Rechtsgeschiedenis

‘De Sahara ligt er. Of je nu van zand houdt of niet’. Jop Spruit over het Romeinse recht

Jop Spruit over het Romeinse recht

F. Ahlers, L. van den Berge

Post thumbnail Emeritus hoogleraar rechtsgeschiedenis Jop Spruit voltooide onlangs na bijna een kwart eeuw een enorm project: de Nederlandse vertaling van het Corpus iuris civilis in een prachtige twaalfdelige reeks, waarin naast het Nederlands ook de oorspronkelijke Latijnse en Griekse teksten zijn opgenomen. Het Corpus iuris civilis is de codificatie van het Romeinse recht die werd opgesteld in opdracht van de Oost-Romeinse keizer Justinianus (527-565). Deze bevat een verzameling juridische teksten die van allesbepalende invloed is geweest op de ontwikkeling van het recht in Europa en op de nationale Europese rechtsstelsels. Ars Aequi vroeg Spruit naar zijn visie op het Romeinse recht, zijn drijfveren voor deze vertaling en zijn mening over de hedendaagse plaats van het Romeinse recht in het juridisch onderwijs.

Opinie | Interview
april 2012
AA20120261

‘Die Zeit in Gedanken erfaßt’

Hegel en Thorbecke over het recht, de staat en de geschiedenis

L. van den Berge

Als geen andere staatsman geldt Johan Rudolf Thorbecke (1798-1872) als een ‘filosoof in de politiek’. Over de wijsgerige achtergronden van zijn politieke optreden is dan ook veel gepubliceerd. De verhouding tussen het denken van Thorbecke met dat van Hegel is daarbij sterk onderbelicht. Dat komt waarschijnlijk onder andere doordat Thorbecke zich in enkele dagboekaantekeningen sterk tegen Hegel en zijn volgelingen verzette. Veel biografisch georiënteerde onderzoekers lieten de verhouding tussen de ideeën van Hegel en die van Thorbecke daarom ongeëxploreerd. Maar of Thorbecke zich nu tegen Hegel afzette of niet: dat hun beider visies op het recht, de staat en de geschiedenis behalve enkele verschillen vooral ook opmerkelijke gelijkenissen vertonen is evident. Een nadere bestudering hiervan vergroot ons inzicht in de wijze waarop Thorbecke een conservatief-liberaal rechtsfilosofisch kader schiep waarbinnen het recht en de staat zonder revolutionair geweld konden worden vernieuwd.

Bijzonder nummer | Duits recht
juli 2014
AA20140525

‘Een woelende geest’: Cornelis van Bijnkershoek

A.J.B. Sirks

Post thumbnail Cornelis van Bijnkershoek publiceerde een boek dat hem Europese faam bezorgde, drie jaar later was hij lid van de Hoge Raad van Holland, Zeeland en West-Friesland en 23 jaar later werd hij president hiervan.

Rode draad | Beroemde en Beruchte rechters
april 2010
AA20100278

‘Knap lastig, lastig knap’ – prof.mr. Jannes Eggens (1891-1964)

T.E. Booms

Post thumbnail ‘Meijers en Scholten worden door velen als de grootste civilisten van de twintigste eeuw beschouwd. Vraagt men naar de drie grootsten, dan wordt de naam van Eggens vaak aan dit tweetal toegevoegd’, schreef Ewoud Hondius in 1987. Maar wie was die Eggens dan? Tom Booms geeft een overzicht van de persoon en zijn werk.

Perspectief | Perspectiefartikel
mei 2014
AA20140393

‘We kweken een Mexicaans leger met alleen maar generaals en officieren en bijna geen manschappen’

Interview met prof. dr. A.A.M. Kinneging

D.J.W. Jongsma, J.M.J. van Rijn van Alkemade

Het bieden van academische vorming is traditioneel onderdeel van iedere universitaire onderwijsmissie. Het streven daarbij is om van studenten breed gevormde, weldenkende mensen te maken, voorbereid op hun toekomstige positie in de maatschappij. Aan de universiteit behoort, mede met het oog hierop, een intellectueel klimaat te heersen dat ruimte biedt voor verdieping, reflectie en contemplatie. Maar in hoeverre beantwoorden de hedendaagse rechtenstudie en de hedendaagse universiteit nog wel aan dit ideaalbeeld? Komt academische vorming voldoende aan bod? 'Massificatie'en 'verschoolsing' van de rechtenstudie, geldgebrek en bureaucratisering van de universiteit zijn immers al jarenlang veelgehoorde klachten. Wat zijn de uiteindelijke gevolgen hiervan voor de maatschappij? We vragen het aan Andreas Kinneging, hoogleraar rechtsfilosofie aan de Universiteit Leiden.

