de verzekerde in een andere positie dan in de oude rechtstoestand.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
december 1991
AA19911123

Ondernemerschap in de rechtspleging

Over de kansen van een Netherlands Commercial Court

E. Bauw

Post thumbnail

De beslechting van internationale handelsgeschillen wordt steeds meer een onderdeel van ‘The Global Marketplace’. De laatste jaren snoepen in deze zaken gespecialiseerde 'commercial courts' marktaandeel af van de 'gewone' civiele rechter. Met het initiatief tot de oprichting van een Netherlands Commercial Court, met gespecialiseerde rechters en Engels als procestaal, tracht de Nederlandse rechtspraak aan deze ontwikkeling enig tegenspel te bieden. Zal dit initiatief stand kunnen houden in het internationale geweld?

Opinie | Opiniërend artikel
februari 2016
AA20160093

Ondernemingen na 1992; tussen concurreren en fuseren

V.P.C.M. Maas, B.L.P. van Reeken

De Europese Gemeenschap zorgt de laatste maanden voor veel nieuws. Er worden talloze studies verricht naar de effecten van de realisatie van de interne markt en er wordt veel geschreven over het Europees mededingingsrecht met betrekking tot overnames, fusies en joint-ventures. Dit artikel probeert aan te geven hoe deze gebieden met elkaar samenhangen; hoe het Europees mededingingsrecht de realisatie van de interne markt beïnvloedt. Het zal geen uitputtende behandeling geven van deze materie, het beoogt niet meer dan een introductie te zijn.

Verdieping | Studentartikel
september 1988
AA19880517

Ondernemings- en effectenrecht 2023-2024

Ars Aequi Libri

Post thumbnail Selectie van de belangrijkste wet- en regelgeving op het gebied van het ondernemings- en effectenrecht zoals deze geldt op 1 oktober 2023. De wetsartikelen zijn in de marge voorzien van toelichtende kopjes en de bundel bevat een uitgebreid trefwoordenregister.

9789493333024 - 02-11-2023

Ondernemingsrecht 2025-2026

R.H.M. van Meerwijk, G.J.H. van der Sangen

Post thumbnail Selectie van de belangrijkste wet- en regelgeving op het gebied van ondernemingsrecht zoals deze geldt op 1 juli 2025. De wetsartikelen zijn in de marge voorzien van toelichtende kopjes.

9789493333468 - 15-08-2025

Ondernemingsrecht en effectiviteit

B. Geersing

De betekenis van wetgeving zal in de toekomst nog in belang toenemen. Die stelling lijkt gerechtvaardigd als sociale wetenschappers uitspreken, dat de wetgeving de werkgever tot verbetering van de kwaliteit van de arbeid zal moeren dwingen. De situatie wordt ingewikkelder als tevens uit geschriften van sociale wetenschappers twijfel blijkt over de deskundigheid van vele wettenmakers op hun terrein. Ondeskundigheid, omdat voldoende kennis over een bepaald werkelijkheidsgebied plus de kennis over de effecten, van de op grond van die deskundigheid getroffen wettelijke maatregelen, niet bestaat. Ook bij juristen bestaat ontevredenheid over het wetgevingsproces. Het ministerie van Sociale Zaken wordt verweten geen goede reputatie te hebben op het terrein van wetgeving. In dit verwijt wordt vooral kritiek op de onduidelijke formuleringen in de WOR '79 geuit. Bovendien wordt door juristen gesteld, dat de wetgever in zijn taak te kort schiet, ingrijpende veranderingen in de samenleving te beantwoorden met de vorming van nieuw recht. In de jaarvergadering van de Nederlandse Juristenvereniging (NJV) van 1979 wordt uitvoerig kritiek geuit op het bestaande wetgevingsproces. Preadviseur Scheltema stelt daarbij uitdrukkelijk het vraagstuk van de effectiviteit van wetgeving aan de orde. Hij constateert een ernstig gebrek aan kennis omtrent dit vraagstuk. Vragen naar effecten van wetten, naar het ontstaan van niet voorziene en wellicht schadelijke neveneffecten, naar het juiste sanctiesysteem, en naar beter werkende alternatieven, worden volgens hem nauwelijks gesteld. Het macabere is, dat de discussie naar aanleiding van de beide preadviezen, zijn stelling bevestigt. De enige. die meer dan terloopse aandacht aan het vraagstuk van de effectiviteit besteedt is afkomstig uit dezelfde vakgroep van de RU Groningen als waartoe de preadviseur behoort. Het ontbreken van voldoende empirisch materiaal behoeft ons er niet van te weerhouden het vraagstuk van de effectiviteit aan te pakken, zo menen anderen. Het onderscheid tussen de adressanten- en de adressaten-positie, kan al leiden tot enige theorievorming vanuit de adressaten-optiek. Men zou zich moeten afvragen: 'Hoe zou je procedure en inhoud moeten aanpassen aan de behoeften van mensen? Waarom zouden we dan ook niet de slogan '"wetgeving met een menselijk gezicht" aanheffen?' aldus Van Maarseveen, een voorstander van deze theorievorming.

Meesters-column
januari 1981
AA19810014