Personen-, familie- en jeugdrecht

Het Anglo-Amerikaanse recht als inspiratiebron bij het oplossen van de Nederlandse problematiek rond de koude uitsluiting?

J. van Duijvendijk-Brand

De problematiek van de koude uitsluiting vindt haar oorzaak allereerst in het feit dat de rollen binnen een huwelijk nog vaak steeds zo verdeeld zijn dat de ene echtgenoot (meestal de man) de taak van (hoofd)kostwinner op zich neemt en de ander, die geen of slechts gedeeltelijk bepaalde arbeid buitenshuis verricht (meestal de vrouw), zorgt voor het huishouden en het opvoeden van de kinderen. De (betaalde) arbeid van de man en de 'huishoudelijke arbeid' van de vrouw leveren andersoortige revenuen op; in het geval van de man is dat geld, de arbeid van de vrouw levert - als het goed is - een aangenamer leven voor hen beiden en hun kinderen op. In het dan rechtvaardig dat, mocht het huwelijk stranden, de man 'het zijne' neemt en de vrouw kan teren op haar goede werken, of dient de vrouw op enige wijze een beloning voor haar huishoudelijke arbeid te krijgen? Daarnaast wordt de afwikkelijk bij echtscheiding niet zelden gecompliceerd doordat de echtgenoten hun financiën in weerwil van hun huwelijkse voorwaarden niet volledig gescheiden houden, bijvoorbeeld doordat de ene echtgenoot bijdragen (financieel of in natura) levert voor de verwerving of verbouwing van een onroerende zaak die op naam staat van de ander. Onstaat als gevolg daarvan een vergoedingsrecht en zo ja, luidt dat dan nominaal of heeft de financierende echtgenoot ook recht op eventuele waardestijgingen?

Bijzonder nummer | Anglo-Amerikaans recht
mei 1998
AA19980437

Het EHRM slaat geen nieuwe piketpaaltjes in het relatierecht.

Geen schending artikel 8 EVRM door beperking van het verschoningsrecht tot formele relaties

W.M. Schrama

Post thumbnail Het Nederlandse strafprocesrecht kent in artikel 217 aanhef en onder 3 Sv alleen een verschoningsrecht toe aan bloed- of aanverwanten in de rechte lijn en in de zijlijn tot in de derde graad en aan de (voormalig) echtgenoot of (voormalig) geregistreerd partner, maar niet aan informele samenleefrelaties. Ongehuwd samenlevende partners moeten dus getuigen, ook als dat strafrechtelijk gezien in het nadeel van hun partner is. Een zaak waarin dit zich voordeed is voorgelegd aan het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, dat in april 2012 uitspraak heeft gedaan. Deze beslissing staat in dit artikel centraal.

Opinie | Opiniërend artikel
april 2013
AA20130281

UCERF 15 - Actuele ontwikkelingen in het familierecht

Het gearrangeerde huwelijk in kaart gebracht

N.N. Tahir

Naema Tahir plaatst het gearrangeerde huwelijk in het licht van het in het westen geaccepteerde ‘autonome’ huwelijk. De bijdrage is gebaseerd op haar promotieonderzoek waarin de manier waarop we aankijken tegen deze ‘vreemde’ huwelijksvorm als problematisch wordt gezien. Volgens Tahir is deze kijk tamelijk negatief en gaat het uit van een te beperkt perspectief op […]

Het gezag van de ongehuwde vader bezien vanuit een nationaal en Europees perspectief

C.G. Jeppesen de Boer

Post thumbnail

Welke positie heeft de ongehuwde vader? Zijn positie is aan de orde gesteld door Tweede Kamerlid Vera Bergkamp van D66. Zij vindt dat het voor ongehuwde vaders makkelijker moet worden om na erkenning gezag over hun kinderen te krijgen. Een initiatiefwetsvoorstel met toelichting is gepubliceerd op de website van D66. Volgens dit voorstel krijgt de ongehuwde vader die het kind erkent automatisch gezag, behoudens enkele uitzonderingen; onder andere in de situatie waar de ouders het eens zijn en verklaren dat het gezag alleen door de moeder wordt uitgeoefend. Ook de Staatscommissie Herijking Ouderschap heeft zich gebogen over het onderwerp en stelt voor dat met de aanvaarding van ouderschap door de ongehuwde vader het gezamenlijk ouderlijk gezag ook meteen geregeld wordt. Naar huidig Nederlands recht krijgt de ongehuwde vader geen automatisch gezag na erkenning, in tegenstelling tot de vader die een huwelijk of geregistreerd partnerschap met de moeder heeft. In deze bijdrage wordt de positie van de ongehuwde vader met betrekking tot het gezamenlijk ouderlijk gezag behandeld in een Nederlands en Europees perspectief.