Verdieping | Interview
oktober 2007
AA20070770

‘Je was erbij, dus je bent erbij’

Groepsaansprakelijkheid van artikel 6:166 BW en het Byzantijns recht

D. Penna

Post thumbnail In hoeverre kan de bestudering van Romeins en Byzantijns recht toegevoegde waarde hebben bij de uitleg en de toepassing van het huidige recht? Aan de hand van een voorbeeld zal ik in deze bijdrage op die vraag ingaan. Ik zal mij daarbij richten op de discussie die in Nederland is ontstaan over groepsaansprakelijkheid (art. 6:166 BW). Naar aanleiding van Byzantijnse en westerse commentaren over groepsaansprakelijkheid zal ik ook ingaan op de verhouding tussen de Byzantijnse en de westerse juridische traditie en de rol die Byzantijns recht kan spelen bij de interpretatie van het Corpus Iuris Civilis.

Verdieping | Verdiepend artikel
november 2023
AA20230873

‘Leef als vrije mensen, en verschuil u niet achter uw vrijheid om u te misdragen’

E.G.D. van Dongen

Post thumbnail Neminem laedit qui suo iure utitur. Over burenruzies, loze schoorstenen en evident ongegronde vorderingen. Deze amuse illustreert de waarde van de bestudering van de rechtsgeschiedenis aan de hand van het leerstuk misbruik van bevoegdheid.

Opinie | Amuse
april 2020
AA20200318

‘Ras’ en ‘gemengdheid’ in Nederlandse jurisprudentie

B. de Hart

Post thumbnail Het is mijn bedoeling het beeld dat voor Nederlandse juristen ‘ras’ er in de rechtsgeschiedenis nooit toe deed bij te stellen. Eerder deed ik dat aan de hand van korte biografieën van enkele Nederlandse juristen en de rol van het denken over ‘ras’ in hun werk als wetgever, rechter en wetenschapper. In deze bijdrage onderzoek ik Nederlandse jurisprudentie in de periode voor 1970, waarin ik naga hoe rechters in rechterlijke beslissingen betekenissen van ‘ras’ (re)produceerden.

Verdieping | Verdiepend artikel
april 2021
AA20210359

‘Slechts de “principieele” houding lijkt mij in dezen “doelmatig”’

Boekbeschouwing naar aanleiding van Kees Schuyt, R.P. Cleveringa. Recht, onrecht en de vlam der gerechtigheid

C.J.H. Jansen, W.D.M. Rijnenberg

Corjo Jansen en Willem Rijnenberg bespreken in deze bijdrage het boek 'R.P. Cleveringa. Recht, onrecht en de vlam der gerechtigheid' van Kees Schuyt en daarmee ook het leven en werk van Cleveringa, de Leidse facultaire gemeenschap uit de oorlogstijd en een ander vooraanstaand, maar onderbelicht gebleven lid van deze gemeenschap, Ben Telders.

Literatuur | Boekbespreking
november 2019
AA20190919

50 jaar Eichmann in Jerusalem: provocatie, vergissing en herziening

N. Rozemond

Post thumbnail Eichmann in Jerusalemvan Hannah Arendt was bedoeld als provocatie aan het adres van de Israëlische premier David Ben-Gurion. Hij wilde volgens Arendt het proces tegen de oorlogsmisdadiger Adolf Eichmann gebruiken ter legitimatie van de staat Israël. Haar beroemde typering van Eichmann als banale dader was een polemisch middel om deze legitimatie te ontkrachten. Los van de polemiek met Ben-Gurion is Arendts typering van Eichmann een ernstige vergissing die aan een grondige herziening toe is. Het boek van Arendt bevat een veel betere typering van het kwaad van Eichmann: de welbewuste vernietiging van menselijke pluraliteit.

Opinie | Opiniërend artikel
februari 2013
AA20130119

Academic jurists and legal science. The legacy of Professorenrecht

B. Wauters

Post thumbnail This article examines the rise, decline, and legacy of ‘Professorenrecht’ – the idea that legal development should be guided by academic jurists. Focusing on 19th-century Germany, it analyzes Savigny’s Historical School and the role of professors in proposing legal categories and concepts, as well as in extra-judicial adjudication. It contrasts their scholarly influence with their limited practical role in drafting the Bürgerliches Gesetzbuch. The article argues that while professors rarely create law outright, their methodological influence still shapes doctrinal coherence in both national and European legal projects.

Verdieping | Verdiepend artikel
november 2025
AA20250759

Academierechtspraak

F.A.J. van der Ven

Post thumbnail Vandaag de dag bestaan de voorrechten van studenten alleen nog uit de van overheidswege verstrekte beurs en OV-kaart, verder zijn zij gelijkgesteld aan de ‘gewone’ burgers. In de 17e en 18e eeuw stonden studenten in zekere zin buiten de burgermaatschappij. Dat had zo zijn voordelen. Zo hoefden studenten bijvoorbeeld geen belasting op wijn en bier te betalen en genoten zij het privilege van een eigen rechtbank. Wat dat forum academicum voor hen betekende wordt duidelijk in dit artikel.

Verdieping | Verdiepend artikel
februari 2025
AA20250097