Verdieping | Verdiepend artikel
februari 2017
AA20170089

Het Haags Huwelijksverdrag van 1978 in Nederland

C. Joustra

In dit artikel wordt het Haags Huwelijksverdrag van 1978 (Verdrag Conflictenrecht Huwelijk (VCH)) besproken en de daarbij behorende invoeringswet (Wet conflictenrecht huwelijk (WCH)). In het verdrag en de daarbij behorende wet wordt geregeld in hoeverre mensen in het buitenland kunnen trouwen en volgens welk recht dit gebeurt. Ook wordt de erkenningsvraag van in het buitenland gesloten huwelijken geregeld. In dit artikel wordt de totstandkoming en inhoud van het verdag besproken. Daarna komt de werking van het verdrag voor Nederland aan de orde. Vervolgens komen Zwitserland en Duitsland nog aan bod. Tenslotte wordt er nog uitgebereid commentaar geregeld om de regeling in het verdrag en de uitwerking ervan.

Annotaties en wetgeving | Wetgeving
april 1989
AA19890261

Het herziene jeugdstrafrecht

G. Mintjes

In dit artikel wordt ingegaan op de herziening van verschillende wetten die invloed hebben op het jeugdstrafrecht. Zo wordt er ondermeer ingegaan op de leeftijdsgrens van meerderjarigheid, verjaring, HALT-afdoening, transacties, verschillende soorten straffen, alternatieve sancties. Ook wordt er ingegaan op de formele kant van het strafrecht met ondermeer aandacht voor de bevoegde rechter, raadsman en de jeugdige en het overgangsrecht.

Annotaties en wetgeving | Wetgeving
oktober 1995
AA19950781

Het inzagerecht van de ex-mentor na het overlijden van de betrokkene

D. Pos

Op 29 januari 1998 wees de civiele kortgedingkamer van het gerechtshof te Amsterdam een belangwekkend arrest. Inzet van het onderhavige kort geding was inzage in het medisch dossier van eenoverleden psychiatrische patiënte door haar vader, tevens haar ex-mentor. Het Hof wees de vorderingvan de vader toe en vernietigde het vonnis van de president in eerste aanleg.

Verdieping | Studentartikel
juni 1998
AA19980547

Het kind van de rekening

I. Meijer

Redactioneel artikel waarin twee redacteuren betogen dat het eerste boek van het Burgerlijk Wetboek niet meer van deze tijd is. Na een aantal voorbeelden waarin Nederland door het EHRM op haar vingers is getikt inzake onder meer afstamming en erkenning bepleiten de redacteuren voor een actualisering van Boek 1 BW.

Opinie | Redactioneel
februari 1995
AA19950099

Het nieuwe huwelijksvermogensrecht

J.M.I. Vink

Vanaf 1 januari 2018 is de algehele gemeenschap van goederen niet langer het basisstelsel waarin stellen trouwen als zij geen huwelijkse voorwaarden hebben opgemaakt. Vanwege een initiatiefwet van de Tweede Kamer wordt het basisstelsel gewijzigd in een beperkte gemeenschap van goederen. In dit artikel worden de totstandkoming en achtergrond van de nieuwe wet uiteengezet en wordt ingegaan op de belangrijkste wijzigingen die per 1 januari 2018 in werking treden.

Annotaties en wetgeving | Wetgeving
november 2017
AA20170932

Het nieuwe Surinaamse BW: invloeden van en overeenkomsten met het Nederlandse BW

A.C. Akkal-Ramautar

Post thumbnail Het nieuwe Surinaamse Burgerlijk Wetboek, ingevoerd in 2025, vervangt het oude Burgerlijk Wetboek van 1869 en markeert een belangrijke modernisering. Het is gebaseerd op de Nederlandse en Caribische regeling, maar bevat ook specifieke Surinaamse accenten en omvat acht boeken. Bijzonder zijn de wijzigingen in het erfrecht, de regeling voor langdurig onverdeeld gebleven gemeenschappen en het appartementsrecht. Opmerkelijk is de erkenning van allo­diale eigendom als volwaardig eigendomsrecht. Door aansluiting bij de Nederlandse nummering blijft gebruik van Nederlandse literatuur en jurisprudentie mogelijk, wat rechtszekerheid en rechtsontwikkeling bevordert.

Rode draad | Buiten Westen
oktober 2025
AA20250715

Het omgangsrecht van de spermadonor op grond van diens nauwe persoonlijke betrekking met het kind

A.J.M. Nuytinck

Hoge Raad 30 november 2007, nr. R06/183HR, ECLI:NL:HR:2007:BB9094, LJN: BB9094 Geschil tussen moeder van door kunstmatige inseminatie verwekt minderjarig kind en spermadonor over de vraag of hij als biologische vader op de voet van artikel 1:377f BW is gerechtigd tot omgang met kind. De Hoge Raad oordeelt dat door bijkomende omstandigheden ook reeds voor de geboorte van het kind een nauwe persoonlijke betrekking kan ontstaan en acht het verzoek ontvankelijk. Het hof heeft de omstandigheden die het daarbij heeft betrokken juist beoordeeld.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
februari 2008
AA20080133

UCERF 8 - Actuele ontwikkelingen in het familierecht

Het onterfde kind

J.W.A. Biemans

In deze bijdrage staat de vermogensrechtelijke positie van het minderjarige kind in het erfrecht centraal, en in het bijzonder de vermogensrechtelijke positie van het onterfde minderjarige kind.